De eindeloze vertakkingen van de werkelijkheid in de nieuwe roman van Haruki Murakami

Zo’n veertig jaar geleden schreef Haruki Murakami een roman die bevestigde wat al voorzichtig was aangekondigd: de geboorte van een unieke literaire stem. De Japanner was indertijd midden dertig, had zijn jazzclub in Tokio gesloten om voltijds schrijver te worden en had al een bescheiden publiek gevonden met De jacht op het verloren schaap (1982).

Hard-boiled Wonderland en het eind van de wereld (1985) was wilder en ambitieuzer, het werk van een auteur die de eenzaamheid van de moderne mens toonde, de groeiende kloof tussen diens buitenwereld en diens belegerde binnenwereld, en de betrekkelijkheid van de ‘realiteit’. Het werk van een ziener die de onthechting en sociale onttakeling zag die zelfs het van oudsher collectivistische Japan zou gaan bepalen. Hard-boiled Wonderland was in die zin een intentieverklaring. Het is letterlijk een boek over gespletenheid: twee verhaallijnen, spelend in twee werelden die twee manieren van leven en twee vormen van bewustzijn lijken te symboliseren. In de ene wereld, getoonzet als de sciencefiction-versie van een hardboiled-detective, is de hoofdfiguur een gescheiden data-cowboy die in Tokio informatie codeert en decodeert. De andere wereld is een tijdloze, door hoge muren omgeven slaapstad waar mensen van hun schaduw zijn gescheiden, schaduwen die als losse entiteiten doorleven en dan verpieteren.

Daar is de ik-figuur ‘droomlezer’, iemand die in een bibliotheek dromen leest die zijn opgeslagen in de schedels van eenhoorn-achtige dieren. Kort door de bocht is de vraag: welke ‘ik’ wil je zijn? Iemand in een gecontroleerde, veilige wereld, waar elke dag op de volgende lijkt en de geest afsterft, of iemand in een chaotische, onveilige wereld, die een geestesleven mogelijk maakt? Hard-boiled Wonderland kwam voort uit De stad en zijn onvaste muren, een novelle die Murakami in 1980 had gepubliceerd in het literaire tijdschrift Bungakai. Hij was er ontevreden over, maar de ideeën erin bleven hem, ook ná Hard-boiled Wonderland, beziggehouden, ‘als een graatje dat in je keel is blijven steken’. Nu, in de herfst van zijn carrière, komt hij met een vuistdikke herneming, eveneens De stad en zijn onvaste muren geheten. Een boek met hetzelfde decor als Hard-boiled Wonderland, maar met andere hoofdfiguren.

Waarom? Omdat, zo schrijft Murakami in het nawoord, ‘ik er niet van overtuigd was dat ik het onaffe werk De stad en zijn onvast muren – ofwel de onrijpheid van het werk – afdoende had afgehecht. Hard-boiled Wonderland en het einde van de wereld was er een respons op, maar ik vroeg me af of een respons in een andere vorm niet mogelijk was.’

Wat Murakami-lezers een kans biedt op vergelijkend warenonderzoek. Waarin verschilt de jonge van de oude schrijver? Waarin heeft hij zich ontwikkeld, en wat is er verloren gegaan?


Lees ook
De magie van Murakami is nog niet weg

De magie van Murakami is nog niet weg

Prettige onnavolgbaarheid

‘Zoals de stroom van deze rivier een gecompliceerd doolhof wordt en ronddwaalt in donkere dieptes onder de grond, zo ontrolt ook onze werkelijkheid zich langs eindeloos veel vertakkingen in ons binnenste. Eindeloos veel verschillende werkelijkheden zijn met elkaar vermengd, verschillende aftakkingen zijn met elkaar vervlochten, en daaruit ontstaat als een amalgaam de werkelijkheid – dat wat wij als werkelijkheid beschouwen.’

