Deze wandelboeken voeren je langs vogels, vlinders en kunstenaarskolonies

Alles wat vliegt

Natuurblad Roots geeft regelmatig wandelboeken uit en deze lag al even op de stapel: De mooiste vlinder- & vogelwandelingen van Nederland. Begin mei is dé tijd voor oorverdovende vogelconcerten én laten de eerste vlinders zich weer zien – een uitgelezen moment dus om te checken of de titel gerechtvaardigd is.

Leuk aan dit boek is dat het niet alleen zestien wandelingen bevat, maar achterin ook diverse ‘hotspots’ waar je kans maakt op het zien van de bosuil, de grauwe klauwier en qua vlinders de gehakkelde aurelia en het oranjetipje.

Wandeling één is 11,1 kilometer lang en start in Landgoed Hulshorst bij Hierden, een klein plaatsje vlak bij het Veluwemeer. De tocht gaat uitsluitend buiten langs, de enige bebouwing zijn de sporadisch in het landschap gelegen boerderijen in het begin van de tocht. De eerste paar kilometers zijn niet zo boeiend, zo loop je ook nog een stuk langs een provinciale weg, maar als je de laatste boerderij eenmaal achter je hebt gelaten en dwars door kruidenrijke akkers richting het meer loopt begint het grote genieten. Alle routes in deze gids zijn ook in te korten, maar dat is in dit geval echt af te raden: het mooiste zie je in het deel dat je met de variant van 7,5 kilometer zou missen.

Wel is het goed te beseffen dat deze wandeling voor het overgrote deel over verharde (fiets)paden loopt – liefhebbers van onverharde bos- of graspaden kunnen beter een andere route uitkiezen.

Bij het fraaie stukje direct aan het Veluwemeer stikt het werkelijk van de vogels. En ook echt leuke soorten: binnen vijf minuten hoorde en zag ik de roodborsttapuit, kneu, rietgors, tapuit, Cetti’s zanger, rietzanger, veldleeuwerik en een bruine kiekendief die in het riet zijn nest bouwde. Daarna voert de tocht weer landinwaarts, wederom dwars door akkers waar bloemen en kruiden (‘onkruid’ zouden de boeren die nog werken met biljartlakens het vermoedelijk noemen) de boventoon voeren, en waar je inderdaad veel vlinders treft. Al is het nog vroeg in het seizoen: gele, witte, bruine en oranje vlinders buitelen om je heen op dit stuk. Ook grappig: op dit deel overal gepiep van boompiepers. Gelukkig volgt op het laatst nog een stukje bos, waar een koekoek onophoudelijk roept dat het lente is. Een afwisselende wandeling, zeer de moeite waard in het juiste seizoen, de late lente en zomer – maar pas op: ga niet op een zonnige dag, of met harde wind. Het grootste deel loop je volledig onbeschut.

De nachtegalen, Cetti’s zangers, rietzangers en karekieten doen een wedstrijdje herrie maken

De tweede tocht gaat wél grotendeels over onverharde paden: dwars door natuurgebied de Oostvaardersplassen (10 kilometer; nu wel de korte variant – wie voor 13,8 gaat, pakt nog een extra stuk bos mee). Helaas blijkt het eerste deel van de wandeling, naar kijkhut De Zeearend, afgesloten met een zwaar hek; „wintersluiting” volgens het bord, maar ik sta hier toch echt op 7 mei. Afijn. Niet getreurd: in plaats van naar links waar nu dat hek staat loop ik een stukje rechtdoor, waar ik word getrakteerd op een ongelooflijke hoeveelheid vogels. Ik loop hier in alle vroegte en dat levert me gouden momenten op: voor het eerst zie ik een bosrietzanger, vliegt een roerdomp dichtbij traag over en kijk ik zelfs een tijdlang naar een koereiger. Ondertussen doen de nachtegalen, Cetti’s zangers, rietzangers en kleine karekieten een wedstrijdje herrie maken. Aan het eind bij de vogelkijkhut weer omgedraaid en terug naar het hek, qua kilometers was mijn stukje gelijk aan het afgesloten deel.

Vanaf daar kan ik de route lopen zoals vermeld in het boek, en dat gaat prima, dankzij de duidelijke beschrijving en de zeer goede kaart. De routes zijn overigens ook digitaal te downloaden. De wandeling voert langs water, door (jong) bos en over vlaktes, afgesloten met klaphekjes. Weelderig fluitekruid en koolzaad langs het pad zorgt voor een keur aan vlinders.

