Al 24.000 jaar geleden, midden in de laatste IJstijd, eten jagers-verzamelaars in Zuidoost-China wilde rijst. En als de IJstijd op zijn eind loopt, vanaf ongeveer 13.000 jaar geleden, neemt de rijstconsumptie er flink toe. Dan verschijnen ook de eerste aanwijzingen dat de rijstplanten intensiever worden verzorgd, in een soort voorafschaduwing van ‘echte’ landbouw. Rond 11.000 jaar geleden wordt er in Zuidoost-China daadwerkelijk gedomesticeerde rijst verbouwd.
Dit blijkt uit opgravingen in Shangshan en Hehuashan, ten zuiden van de benedenloop Yangtze-rivier, niet heel ver van Shanghai. Een groot team van Chinese onderzoekers, onder leiding van Houyuan Lu (Geologisch Instituut Bejing), beschrijft hun minutieuze onderzoekingen deze week in Science.
Met deze conclusies blijkt rijst in China een vergelijkbaar traag domesticatietraject te hebben afgelegd als tarwe in het Midden-Oosten. Wilde tarwe werd ook al gegeten rond 23.000 jaar geleden. En voorafgaand aan de echte domesticatie (rond 11.000 jaar geleden) werd ook tarwe al duizenden jaren lang intensief door jagers-verzamelaars gegeten in de Levant. Ze bakten zelfs al brood.
Graanverwerkingswerktuigen
Op de twee opgravingsplekken van de Chinese onderzoekers zijn al eerder sporen van de vroegste Chinese echte landbouw gevonden, die naar een van de plaatsen de Shangshan-cultuur genoemd wordt: resten van huizen, aardewerk en graanverwerkingswerktuigen. Het gaat om echt vroege landbouw – of die landbouwdorpen al permanent bewoond werden of alleen in bepaalde seizoenen is bijvoorbeeld onduidelijk.
Op die plekken zijn de archeologen en geologen nu dieper gaan graven, tot respectievelijk drieënhalve en anderhalve meter diep, tot 100.000 jaar terug in de tijd. Een groot aantal grondlagen werd gedateerd met verschillende technieken (optically stimulated luminescence en C14-datering). Al in de oudste lagen werden zogeheten fytolieten van wilde rijst gevonden, een onverwachte aanwijzing dat toenmalige rijstvarianten veel beter tegen kou bestand waren dan gedacht.
Fytolieten zijn minuscule onverteerbare siliciumstructuren uit de plant. Bij rijst gaat het om een typerende ‘tweepuntige fytoliet’ uit het vliesje en een typerende ‘druppelvormige fytoliet’ (bulliform) uit de bladeren, beide types zijn slechts enkele tientallen micrometers groot. Vooral de druppelvormige fytolieten zijn van belang omdat daarop bij gedomesticeerde rijst schubvormige facetten te zien zijn, een gevolg van het door boeren gewenste vermogen om de bladeren te krullen ten tijde van droogte om vochtverlies tegen te gaan. Rijst geldt als gedomesticeerd als 50 procent van deze fytolieten de schubvormige facetten heeft. Ook de verhouding van vliesfytolieten tegenover bladfytolieten is van belang. Toename van de hoeveelheid vliesjes geldt volgens de onderzoekers als aanwijzing voor actieve verzameling van rijst door mensen. Dat fenomeen werd ook rond 24.000 jaar geleden gezien in Shangshan en Hehuashan, naast dus de toename van álle rijstfytolieten.