Aan het woord is een middelbare man zonder opmerkelijke eigenschappen, ‘niet meer dan een radertje in een van de talloze systemen die de reusachtige maatschappij vormen’. Een man die is blijven steken in de herinnering aan zijn jeugdliefde – hij was zeventien, zij zestien. Hij denkt terug aan wandelingen bij de rivier en gesprekken over twee werelden: de feitelijke wereld waarin hun ontmoetingen plaatsvonden en een andere, parallelle wereld.

Daar, had het meisje gezegd, leefde haar échte ik. De persoon die de verliefde jongen voor zich zag was niet meer dan een substituut, een bewegende schaduw. Murakami legt – zoals altijd – niet uit hoe zo’n wereld kan bestaan, wat zijn werk een vaak prettige onnavolgbaarheid verschaft. Maar we herkennen er in elk geval de naamloze door hoge muren omsloten stad uit Hard-boiled Wonderland in. Aldus het meisje: ‘Er is maar één poort in de muren en die wordt bewaakt door een sterke poortwachter. De ik die zich daar bevindt droomt niet, en huilt ook niet.’

Nadat ze uit zijn leven is verdwenen, en mogelijk zelfs van de aardbodem, is de man hun ideale liefde blijven koesteren. Want wat is de waarde van liefde die niet verlangt eeuwigdurend te zijn? Zo is zijn leven weggesijpeld, de innerlijke tijd gestold. Op zijn veertigste komt de onvermijdelijke crisis – op dat moment wacht hij al drieëntwintig jaar op het meisje.

Op zijn vijfenveertigste valt hij in een gat – in Murakami’s boeken stikt het van de gaten, waterputten en vreemde doorgangen – om bij te komen in een kuil waarin dode eenhoorns worden gecremeerd met raapzaadolie. Hij is in de andere wereld beland, een stad zonder elektriciteit of gas, met een torenklok zonder wijzers en een bibliotheek gevuld met opgeslagen dromen. Hij wordt er van zijn schaduw gescheiden, die in bedenkelijke omstandigheden wordt opgesloten en door de zogeheten Poortwachter aan het werk wordt gezet, in afwachting van een definitief creperen. De verteller krijgt de functie van dromenlezer in de bibliotheek waar het meisje werkt. Al herkent ze hem niet.

Deze eerste helft van De stad en zijn onvaste muren echoot Hard-boiled Wonderland het sterkst, al is Hard-boiled Wonderland de bruisende versie en dit de introspectieve. Veel is herkenbaar: de karige rantsoenen, de kleding die tot de laatste draad wordt afgedragen, het ontbreken van muziek, de koude winter die eenhoorns velt, het maken van een plattegrond van de stad, de schaduw die plannen smeedt om te ontsnappen, de onheilspellende poel die mogelijk de enige ontsnappingsroute biedt. Het is het beste deel van de roman, al sluit ik niet uit dat nostalgie naar eerder werk een rol speelt.


Lees ook
Wat Murakami de wereld niet wilde laten zien (ook wel terecht)

Wat Murakami de wereld niet wilde laten zien  (ook wel terecht)

Erbij-boek

De tweede helft van De stad en zijn onvaste muren rust minder op het bronmateriaal en lijkt bijna een nagedachte. Een erbij-boek. De schaduw van de protagonist is ontsnapt en heeft zijn tegenvoeter mee terug gesleept naar de werkelijke wereld, waar ze als vanouds aaneengehecht door de wereld bewegen. De man vertrekt naar een klein dorp in de prefectuur Fukushima. Daar wordt hij directeur van een bibliotheek, opvolger van ene meneer Koyasu, een oude man die een alpinopet draagt, een rok en een horloge zonder wijzers. Ondanks het feit dat hij overleden is komt hij zo nu en dan langs voor een praatje.

