Op zoek naar het Europagevoel

Het is niet eenvoudig om mensen warm te laten lopen voor de Europese verkiezingen. ‘Brussel’ blijft een bureaucratische ver-van-mijn-bed-show. Weliswaar raken de EU-lidstaten op het gebied van economie, defensie en cultuur steeds meer met elkaar verknoopt, maar de meeste Europeanen voelen dat niet in hun hart.

Publicist Thomas Huttinga, in het dagelijks leven werkzaam bij het Europa Instituut van de Universiteit Leiden, is sinds zijn tijd in Parijs als Erasmus-uitwisselingsstudent een overtuigd Europeaan. In het boekje Waarom we Europeaan zijn gaat hij op zoek naar ‘het Europagevoel’. Huttinga stelt dat het, in tijden van een steeds harder waaiende gure conservatief-nationalistische wind en geopolitieke instabiliteit, tijd is voor een positief verhaal over onze Europese verbondenheid.

Op zoek naar inspiratie gaat hij te rade in de negentiende eeuw. Toen ‘veranderde het dienen van de koning in het dienen van de natie’. Nationalisme was eerst een reactie op politieke onderdrukking, maar werd daarna juist een instrument van de staat. Verenigd binnen nieuwe natiestaten moesten regering en bevolking dezelfde culturele en later ook etnische achtergrond hebben. Dialecten maakten plaats voor een nationale taal en er kwam een vaak gefabriceerde ‘eeuwenoude’ vaderlandse geschiedenis. Het nationale gevoel werd ook tastbaar via musea, monumenten en concertzalen.

Het was een Europabreed proces dat zich overal op dezelfde manier voltrok. Ontwikkelingen als de aanleg van spoorwegen, de invoering van standaardtijd, ontluikend toerisme en groeiende geletterdheid brachten Europeanen dichter bij elkaar. ‘Richting het einde van de negentiende eeuw werden overal op het continent dezelfde boeken gelezen, dezelfde schilderijen geproduceerd en dezelfde muziek gespeeld’, aldus Huttinga, die zo het begin van een breed gedragen Europese cultuur ziet.

Dat was wel vooral een zaak van de elite en bleek uiteindelijk totaal niet opgewassen tegen de door de regeringen van de natiestaten aangewakkerde ‘wildgroei aan superioriteitsgevoelens’. Die uitte zich naar buiten toe in bruut imperialisme en mondde naar binnen toe uit in de gruwelijke Eerste Wereldoorlog. Kanongebulder overstemde het Europagevoel.

Om nu het Europagevoel te bevorderen bepleit Huttinga het transponeren van ‘nationaal’ nationalisme naar ‘Europees’ nationalisme. Dat is geen gek idee. Ontluikend nationaal besef bouwde destijds voort op een al langer levend saamhorigheidsgevoel. Het nationale gevoel had een elitaire start voordat nationale regeringen ermee aan de haal gingen en Huttinga put daaruit hoop dat het vaak als elitair bestempelde Europese gevoel nu ook de massa kan bereiken. Het is de vraag of dat lukt met zijn eigen intellectualistische ‘Franse’ betoog, met een soms pedante toon (‘Want onthoud, beste lezer…’) en missers als ‘zwoegende machinegeweren’ en ‘in de zucht van een eeuw’.

In ieder geval ziet Huttinga op Europees niveau nu ook saamhorigheidsgevoel. Niet alleen door paspoort, portemonnee en een wens om Poetin buiten de deur te houden, maar ook vanwege een gemeenschappelijk verleden als Europeanen – inclusief zwarte bladzijden als de Holocaust – en gedeeld Europees cultureel erfgoed. Maar afgezien van lovenswaardige praktische ideeën als betere internationale treindiensten, een Europese museumkaart en Europese talkshows met synchroon vertaalsysteem, blijft uiteindelijk vaag hoe overtuigde Europeanen de rest mee kunnen krijgen. En het Eurovisiesongfestival is ook niet zaligmakend gebleken. Waarom we Europeaan zijn, daar komt de lezer niet echt achter. Zo blijft vaag waar we Europees nationalisme mee moeten voeden en is Huttinga’s boek niet echt af.

Brusselse bubbel

Brusselkenners Tijn Sadée en Bert van Slooten proberen ‘Brussel’ op een andere manier dichterbij te brengen. In Stille krachten van Brussel tonen ze dat Europese samenwerking mensenwerk is door 25 bekende en minder bekende Nederlanders in de Brusselse bubbel te portretteren. Beleid dat daar wordt gemaakt heeft enorme invloed op elke EU-burger, ook op de Nederlander. Schoolklassen gaan echter steevast naar Den Haag in plaats van Brussel. Sadée en Van Sloten nemen de lezer mee voor een verhelderende blik achter de schermen.

Omdat Brussel toch wel echt bureaucratisch is, gaat dat gepaard met veel jargon. Sadée en Van Slooten leggen dat geduldig uit en bieden mooie handreikingen met de hoofdstukjes ‘De worstenfabriek’ en ‘Babbel in de bubbel’ – een kijkje in de werkweek van een diplomaat en een handige verklarende woordenlijst.

Desondanks blijven de vluchtige portretjes van de incrowd vooral voor diezelfde incrowd interessant. En ondanks dat de stille krachten van Brussel doordrongen zijn van het belang en de impact van de Europese Unie en misschien wel de Europeanen bij uitstek zijn, is het Europagevoel ook bij hen vaak ver te zoeken. Als puntje bij paaltje komt, staan de belangen van de eigen organisatie, partij, provincie of land toch echt voorop. Natuurlijk, Europa is geen eenheidsworst en zal dat ook nooit worden. Maar er is nog een wereld te winnen wil er, zoals Huttinga hoopt, een aanvullende Europese identiteit naast de nationale identiteit ontstaan. De code is nog niet gekraakt, om de Zwitserse winnaar van het Eurovisiesongfestival te parafraseren.