De secretaris-generaal is een machtige figuur, maar ook steeds meer omstreden

Gert-Jan Buitendijk (1967) beschikt over een middellang postuur, een brede glimlach en kort, piekend haar. Sinds 2020 is de voormalig CDA-wethouder uit de Hoeksche Waard secretaris-generaal (‘SG’) van het ministerie van Algemene Zaken. Gert-Jan Buitendijk zal wie er straks ook premier wordt op de drempel van het Torentje verwelkomen. Samen zullen ze de mijnenvelden van het landsbestuur doorkruisen. Als het avontuur voortijdig in tranen eindigt, zorgt de secretaris-generaal voor de tissues.

Buitendijk is de laatste in een rij van twaalf naoorlogse hoogste ambtenaren op Algemene Zaken die worden geportretteerd door Roel Bekker (1947), een van de best ingevoerde deskundigen op het gebied van de Rijksdienst. Bekker was niet alleen zelf decennialang topambtenaar op tal van ministeries, waaronder de hoogste ambtenaar op VWS. In 2012 publiceerde hij het goed geïnformeerde Marathonlopers rond het Binnenhofover het werk van meer dan veertig Haagse topambtenaren.

Bekkers nieuwste boek laat in toegankelijk proza zien hoe onontkoombaar de ‘SG-AZ’ werd in de entourage van de premier als naaste adviseur, crisismanager, en eerst aanspreekbare op het reilen en zeilen van de Rijksdienst. Hij toont ook hoe de Haagse mandarijn de laatste vijftien jaar verstrikt raakte in uitvoerings- en andere perikelen. Daarmee legt Bekker scheuren bloot binnen de ambtelijke binnenwereld.

Het boek spiegelt tevens de beperkingen van een auteur die lang in ‘het wereldje’ meeloopt. Bekker reproduceert eerder bestaande reputaties van SG’s – hij noemde hen eerder ‘helden’ – dan deze van nieuwe inzichten te voorzien. Hij sprak alle zeven nog levende SG’s en met name premier Rutte ‘uitvoerig’.

Haagse villa

Na 1937, bij de creatie van een apart ministerie van Algemene Zaken onder premier Hendrik Colijn, was de secretaris-generaal een volstrekt marginaal figuur. Samen met een tiental medewerkers zat hij weggestopt in een Haagse villa. Het echte werk werd gedaan bij andere ministeries. AZ deed wat overbleef, zoals crises rond het Koningshuis managen.

Het gedecentraliseerde model van departementaal leven en laten leven, ging in de jaren zeventig steeds luider piepen en kraken. Werd niet op verschillende plekken hetzelfde wiel uitgevonden? Toen daar begin jaren tachtig een economische crisis overheen kwam, werd efficiencyvergroting het code-woord. Ruud Lubbers (CDA) nam vanaf 1982 zijn intrek in het Torentje en bouwde samen met zijn rechterhand en partijgenoot Rein Jan Hoekstra Algemene Zaken uit tot nieuw machtscentrum. Hoekstra werd voorzitter van de commissie die het werk van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten coördineerde.

Lubbers’ opvolgers zouden de functie van AZ als ‘spin in het web’ vervolmaken. Wim Kuijken werd onder Koks premierschap voorzitter van het beraad van alle SG’s. Dit gezelschap ging lange termijn-issues agenderen en het functioneren van de Rijksdienst onder de loep nemen. Ook werd de SG-AZ steeds vaker ingezet voor klussen elders in de Haagse binnenwereld, ook na zijn vertrek. Zo was een van de twee huidige kabinetsinformateurs, Richard van Zwol, eerder de rechterhand van Balkenende en Rutte.

Gezag ondergraven

In de nieuwe eeuw manifesteerden zich enkele ontwikkelingen die de versterkte positie van de SG ondergroeven. De eerste man van het ministerie kreeg concurrentie van politiek assistenten als Jack de Vries. Die gingen de premier steeds meer voor zichzelf claimen. De directeur van de Rijksvoorlichtingsdienst verdrong de SG-AZ als voorzitter van de Voorlichtingsraad, het steeds invloedrijker beraad van alle directeuren voorlichting. Aan de opkomst van deze ‘beeldvormingsindustrie’ binnen Algemene Zaken besteedt Bekker relatief weinig aandacht.

Problematischer nog waren ontwikkelingen buiten de muren van AZ. Bekker stelt dat de twee eerste SG’s van Mark Rutte (Van Zwol en Kajsa Ollongren) vanaf 2010 signalen misten over uitvoeringsproblemen bij de Belastingdienst. Zijn derde SG, Paul Huijts schreef in 2017 tijdens de kabinetsformatie een waarschuwende brief, maar die was te algemeen gesteld, schrijft Bekker, om alarmerend te zijn. Even later was het Toeslagenschandaal een feit.

Wat ook ging knagen, waren groeiende spanningen tussen topambtenaren en ministers. De laatsten stonden onder druk van een ongeduldiger Kamer en dito media om snel te leveren. In 2022 trok SG Lidewijde Ongering de deur hard achter zich dicht op Economische Zaken na knallende ruzies met minister Micky Adriaansens (VVD). ‘Een nogal opvallende, ja zelfs onrustbarende gebeurtenis’, schrijft Bekker. Vijftig topambtenaren vonden dat ook, en schreven een verontruste brief aan Buitendijk als voorzitter van het SG-beraad. De laatste kon weinig doen, bleek uit een interview met NRC.

Functie elders

Ronduit kritisch is Bekker over het ‘functie elders’-incident in maart 2021. Volgens de auteur liet de SG-AZ daar belangrijke steken vallen. Kajsa Ollongren kon als verkenner in de kabinetsformatie ‘zomaar’ naar buiten lopen met gevoelige stukken onder de arm met daarop zichtbaar ‘positie Omtzigt, functie elders’. Enorme vertraging van de kabinetsformatie en verzuring van de verhoudingen tussen de coalitiepartners waren het gevolg. Het incident had ‘voorkomen kunnen en moeten worden’, schrijft Bekker.

Inmiddels slijpen politici als Omtzigt en Geert Wilders de messen om vanuit het parlement de macht van de premier terug te snoeien. De kans is groot dat ook diens rechterhand in het Torentje daar de gevolgen van zal ondervinden.