Robert Pirsig, auteur van de bestseller Zen and the Art of Motorcycle Maintenance (1974), schreef ooit dat het bouwen van een nieuwe fabriek op basis van oude ideeën alleen maar leidt tot een nieuwe oude fabriek. Laat dit nu precies zijn wat de Tweede Kamer volgende week dreigt te gaan doen bij de behandeling van het ontwerp van een nieuwe Energiewet: nieuwe teksten, maar gebaseerd op oude ideeën. Het wordt dus een ‘nieuwe oude wet’.
Vanaf het eind van de vorige eeuw was de breed gedeelde, neo-liberale overtuiging van beleidsmakers dat de markt superieur is in het realiseren en aanbieden van producten en diensten. En dus werden aan het begin van deze eeuw heel wat nutsbedrijven opgedoekt en hun activiteiten overgedragen aan de markt. Dat bracht voordelen, en dus is de vraag waarom een wetsontwerp dat een markt-gebaseerd energiesysteem wil moderniseren, gebaseerd zou zijn op ‘oud denken’? Het kortste antwoord daarop is dat het ontwerp uitgaat van een werkelijkheid die niet meer bestaat. Dit omdat het gebaseerd is op het achterhaalde top-down-idee dat producenten produceren, netbeheerders en andere dienstverleners diensten leveren en burgers en bedrijven consumeren. Maar zo zit de energiewereld anno 2024 niet meer in elkaar.
Brussel loopt voorop
Consumenten zijn individueel en gezamenlijk producenten geworden; de groeiende vraag naar elektriciteit confronteert netbeheerders met netcongestie-problemen; zogenoemde energy hubs maken afspraken over het delen van transportcapaciteit; burgers en bedrijven willen onderling energie delen buiten de energiemarkt om; wijken hebben soms één gezamenlijke netaansluiting; slimme meters worden steeds slimmer; enzovoorts. De nieuwe Energiewet gaat in essentie voorbij aan al deze ontwikkelingen, doet alsof ze er niet zijn – en dat is oud denken: ontkennen dat de dagen van het huidige energiesysteem geteld zijn en dat een nieuw systeem bezig is geboren te worden.
Daarmee loopt Den Haag achter op Brussel want juist de Europese Unie is wél volop bezig met nieuw denken. Niet alleen geeft het ontwerp van de nieuwe Energiewet maar zeer beperkt uitvoering aan dat nieuwe-denken-beleid van de EU, maar op onderdelen is het wetsontwerp zelfs in strijd met bindende EU-voorschriften. Dat gaat vroeg of laat problemen geven. Gevangen in oud denken behandelt de nieuwe Energiewet burgers en bedrijven als klanten. De EU wil vanuit het nieuwe denken burgers en bedrijven juist ruimte geven om zelf aan de slag te gaan met de energietransitie, het bestrijden van energiearmoede en het helpen oplossen van netcongestie. Twee voorbeelden.
Elektriciteit onderling uitwisselen
In een richtlijn uit 2018 eist de EU dat lidstaten voor hernieuwbare energiegemeenschappen een „faciliterende omgeving” scheppen. De nieuwe Energiewet bevat daarover mooie woorden, maar qua daden wordt er weinig gedaan aan die „faciliterende omgeving”. Integendeel: hernieuwbare energiegemeenschappen moeten (op een minimale uitzondering na) op de energiemarkt voldoen aan dezelfde eisen als commerciële marktpartijen. Een onmogelijke opgave voor een lokale energiecoöperatie.
Tweede voorbeeld. De EU wil dat burgers en bedrijven hun zelf-opgewekte elektriciteit onderling kunnen delen buiten de energiemarkt om. Het wetsontwerp zegt hier helemaal niets over. Dit terwijl de EU energie delen al sinds 2018 wil toestaan. In andere EU-landen is energie delen al wel mogelijk. In Nederland mag een „actieve afnemer” met (te veel) zonnepanelen op het dak een productie-overschot niet direct delen met de buurman – ook al had die wellicht niet het geld om zelf te investeren in zonnepanelen.
Daarom deze oproep aan de Tweede Kamer: geef de verantwoordelijke minister een paar stevige opdrachten mee om de nieuwe Energiewet zo snel mogelijk in lijn te brengen met het nieuw denken van de EU. Eis in elk geval dat hernieuwbare energiegemeenschappen de door EU geëiste duw in de rug krijgen. Alleen zo kunnen burgers en bedrijven het voortouw nemen in de energietransitie.