In een groot bos slaat een bliksemschicht in een dode eik. De kurkdroge boom vliegt in brand. Een kleine vogel, Olla, waarschuwt de andere dieren in het bos voor de dreigende bosbrand en probeert ze ervan te overtuigen om die te blussen. Maar zij zeggen: „Jij weet heel goed dat het blussen van een bosbrand geen taak is voor ons, de kleine dieren. Bosbranden worden geblust door de grote dieren.”
Toen Kees Klomp (55) het verhaal van Olla vertelde in de klas van zijn destijds negenjarige zoon Finn, stak na drie zinnen een meisje haar hand op: „Papa van Finn, u heeft het over klimaatverandering, hè?” De juf keek verbijsterd, zegt Klomp, maar híj kreeg bevestigd wat hij al vermoedde: kinderen weten heel goed wat er aan de hand is.
Klomp bewerkte het verhaal, dat hij kende uit de boeddhistische overlevering maar dat ook wordt toegeschreven aan de Aboriginals en de inheemse Amerikanen, tot een kinderboekje: De Regenmaker. Afgelopen vrijdag ontving hij de Over Hoop Prijs voor het boek en een gelijknamig milieuproject voor basisscholieren. Het is een jaarlijkse onderscheiding van 25.000 euro voor een grensverleggend initiatief op het snijvlak van cultuur en maatschappij. De organisatie achter de prijs, Stichting Over Holland, schreef in het juryrapport dat zijn initiatief een toonbeeld is van het geloof dat verandering mogelijk is als mensen zich niet onterecht laten geruststellen. Klomp: „De vogel Olla laat zien hoe een eenling een beweging in gang kan zetten. Zelfs letterlijk de wereld kan veranderen.”
Boze ouders
Klomp werkt sinds januari als programmamanager binnen het economisch domein van de hogeschool Windesheim in Zwolle. Daarvoor was hij lector betekeniseconomie aan de hogeschool van Rotterdam. De aanleiding om het verhaal van Olla aan de klas van zijn zoon te vertellen, was een vraag die Finn (nu 10) hem stelde terwijl ze samen naar het Jeugdjournaal keken. Er was een item over klimaatverandering en Finn vroeg waarom ze het daar nooit over hadden op school. Klomp: „Ik vond dat zo’n ontzettend goeie vraag, en ik had er geen antwoord op. Dus ging ik de volgende dag naar zijn juf om het te vragen.”
Zij bevestigde dat de school het onderwerp vermijdt omdat het zo ingewikkeld is. „Ze zei: als wij de klimaatverandering bespreekbaar maken in de klas, gaan kinderen verdiepende vragen stellen. En wij kunnen die vragen alleen maar beantwoorden op een manier die meer onrust, verdriet en angst teweegbrengt. En vervolgens krijgen we boze ouders op bezoek die ons dat verwijten.”
Klomp kende die discussie al van zijn werk op de hogeschool. Ook daar werd gesproken over de vraag of studenten aan een businessschool, die opgeleid worden tot bedrijfskundigen, accountants en commercieel managers, moesten leren over klimaatverandering. „Er waren collega’s die vonden: wij moeten opleiden, niet opvoeden. Dat is aan de ouders.” Maar anderen, onder wie Klomp zelf, bepleitten: als wij tegenover onze studenten net doen alsof klimaatverandering niet bestaat, en als wij net doen alsof bedrijven, de markt en de economie niet zullen veranderen, dan zijn wij slechte opleiders. Dan leiden wij onze studenten op in een leugen. „Wij vonden: het móét centraal staan, want dit gaat hun leven bepalen.”
Toch dacht Klomp aanvankelijk dat de keuze om het onderwerp te vermijden aan de basisschool van zijn zoon lag; het is een klein dorpsschooltje met zeventig leerlingen in het Drents dorpje Drouwen, „niet bepaald het centrum van de wereld”. Hij besloot om dezelfde vraag ook aan andere scholen te stellen, verspreid door het land. Overal kreeg hij hetzelfde antwoord: we vinden klimaatverandering een ongelooflijk ingewikkeld onderwerp en áls we het al behandelen, doen we dat zo kort mogelijk. Want er is niets hoopvols dat ze zelf kunnen doen. En de reacties van de ouders – daarvoor waren de meeste docenten nog benauwder dan voor die van de kinderen.
Dertigduizend boekjes
Maar het gekke was, en dat zag Klomp ook bij zijn eigen zoon, dat die kinderen intussen heel goed weten dat klimaatverandering een probleem is. Dat zien ze op het Jeugdjournaal, op TikTok, op YouTube en op Instagram. Populaire influencers praten erover. „De realiteit is dat scholen het helemaal niet weg kúnnen houden bij de kinderen. Het onderwerp houdt ze bezig, maar ze krijgen daar geen erkenning voor doordat het op school niet wordt besproken. Het is net alsof het er niet is, terwijl iedereen weet dat het er wél is.”