Op het punt dat ik kan kiezen voor nog eens 4 kilometer door dit paradijs of de kortere route terug naar het Buitencentrum kies ik voor het laatste: zelfs deze vogelaar is na deze explosie aan vogels van begin tot eind van de wandeling inmiddels verzadigd. Het is goed zo. Het moge duidelijk zijn: dit boek doet wat het belooft.

Illustratie Danée Anthonijsz

Wat kunstenaars zagen

Het leuke van uitgeverij Gegarandeerd Onregelmatig is dat niet alleen om de haverklap nieuwe wandelboeken met de mooiste routes in een bepaald gebied verschijnen, maar tussendoor ook thematische boeken, bijvoorbeeld rond speciale architectuur. Recent verscheen Naar de natuur, wandelen in en rond kunstenaarskolonies.

Schilderen ‘naar de natuur’ was begin 20ste eeuw voor veel kunstenaars een vanzelfsprekendheid en al spoedig vormden zich in Nederland her en der concentraties van kunstenaars, vaak bij afgelegen dorpen rond bos of heide. De eerste ‘kolonie’ ontstond in Oosterbeek, daarna volgden op verschillende plekken overal in Nederland vergelijkbare kunstgemeenschappen. Laren en Bergen zijn de bekendste, maar het leuke is dat deze gids zich juist richt op elf onbekendere enclaves en deze twee plaatsen gewoon overslaat.

En dus maken we kennis met plaatsen, soms gehuchten, die niet alleen omgeven zijn door mooie wandelgebieden, maar ook een kunstzinnige geschiedenis met elkaar delen. De eerste wandeling (10 kilometer) voert naar hanzestad Hattem, gelegen tussen de bossen van de Veluwe en de IJssel. „Waar de Middeleeuwen zijn blijven hangen”, belooft het boek. „De rust, het water, de natuur en de soms dramatische luchten trokken verschillende schilders.” Schilder Jan Voerman – bijnaam ‘IJsselschilder’ – vestigde zich er permanent. Anderen kwamen, meestal op aanraden van Voerman, langs om er tijdelijk te verblijven, waaronder Jo Koster (een van de weinige vrouwelijke schilders), Richard Roland Holst en Jan Verkade. Ik wandel door het inderdaad schilderachtige stadje en pak natuurlijk meteen het Voerman Stadsmuseum mee, waar ook fraai werk hangt van onder meer Jan Voerman jr., die nog meewerkte aan de beroemde Verkade-albums van Jac. P. Thijsse.

Een paar straten verder kom je langs het Anton Pieckmuseum, al woonde of werkte Pieck zelf nooit in Hattem. Niettemin een aanrader ook hier binnen te lopen: Pieck kon méér dan alleen die romantische Efteling-tekeningen.

Na de stadse sferen duiken we eindelijk de natuur in. Het Landgoed Molecaten met veel bos vormt de overgang van het Veluwemassief naar de IJsselvallei. De tocht voert langs de Mariabeuk – met ruim 400 jaar een van de oudste beuken van Nederland, meldt het informatiebord bij de boom (het boek rept van 250 jaar oud en Mariaboom). Tot slot loop je langs de uiterwaarden aan de IJssel. Hier zie je de hemels vol wolken en wateren vol weerkaatsing waar Voerman patent op had – je snapt dat hij hier nooit meer wegging.

De routebeschrijving is helder, zij het niet altijd even consequent: soms worden zijpaden die genegeerd moeten worden wel genoemd, later weer niet. Gelukkig is er bij twijfel de van tevoren gedownloade gps-track en wordt verkeerd lopen daarmee voorkomen.

Wandeling twee voert diep de bossen in: die bij Nunspeet, Noord-Veluwe. De tocht begint met een rondje door het dorp: door een lommerrijke buurt met villa’s waar schilders als Jos Lussenburg en Jan van Vuuren woonden. Uiteraard volgt daarna het fraaie Noord-Veluws Museum waar hun werk te zien is, met veel sfeerbeelden van deze regio.

Het gebied rond het station van Nunspeet is op dit moment helaas één grote bouwput, waardoor het eerste deel in het bos onbereikbaar is, maar met de gps-track is het eenvoudig verderop op het juiste pad te komen – wel met een kilometer omlopen, waardoor deze tocht geen 13 maar 14 kilometer wordt.

