Met een verrekijker zijn de maritiem archeologen vanaf Oudeschild op Texel goed te zien. Vanaf maandag 27 mei gaat een team van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) vijf weken onderzoek doen naar het zeventiende-eeuwse wrak dat in de wetenschappelijke literatuur BZN-17 of Burgzand-Noord 17 wordt genoemd.
Kijkers van de vorig jaar uitgezonden NTR-documentaireserie De jurk en het scheepswrak kennen het schip voor de kust van Texel beter als het Palmhoutwrak.
Een historicus van Archeologie West-Friesland, een organisatie van gemeenten in de regio, heeft onlangs na archiefonderzoek de echte naam van het schip gevonden. Tenminste: het is een hypothese, voegt hij er met nadruk aan toe. En het zou mooi zijn als de archeologen van de RCE die hypothese willen testen. Maar hij wil noch zijn naam, noch de mogelijke naam van het schip in de publiciteit.
Op vrijdag 3 mei zou de historicus tijdens wat hij dacht een besloten bijeenkomst in het Huis van Hilde in Castricum, het archeologiecentrum van Noord-Holland, zijn onderzoek bekend hebben gemaakt. Maar toen hij had vernomen dat zijn lezing voor geïnteresseerd publiek zou zijn, was de bijeenkomst ‘door omstandigheden’ niet doorgegaan. De historicus had zijn onderzoek alleen bedoeld voor ‘betrokkenen’. In de publiciteit treden zou volgens hem alleen maar weer leiden tot gedoe en trammelant rond het Palmhoutwrak. Dat is er wat hem betreft al genoeg geweest.
Dat begon in 2016, toen de presentatie van de zijden jurk uit het Palmhoutwrak groot nieuws was. De bijzondere vondst leidde ook tot verontwaardiging. De duikers bleken nog vele andere voorwerpen uit het wrak gehaald te hebben. Daarmee hadden ze de archeologische context verstoord, en ook nog eens illegaal. Uiteindelijk werd er een regeling getroffen waarbij de duikers de door hen opgedoken voorwerpen, ongeveer 1.100 in totaal, aan de provincie Noord-Holland overdroegen. Na drie jaar onderzoek en conservering verscheen er een dikke publicatie waarin stond dat het Palmhoutwrak waarschijnlijk een Straatvaarder is geweest die via de Straat van Gibraltar op het Middellandse Zeegebied en de Levant heeft gevaren. Maar tot ontzetting van de onderzoekers bleken de duikers toch niet al hun vondsten uit het wrak overgedragen te hebben. Dat deden ze alsnog, maar voor de publicatie was het te laat.
Complexe materie
Op basis van artikelen in de pers en de documentaireserie weet het grote publiek nu ook wat onder insiders allang bekend was: de onderwaterarcheologie rond Texel is een complexe materie. Er zijn veel partijen bij betrokken (de gemeente Texel, de provincie Noord-Holland, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Archeologie West-Friesland, museum Kaap Skil, de Texelse duikers en het ministerie van OCW), er spelen verschillende belangen en de emoties lopen soms hoog op.
De angst bij de historicus om de mogelijke naam van het Palmhoutwrak bekend te maken is een van de zaken die duidelijk maken dat de materie ook nu nog net zo dynamisch is als de Waddenzee zelt. Want er speelt nog meer.
Vijf jaar geleden waren de duikers van de Texelse Duikclub nog teleurgesteld dat het Palmhoutwrak voorlopig niet nader zou worden onderzocht, maar met steigergaas zou worden afgedekt om het te beschermen tegen erosie en plunderaars. Maar na alle media-aandacht en de uitzending van De jurk en het scheepswrak ging ook de landelijke politiek zich ermee bemoeien. Vorig jaar beloofde toenmalig staatssecretaris Gunay Uslu (Cultuur en Media, D66) de Tweede Kamer nader onderzoek naar het wrak.
