Wereldkampioene judo Joanne van Lieshout: ‘Ik ben lastig te gooien’

Of ze wist dat ze nu de eerste Nederlandse wereldkampioen ooit was in de klasse tot 63 kilogram, vroeg een verslaggever van de NOS dinsdag aan Joanne van Lieshout (21), na haar gouden medaille bij de WK judo in Abu Dhabi. Dat wist ze niet, zei Van Lieshout. „Maar supervet.”

Ze hapte wat naar adem, de finalepartij was pas net afgelopen, en leek het nog niet helemaal te kunnen bevatten. „Super dat je zo, eh”, stamelde ze, „gewoon dat je jezelf wereldkampioen mag noemen.” Door haar grote glimlach leek ook wat ongeloof heen leek te schijnen.

Een dag later is Van Lieshout weer haar kalme zelf. Ze is nog maar 21 jaar, won op haar tweede WK een wereldtitel, had al brons op zak van haar WK-debuut vorig jaar: allemaal heel mooi, maar Van Lieshout gebruikt zelden grote woorden.

Het meest trots is ze „op hoe heel de dag is verlopen”, vertelt ze aan de telefoon. „Alles klopte.” Met haar coach Garmt Zijlstra maakte ze voor iedere partij een plan. „Het is dan zaak om je aan het plan te houden.” In dat plan is vaak ook ruimte voor creativiteit. Want Van Lieshout moet kunnen blijven doen waar ze zo goed in is: „onbevangen, aanvallend spel”, zei haar coach eerder tegen NRC. Die twee dingen samen – een plan en die creativiteit – lukten „heel goed”, zegt Van Lieshout.

Drie ippons

Een belangrijke stap richting het goud zette ze in de halve finale, waarin ze won van de nummer één in de wereld, de Canadese Catherine Beauchemin-Pinard. Tegen het einde voelde Van Lieshout dat het goed zat. „In die laatste halve minuut merkte ik dat ze redelijk aan het leeglopen was. Ik ervoer dat zelf niet.” Beauchemin-Pinard had toen al twee straffen op haar naam staan, kon niet meer verzaken. „Ze moest initiatief nemen. Dat geeft ook meer kans tot fouten maken. Aan het einde kon ik toeslaan.” Van Lieshout nam haar in de houdgreep: ippon, al de derde van de dag.


Lees ook
Judotalent Joanne van Lieshout verloor haar broer. ‘Met Kerst ben je met iedereen samen. Maar wij zíjn niet meer met iedereen’

Joanne, Yordi, Claudia en John van Lieshout in 2021.

Zelfs in de finale tegen de Poolse Angelika Szymanska was Van Lieshout „nog best wel ontspannen”, zegt ze. Al was het wel de „slordigste wedstrijd van de dag”. „Ik was in die andere partijen veel dominanter. Dat was het grootste verschil.” Toch kreeg ze Szymanska in de finale op haar zij en ze won met een waza-ari.

Van Lieshouts gouden medaille werd alom omschreven als een grote verrassing: ze is de eerste Nederlandse wereldkampioene sinds Marhinde Verkerk in 2009.

Op het podium

En toch is die wereldtitel misschien wel minder verrassend dan-ie in eerste instantie klinkt. Want Van Lieshout, die opgroeide in een judogezin in het Brabantse Lierop, ontwikkelde zich in korte tijd van toptalent tot wereldtop.

Een kleine twee jaar terug debuteerde ze op het hoogste niveau, nadat ze al twee keer wereldkampioen bij de junioren was geweest. In het begin moest ze nog even wennen, vertelde Van Lieshout eerder tegen NRC. Ze moesten leren „veel tactischer” te judoën, terwijl ze er daarvoor „gewoon in vloog”.

Maar zeker dit jaar laat Van Lieshout, die zowel het grondgevecht als het ‘gooien’ goed beheerst, een indrukwekkende consistentie zien – en dat met de Olympische Spelen van Parijs in aantocht. Bij vijf van de zes toernooien waaraan ze deelnam, stond ze op het podium, waaronder de EK, waar ze zilver won.

Wat maakt haar succesvol? Dat ze zowel staand als op de grond een score kan maken, denkt Van Lieshout. Daarnaast is ze „lastig te gooien.” „En ik denk dat ik er mentaal wel redelijk in zit.” Ze is niet zo’n judoka die ernstig lijdt onder de spanning die een toernooi met zich meebrengt. „Ik heb eigenlijk altijd wel erg veel zin om wedstrijden te judoën. Ik denk dat ik deze WK een goede balans had tussen plezier en de juiste focus op het juiste moment.”