Socioloog Willem Schinkel blijft sociaal mobiel zonder een smartphone

Sociale media en mobieltjes hebben het zwaar te verduren. Volgens een groeiend koor critici hebben ze de jeugd in een mentale crisis gestort, maken ze permanente controle en surveillance mogelijk en produceren ze zelfs een nieuwe mens, de eeuwig swipende, van het echte leven vervreemde Homo mobilis. Die in feite vooral stilzit.

In dat koor voegt zich de eigenzinnige, productieve Rotterdamse socioloog Willem Schinkel, met een bundel „aphonismen” over zijn leven zónder mobiele telefoon. Een bewuste keus, want voor Schinkel is het mobieltje een nieuwe list van het kapitalisme om mensen te verstrooien, hen af te leiden dus, en zo machts- en eigendomsverhoudingen te bestendigen. Met het mobieltje zijn we zonder het te beseffen allemaal ingeplugd in een alomvattend controlesysteem van „zelfveillance”. Mensen verworden tot „organische uitsteeksels van elektronische infrastructuren”.

Schinkel staat bekend om zijn ontregelende taal(gebruik) – en die blijkt ook hier, swipen noemt hij „glazenwassen” – een geinige vondst, hoewel strijken over het scherm van een mobieltje toch ook doet denken, wat minder ambachtelijk, aan half-geïnteresseerd omslaan van krantenpagina’s, of schuiven met kledingstukken in een winkelrek.

Over dat glazenwassen volgt een reeks associatieve mijmeringen („aphonismen”), droogkomische observaties en anekdotes: gehannes met dakbedekkers en anderen die een mobiel nummer van de klant nodig hebben, met zijn eigen universiteit – waar nu zelfs een kopje thee schenken niet meer gaat zonder mobieltje.

Schinkel zet zichzelf in die wereld neer als een verwonderde Astérix de Galliër, die niet buigt voor de Romeinse bezetter. En die, met zelfspot, opeens beseft („fucking hell!”) dat ook hij tot de 1 procent behoort, die van mobiel-loze burgers. Hij wil geen „zonderling” zijn, maar wordt het wel. „De telecommunicatieve infrastructuur is zozeer parasitair op sociaal leven dat het mogelijk wordt iedereen die er niet in participeert als parasiet te zien.”

Wat Willem Schinkel schrijft is altijd prikkelend, of irritant, en ook dit boekje kun je niet afwezig lezen (telefoon dus wegleggen). Wel doet het sterk denken aan aloude Kritische Theorie over de ‘cultuurindustrie’ van film en tv: altijd weer die , „onderuitgezakte”, verveelde, gesurveilleerde en gemanipuleerde consument.

Is dat niet toch een eendimensionale blik? Mobieltjes kunnen ook groepsbinding en autonome actie versnellen: zie flashmobs, Project X. In veel Afrikaanse landen heeft het mobieltje allang de bank vervangen als financieel knooppunt, in potentie ook ontregelend voor het systeem.

En, alle ogen op Gaza: de studentenprotesten tegen het bloedbad daar drijven op een stroom gruwelijke beelden en video’s van mobieltjes. Zoals het protest tegen de Vietnam-oorlog tractie kreeg door live tv-verslagen van het oorlogsgeweld.

Soms ga je door glazenwassen ook iets beter zien.