Dat is de reden dat de RCE de komende vier weken onderzoek gaat doen bij het Palmhoutwrak, vertelt Thijs Coenen, projectleider en maritiem archeoloog bij de rijksdienst. Van een echte opgraving is geen sprake. „We gaan alleen drie proefsleuven trekken, als een verkenning.” Twee sleuven van meer dan drie meter breed dienen om de exacte locaties van het voor- en achterschip te vinden. „Daarbij graven we alleen tot op de bovenste rand van het wrak.” In het midden gaan ze wel dieper. „Die proefsleuf wordt maximaal drie meter breed, afhankelijk van de instroom en de stabiliteit van de omgeving. We gaan daar getrapt naar beneden om te bepalen hoe diep het wrak bewaard is gebleven. Artefacten op de bodem zullen we waar mogelijk onder water documenteren en weer afdekken. Na afloop dekken we sowieso het wrak weer compleet af.”
Nieuwe onderzoekstechnieken
Het proefsleuvenonderzoek moet resulteren in verschillende toekomstscenario’s, die variëren van behoud ter plekke tot een volledige opgraving. „Het is allereerst van belang om een goed idee te hebben van de omvang en toestand van het scheepswrak. Nu is bijvoorbeeld nog niet bekend hoeveel lading nog aanwezig is. Dat moeten we weten, want alles wat we eventueel een keer naar boven halen moet worden geconserveerd en dat kost veel geld.”
Gaan ze nog de hypothese over de naam van het Palmhoutwrak testen? „Nee. Volgens ons is het wrak groter dan het voorgestelde schip. Daarom had ik al besloten niet bij de bijeenkomst in Castricum te spreken. Liever dan zijn hypothese publiekelijk af te vallen, willen we met de historicus apart praten.”
Het onderzoek wordt wel gebruikt om nieuwe onderzoekstechnieken te testen. Zo zal gebruik worden gemaakt van een zogeheten 3D sub-bottom plotter. „We willen kijken in hoeverre deze seismische techniek in staat is om begraven resten van een houten scheepswrak in kaart te brengen.”
Het onderzoek heeft ook een educatief karakter: „Studenten gaan mee om ervaring op te doen bij archeologisch onderzoek in de donkere en snelstromende Waddenzee.” Sportduikers zullen niet meedoen, zegt Coenen. „Dat mag niet vanwege de arboregels.” Duikclub Texel heeft daarom vooralsnog geen actieve rol bij het onderzoek. „We gaan uiteraard wel met ze praten en bespreken wat we hebben gevonden.”
De verhoudingen met de rijksdienst zijn wel verbeterd, vertelt Carl van Dijk van de duikclub. In 2016 stonden beide partijen nog tegenover elkaar. De duikers waren gefrustreerd dat als ze een vondst meldden het lang duurde voordat de dienst reageerde: al in 2009 hadden ze de vondst van het Palmhoutwrak gemeld, maar pas in 2014 was de dienst een kijkje komen nemen. Toen hadden de duikers de jurk al uit het wrak gehaald – en er niets over gezegd. Op haar beurt zei de RCE met de Erfgoedwet in de hand dat de duikers niks uit wrakken hadden mogen nemen en dat ze dus in overtreding waren. Ook wees de dienst naar de Arbowet en het Duikbesluit uit 1994 die bepaalden dat alleen duikers met een tienduizenden euro’s kostend beroepsduikerscertificaat onder water mochten werken.
Gedragscode
Aan de Arbowet en het Duikbesluit hebben ze nog niks kunnen veranderen, maar de RCE heeft na alle rumoer wel meegewerkt aan een aanpassing van de Erfgoedwet. Per 1 april van dit jaar mogen sportduikers wel spullen meenemen als ze een wrak ontdekken. Die vrijstelling komt met voorwaarden: men moet lid zijn van een archeologische vereniging met een gedragscode, de RCE moet het ingediende plan goedkeuren en ze mogen alleen enkele voorwerpen naar boven halen die voor de datering en identificatie van het wrak kunnen dienen. Tot nu toe zijn bij de RCE zeven aanvragen voor vrijstelling ingediend. „Nee, wij hebben nog geen aanvraag ingediend”, zegt Van Dijk. „Maar we hopen wel dat we nog iets bij het Palmhoutwrak mogen doen.”