Het toch al bedachtzame tempo van De stad en zijn onvaste muren vertraagt verder, alsof Murakami ook zelf zit te wachten tot er iets gebeurt. Veel routine, veel gemijmer. Zoals na een dag sneeuwruimen: ‘Heimelijk hoopte ik dat het zo zou blijven sneeuwen en dat de sneeuw zich op bleef stapelen. Dan kon ik me met mijn verstand op nul de hele dag volledig overgeven aan lichamelijke arbeid […] zonder mijn hersens te breken over het wezen van de ziel.’ Steeds weer vraagt hij zich af wie hij is, zijn schaduw of zichzelf, en bij welke wereld hij hoort. ‘Ben ik hier binnen de bakstenen muren of erbuiten?’

Twee nieuwe personages brengen gelukkig iets van beweging. Om te beginnen de vrouw van de koffiezaak, die Murakami’s poëtica vocaliseert door te refereren aan een verhaal van Gabriel García Márquez waarin werkelijkheid en onwerkelijkheid, levende en overleden personen door elkaar heen lopen. ‘Dit soort vertellingen wordt volgens de maatstaven van de literatuurkritiek misschien magisch realisme genoemd, maar ik vraag me af of het voor García Márquez niet gewoon realisme is. In de wereld waarin hij leefde, lopen werkelijkheid en onwerkelijkheid alledaags door elkaar, en heeft hij niet gewoon beschreven wat hij zag?’ En dan is er nog een merkwaardige jongen die naar die andere wereld wil verhuizen.

Roekeloze durfal

Leggen we nu de jonge en oude schrijver naast elkaar, dan zien we een paar evidente verschillen, die niet per se gunstig uitpakken voor de ervaren incarnatie. Hard-boiled Wonderland was het werk van een roekeloze durfal, een schrijver die – dat gevoel bekruipt me althans – makkelijker en terloopser het onwerkelijke van zijn werkelijkheden kon aanraken. Dat is, denk ik, waarom de korte verhalen van de latere Murakami ook sterker zijn dan grote, universum-verbuigende romancycli als 1Q84 en De moord op Commendatore. Er is met de jaren iets bedaagds in Murakami geslopen, alsof hij trager is gaan ademen. Dat zorgt soms voor diepere beschouwingen, maar er is ook de neiging het al gezegde te herhalen, soms zelfs in vrijwel gelijke bewoordingen, of het al evidente nog eens te recapituleren. Wat het allemaal wat geforceerder maakt.

Of is dat gewoon gebrekkige redactie? In dat kader is het interessant te lezen wat David Karashima schrijft in Who We’re Reading When We’re Reading Murakami (2020), een boek over Murakami vertalen. Karashima wijst erop dat Japanse redacteuren niet of nauwelijks redigeren, waardoor vooral in de Engelse vertaling dat redigeren weleens in de vertaling is gedaan. Uit de Engelse Hard-boiled Wonderland is bijvoorbeeld een pagina of 100 verdwenen, deels verbetering, deels problematisch, vooral waar uit puritanisme in seksscènes is ingegrepen of vereenvoudiging de morele ambiguïteit ondermijnt.

De stad en zijn onvaste muren is prima vertaald door Elbrich Fennema, die zich niettemin tot één ingreep heeft laten verleiden. In het origineel lopen tegenwoordige en verleden tijd vrij radicaal door elkaar – een suggestie van een simultaan toen en nu, of misschien zelf van eeuwigheid. In het Nederlands is dat her en der rechtgetrokken, wat de leesbaarheid ten goede komt, maar vast niet conform de bedoelingen van de auteur is.

Dit werk is geschreven in een periode waarin Japanners zuchtten onder stevige Covid-restricties en waarin Murakami amper het huis uit kwam. Dat heeft ongetwijfeld de aard en toon van het boek beïnvloed. Resultaat is een roman die je je soms doet afvragen of de schrijver de echte Murakami is, of diens schaduw. Maar misschien zijn uiteindelijk de meeste schrijvers – ook ik – gedoemd een schaduw van zichzelf te worden.