Column | Leven na de monocultuur

Het eerste wat je ziet is het kersenbos. In de Tuinen van de Egel worden de kersenbomen niet langer gesnoeid. Ze staan eigenlijk te dichtbij elkaar, omdat ze werden gebruikt voor de commerciële kersenteelt. Sommige bomen groeien recht omhoog, andere sterven – deze kersenbomen worden hooguit twintig jaar.

De Tuinen van Egel is het eerste project van Stichting Kapitaloceen. Ik kreeg een paar jaar geleden een mailtje van deze stichting met de vraag of ik in hun Raad van Advies wilde. Normaal zeg ik altijd nee tegen raden en besturen, maar hun project leek me belangrijk, en bovendien verzekerden ze me dat het helemaal geen werk voor mij inhield.

Stichting Kapitaloceen koopt landbouwgrond vrij die gebruikt werd voor monocultuur en geeft die in gebruik aan ecologische boeren die de grond delen met niet-mensen. Minstens 50 procent van de grond is voor die laatste groep, zoals de vogels, vlinders en mollen, maximaal 10 procent voor de mensen, en de rest wordt eerlijk gedeeld. Hoe dat er precies uitziet hangt van de locatie af.

Naast de vraag hoe mensen met andere wezens kunnen samenleven en voedsel verbouwen, werkt Stichting Kapitaloceen buiten het kapitalistische systeem om. Voor dat laatste maken ze gebruik van een juridische structuur die ‘collectief non-eigendom’ heet. Daarin werken de stichting, een vereniging en een bedrijf zo samen dat niemand winst kan maken en het land van iedereen blijft. Het geld om land vrij te kopen komt van mensen die hun kapitaal doneren, of tijdelijk rentevrij geld lenen aan de stichting.

Onlangs bezocht ik de Tuinen van de Egel om te zien hoe boeren na de monocultuur er in de praktijk uitziet. Ik kreeg een rondleiding van boer Dido. Ze vertelde dat ze het land een paar jaar geleden hebben gekocht van een fruitteler. De sporen van het vorige bedrijf zijn nog zichtbaar, in het kersenbos, de pruimenbomen en de bessenstruiken, maar ook in houten constructies en plastic zeilen die worden hergebruikt. De kapitaloceners hebben een voedselbos aangeplant dat nog moet groeien en in het midden van het terrein worden gewassen verbouwd. Ik stap per ongeluk op een jong plantje. Het is niet erg, want het is al grotendeels opgegeten door de slakken. Ook de coloradokevers laten zich gelden. Toen de vorige boer kwam kijken schrok hij van de vele bijen en vlinders op de pruimen.

„Het is onmogelijk om zonder geweld voedsel te verbouwen”, zegt boer David. Dieren verjagen kan nodig zijn als je groentepakketten voor solidaire prijzen wil kunnen aanbieden. In het eten uit de supermarkt zit veel meer geweld, maar dat is onzichtbaar. Zoals het gif dat de insecten en vogels doodt en mensen ziek maakt en de uitbuiting van menselijke en niet-menselijke arbeiders. Ik vind het altijd vervreemdend om boodschappen te doen in een supermarkt, omdat het zo makkelijk is. Je hoeft alleen te pakken wat je wil hebben en een plastic kaartje voor een apparaat te houden. Terwijl het helemaal niet makkelijk is om eten te verbouwen.

„Maar zo weinig mogelijk geweld is een belangrijk streven”, vervolgt David. Als je land met niet-mensen wil delen en toch voedsel wil overhouden, heb je veel grond nodig. Want de andere dieren eten nu eenmaal een deel op. De Tuinen bieden overigens niet alleen ruimte aan vogels en insecten. Het land ligt tussen twee niet-ecologische bedrijven in. Op een ervan woont een jager. Als hij naar buiten loopt met zijn geweer springen de reeën snel de beschutting van de Tuinen in.

Voor ik weer naar huis ga vragen de boeren me of ik als lid van de Raad van Advies nog advies heb. Ik adviseer ze om egels te adopteren bij een egelopvang. Dat doet hun naam eer aan, ze hebben er plek voor, en de egels kunnen de strijd met de slakken overnemen.

Eva Meijer is schrijver en filosoof. Ze schrijft om de week een column.