Enkele leden van de duikclub hadden geen zin in alle regelgeving en hebben zich afgescheiden en ‘duuken’ weer waar en wanneer ze zin hebben.
„Op Texel zijn drie duikclubs”, zegt Michiel Bartels, hoofd van Archeologie West-Friesland en in die hoedanigheid ook gemeentelijk archeoloog van Texel. „Ik schat dat er maximaal twintig personen actief naar wrakken duiken.” Bartels bezoekt het eiland één keer per week en dan hoort hij weleens wat. „Er zouden nog steeds spullen uit het Palmhoutwrak bij duikers thuis liggen. Dat kunnen echter ook duikers van het vasteland of een ander eiland zijn.” Van Dijk bevestigt ‘de ruis’: „Er zou zo maar nog ergens wat kunnen rondslingeren.” Nee, niet bij zijn duikclub. Maar hij weet dat ook anderen op het Palmhouwrak hebben gedoken. „Als Klein Duimpje lieten ze merktekens achter.”
Sinds eind vorig jaar is er trammelant rond een ander wrak. Ook Bartels speelt daarbij een rol. „Een onderzoeker van onze archeologische dienst heeft een inventariserend artikel geschreven over vondsten die twee Texelse sportduikers in 2022 in een achttiende-eeuws wrak hebben gedaan. Vanwege brokken zwavel in het voor- en achterschip wordt dit het Zwavelwrak genoemd. Op basis van andere vondsten, zoals aardewerk uit Marokko en het Iberisch schiereiland en kookgerei dat aan een tajine doet denken, menen we dat het om een Straatvaarder gaat, en die heeft waarschijnlijk in Italië de zwavelbrokken geladen.” Bartels, die via via over de vondsten had gehoord, had de sportduikers gevraagd de vondsten met hem te delen. „Ze hebben ze keurig naar museum Kaap Skil gebracht, wij hebben de vondsten geïnventariseerd en daarna hebben zij alles weer opgehaald. Zo doen we het al jaren. Dergelijke artikelen schrijven we ook al jaren en nu is het ineens een probleem.”
Bij de RCE zijn ze inderdaad niet gelukkig met de publicatie, zegt Marjorie Verhoek, die zich bij de rijksdienst bezighoudt met de bestuurlijke kanten van erfgoedzorg in Noord-Holland. „Hoe moet dit overkomen op de sportduikers die zich keurig aan de regels houden en een aanvraag voor een vrijstelling hebben ingediend? De Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed bekijkt nu of er strafrechtelijke stappen ondernomen zullen worden.” („De zaak heeft onze aandacht”, reageren ze daar.)
Veldwachter spelen
Bartels benadert de zaak praktischer. „We kunnen het illegaal opgraven niet tegenhouden. Dan sta je voor de keus: wil ik wel of niet weten wat ze vinden? Ik ben nieuwsgierig en niet aangesteld om veldwachter te spelen. Ik zoek het liever in de dialoog.”
Hij ziet ook hoe het Palmhoutwrak en de Jurk als een katalysator voor goede ontwikkelingen hebben gewerkt: het bezoekersaantal van Kaap Skil is bijna verdubbeld, het duikteam van de RCE, dat eerst zelfs was wegbezuinigd, doet weer regelmatig opgravingen, de RCE organiseert avonden voor de duikers en publiek, en de RCE handelt sneller als sportduikers een wrak melden. En dan was er vorige week ook nog de oproep van de provincie Noord-Holland voor een nationale aanpak van de historische wrakken in de Waddenzee.