Kees Klomp werkte het verhaal over de vogel Olla uit op papier en noemde het De Regenmaker. Een bevriende uitgever stelde voor om er een boekje van te maken. Hij liet kindertekeningen, die Finns klasgenoten op hun eigen verzoek over het verhaal hadden gemaakt, bewerken door een kunstenaar, Stang Gubbels. En nadat Klomp aan vrienden en kennissen had gevraagd om een bijdrage aan de drukkosten, was er binnen drie dagen zoveel geld toegezegd dat er twintigduizend boekjes gedrukt konden worden. Boekjes die hij gratis wilde verspreiden op basisscholen om daar voorgelezen te worden. „Mijn vrouw zei: straks zitten wij met honderd van die dozen in de schuur, al die boekjes raak je natuurlijk nooit kwijt. Maar ze waren in minder dan een maand op.”
Het ging vanzelf, zegt Klomp, ook doordat er wat aandacht voor kwam in de media en op sociale media. De Triodos Foundation bood aan om een extra oplage te financieren. Dat werden er nog eens tienduizend, ditmaal met een harde kaft en een groter formaat. En nu willen de bibliotheken een exemplaar opnemen in hun collectie. „Die hebben er ongeveer duizend nodig. Van de tweede oplage zijn er nog maar ongeveer 2.500 over.”
Regenbui
Terwijl alle dieren in het bos vluchten voor de vuurzee, haalt het vogeltje Olla steeds één druppeltje water uit een meer – meer past er niet in haar snavel – en gooit dat op het vuur. Zinloos, roepen de dieren naar Olla, alleen een regenbui kan dit vuur doven. „Een regenbui is niks anders dan een heleboel druppels”, zegt Olla. „Jullie kunnen me beter gaan helpen.”
We hebben als maatschappij een beeld geschapen, zegt Klomp, dat er een probleem aankomt dat we nog kunnen voorkomen. „Maar het ís er al. En pas op het moment dat wij dat beginnen te beseffen, kunnen we ons anders gaan gedragen en onderdeel proberen te zijn van een oplossing.” We kunnen wel naar de overheid en naar het bedrijfsleven blijven kijken, zegt hij, maar „we rijden met 200 kilometer per uur af op een enorme kloof, iedereen ziet het en toch blijft iedereen met zijn armen over elkaar zitten”. Tegen de chauffeur zeggen we: ík ben niet aan het sturen, je moet míj niet vragen om verantwoordelijkheid te nemen. „Zo komt het niet goed. Kinderen begrijpen dat wél.”
Er wordt vaak gedacht en gezegd dat de impact van wat een individu kan doen te beperkt is. Kees Klomp is het daar niet mee eens. „Er is een narratief ontstaan waarin jij en ik ons consumptiegedrag moeten aanpassen. Wij moeten stoppen met vliegen en met vlees eten. En daar is niks onwaars aan, maar daarmee wordt alle macht die je als burger hebt gereduceerd tot de rol van consument.” Terwijl burgers bijvoorbeeld ook bedrijven voor de rechter kunnen slepen, dat gebeurt steeds vaker, en politieke partijen en bewegingen kunnen beginnen. „Mensen kunnen voorleven, zoals Olla dat doet. Dat is iets anders dan een voorbeeld zijn: voorbeelden zijn mensen die iets kunnen en doen wat jij ook ambieert maar nog niet weet te bewerkstelligen. Voorlévers zijn mensen die iets heel gewoons doen. Het verschil met de rest is dat zij iets dóén. Zij denken niet dat het niet aan hen is om in actie te komen.”
Niet dogmatisch
Klomp vond het belangrijk dat Olla niet dogmatisch is, ze zegt niet tegen de andere dieren wat zij zouden moeten doen. „Het gaat fout als jij je eigen wereldbeeld gaat opdringen aan een ander. Dat doen we nu te veel. Olla vraagt om hulp, en als die niet komt, gaat ze het gewoon doen. Op een gegeven moment komen de dieren zélf tot de conclusie dat ze moeten bijspringen. Dat is waar ik in geloof.”
Het was voor Kees Klomp een verrassing dat hij de Over Hoop Prijs won: hij hoorde pas dat hij genomineerd was toen er al een shortlist was. Een half uur voordat de juryvoorzitter hem belde met de mededeling dat hij de winnaar was, had hij een gesprek gevoerd met vier van zijn studenten. Zij willen voor hun afstudeerproject een eindmusical voor groep acht maken, gebaseerd op De Regenmaker. Toen hem gevraagd werd wat hij met het prijzengeld zou gaan doen, wist hij het meteen. Afgelopen vrijdag gaf hij het prijzengeld symbolisch door aan deze vier studenten. Ze kunnen er onder meer scriptschrijvers en choreografen mee inhuren. Het doel is dat de musical aan het einde van volgend schooljaar op honderd scholen wordt uitgevoerd.
Dat is precies op tijd voor de eindmusical van Finn. Klomp: „Ik vermoed dat basisschool de Ekkelhof in Drouwen een van de scholen is die hieraan mee gaat doen, ja. Dan is de cirkel rond.”