De wandeling is afwisselend, al is het lange stuk op het brede zandpad wat saai, maar er zijn ook leuke slingerende bospaadjes. Op de meeste stukken kom ik geen mens tegen. Halverwege volgt een stuifzandvlakte, het Hulshorsterzand – in het museum was hiervan een groot schilderij te zien van Cor Vrendenberg – die moet worden overgestoken; behoorlijk pittig, zeker als de zon fel schijnt. Maar de ravenfamilie in het dennenbos daarna en de wespendief boven een heideveld maken alles goed. Fijn dat deze routebeschrijving zeer duidelijk beschreven is.

Het boek kent enkele kleine onvolkomenheden; zo ontbreekt bij elke wandeling een duidelijk adres van het startpunt voor de navigatie. Verder maakt de achtergrondkleur op de pagina’s de teksten net iets minder goed leesbaar. Ook is nadrukkelijk gekozen voor uitleg over de schilders; logisch en nuttig, alleen komt informatie over de natuurgebieden er wat bekaaid vanaf. Is allemaal overheen te komen; het blijft een bundel waarvan het fijn is dat hij is verschenen. Ik leerde er mij tot dan toe onbekende gebieden van kennen – en nog veel meer onbekende kunstenaars.

Illustratie Danée Anthonijsz

Onbekend Limburg

Veel mensen boven de rivieren denken bij Limburg direct aan Zúíd-Limburg. Dat is dan ook wel het meest idyllische, buitenlands aandoende stukje Nederland, helemaal onder in dat wormvormig aanhangsel op de kaart, direct grenzend aan België en Duitsland. Maar er is nog veel méér Limburg. Heel goed dus dat uitgeverij Elmar besloot een wandelboekje te maken van wandelingen in Midden-Limburg: Hart van Limburg.

Het concept van de serie ‘De mooiste netwerkwandelingen’ is beproefd en werkt in de praktijk bijzonder praktisch: door wandelingen van wandelknooppunt naar wandelknooppunt uit te stippelen is er geen routebeschrijving nodig – een lijstje nummers volstaat. Toch is het aan te raden wel degelijk met boekje in de hand te gaan lopen, want er staat nuttige informatie over de streek in. Het boekje is bovendien dankzij die knooppuntenstrategie heel klein en licht.

Op pad dus, het onbekendere Limburg ontdekken. Fijn is dat in deze bundel zowel lange als kortere wandelingen staan vermeld – niet iedereen loopt ‘even’ 15 kilometer of meer: een rondje van 5 tot 8 kilometer is dan vaak wél haalbaar.

De eerste wandeling (8 kilometer) voert om Thorn, het fotogenieke witte dorpje. De meeste toeristen zien enkel het stadje zelf, fijn dat je nu ‘gedwongen’ wordt om ook het omliggende land te ontdekken. Dat blijkt aardig, maar niet spectaculair. Veel stukken op stenen weggetjes langs weilanden, geen hoogteverschillen, voor de liefhebber wel veel typisch Limburgse kapelletjes. De wandeling eindigt in Thorn zelf, waar je zeker niet rechtstreeks naar het eindpunt moet lopen, dan zou je te veel missen: vergaap je liever aan het idyllische centrum. Bezoek dan vooral ook even de grote Sint-Michaëlskerk, waar je in een crypte kunt griezelen bij de in priestergewaad gestoken mummie van Thorn, stammend uit 1640.

Wandeling twee (8 kilometer) voert door het Leudal, „een uniek beekdal gelegen in de Roerdalslenk tussen de dorpen Haelen, Roggel, Neer, Nunhem en Heythuysen”. Ik had er nog nooit van gehoord en was na enkele minuten al dolblij deze route uitgekozen te hebben. Wat een schitterende natuur! Een kronkelende beek, hoogteverschillen… Als je niet beter wist zou je denken dat dit wél Zuid-Limburg was.

Dat het een dal is zal ik weten: op het laatst wordt het een paar keer hinkstapspringen, dan alsnog helemaal terug en een omweg via de weg om droge voeten te houden. Bij de allerlaatste hindernis, een oever die geheel is ondergelopen, lukt dat laatste helaas niet. Gelukkig is de finish met die soppende schoenen dan niet ver meer. En met zoveel moois achter me doorsta ik het met een glimlach.


Lees ook
Struinen over bergen en door bossen – en dan een glas oer-Hollandse wijn

Struinen over bergen en door bossen – en dan een glas oer-Hollandse wijn