Ja, met de grutto gaat het slecht. Maar er zijn óók vogels die juist floreren

De purperreiger: „Een hautaine verschijning.” Een soort bovendien die graag grote modderkruipers eet – aalachtige vissen waar het helemaal niet goed mee gaat. „Purperreigers staan natuurlijk boven de wet; ze mogen net zoveel modderkruipers vreten als ze op kunnen. Maar purperreigers staan wel zelf ook op een Rode Lijst. Als ze het wisten zouden ze hun knokige schouders ophalen. Want wie van stand is, is per definitie een beetje zeldzaam.”

Zo kan het ook: niet droge feiten oplepelen over een vogel, maar er een prettig leesbaar verhaaltje van maken. René de Vos beheerste die kunst. Tot aan zijn dood – hij overleed 20 januari – probeerde hij op die manier mensen iets te leren over vogels.

„Hij zei altijd: ik wil sterven in het harnas. Op zijn ziekbed heeft hij nog liggen schrijven”, vertelt Hans Peeters. Hij is mede-samensteller van Prachtvogels, de bundeling van De Vos’ gepassioneerde stukjes over telkens één vogel op de Rode Lijst. Ze verschenen van 2006 tot dit jaar in Vogels, het ledenblad van Vogelbescherming Nederland waar Peeters tien jaar hoofdredacteur was. Toen De Vos ernstig ziek bleek, ontstond het idee zijn stukjes te bundelen in een boek. Half mei is het gepresenteerd bij het Vogelinformatiecentrum op Texel.

Steltkluut.
Kemphaan.
Tapuit.
Slobeend.
Steenuil.
Boomvalk.

Foto’s: Agami/Daniele Occhiato, Agami/Jari Peltomäkis, Agami/Markus Varesvuo, Agamia/Ralph Martin

Succesverhalen

Prachtvogels is dus een verzameling van alle vogels die op de Rode Lijst staan. Of stonden, want sommige feiten in de stukjes van De Vos zijn inmiddels achterhaald. De Rode Lijst van Nederlandse broedvogels, die in 1995 het levenslicht zag en wordt vastgesteld door de rijksoverheid op basis van tellingen door duizenden vogeltellers, vermeldt alle vogels die kwetsbaar of zeldzaam zijn of bedreigd worden. De lijst wordt om de zoveel tijd geüpdatet. Is het erg dat Prachtvogels hier en daar wat gedateerd is? Nee. Niet alleen wordt het hoe en waarom van dit concept goed uitgelegd (in hun originele vorm komen de stukjes het best tot hun recht; lees elk verhaaltje door een bril van die tijd, is het advies), ook staat achterin een handig overzicht van alle in het boek voorkomende vogels, inclusief het jaartal van verschijnen van de stukjes én een QR-code naar de actuele status van de betreffende vogel op de site van Vogelbescherming. Daarmee wordt het zelfs een leuke en leerzame exercitie: wie leest dat een vogel in 2008 op uitsterven stond zal wellicht meteen willen checken of de vogel überhaupt nog in Nederland gezien wordt.

Het boek leert dat bijna alle vogels in de knel zijn gekomen door de manier waarop mensen met de natuur zijn omgegaan. Maar we lezen óók over mensen die zich onvermoeibaar inzetten voor herstel van biotopen – met vaak positief resultaat. Succesvolle nieuwkomers zijn er ook, maar staan soms toch op de Rode Lijst: omdat de populatie nog dusdanig klein is dat de soort als kwetsbaar wordt bestempeld.

Gaat het echt stukken beter met een vogel, en is de populatie groot genoeg, dan verdwijnt hij van de lijst. De ooievaar is zo’n geluksvogel: van de lijst gehaald in 2004. Dat gold datzelfde jaar ook voor de lepelaar, een intelligente vogel die zijn nestbouw bleek aan te kunnen passen aan de omstandigheden: niet meer op de grond, waar steeds meer vossen opdoken, maar in bomen en op eilandjes. Veel succesverhalen, zoals van de ooievaar en de kerkuil, hebben gemeen dat beschermingsmaatregelen door de mens de soort hebben gered. Beschermen kan het creëren van meer nestgelegenheid zijn, of bijvoorbeeld door beken en riviertjes weer te laten kronkelen, iets waar de ijsvogel en grote gele kwikstaart van profiteerden.

Machinegeweld

Maar met heel veel vogels gaat het níét goed. De Rode Lijst is sinds zijn ontstaan alleen maar langer geworden en telt nu 87 soorten. Nederland heeft van oudsher een grote aantrekkingskracht op broedvogels, dankzij de diversiteit aan landschappen. Dat de Rode Lijst nog nooit zo lang was als nu betekent dat er iets behoorlijk mis lijkt te zijn met dat landschap. Al is er ook hoop: vooral watervogels profiteren van genomen maatregelen. Het ontstaan van de Oostvaardersplassen en grootschalige natuurontwikkeling zoals Ruimte voor de Rivier hebben veel water- en moerasvogels goed gedaan.

Ook in de bossen gaat het wat beter, nu ze minder aangeharkt zijn en omgevallen bomen blijven liggen. Op heide en hoogveen gaat het stukken minder goed – de teloorgang van duinpieper en korhoen is „ronduit desastreus”. De grootste klappen vallen echter op het boerenland. „Voor alle weidevogels is Nederland een droef oord geworden”, schreef De Vos al in 2008. En de decimering van patrijzen en veldleeuweriken is „schrikbarend”.

Grutto.
Foto Agami/Arie Ouwerkerk

Middels de vogelportretten in Prachtvogels krijg je een helder beeld van de problemen. De snelle achteruitgang van de grutto, de Nationale Vogel nota bene, zal de meesten inmiddels bekend zijn. „Duizenden worden verpletterd onder en verpulverd in het machinegeweld van de moderne veeteelt. Jongen die dat overleven verhongeren al te vaak door gebrek aan insecten; de raaigrasweide is te monotoon”, schreef De Vos al in 2011. Nog altijd daalt de populatie met zo’n 5 procent per jaar. Of de recente luidere roep om kruidenrijke stroken langs de weilanden iets zal uithalen is nog maar de vraag. En dat terwijl de grutto enorm afhankelijk is van Nederland: maar liefst 90 procent broedt hier.

Kneu.
Foto Agami/Fred Visscher
Zomertortel.
Foto Agami/Daniele Occhiato

„De patrijs”, lezen we elders, „is weer zo’n echte pechvogel op de Rode Lijst. Gewoon een onopvallende inheemse grondvogel van bescheiden schoonheid. Maar hij heeft wel sappig vlees op borst en dijen. Dat heeft tot een wat gênante situatie geleid. Niet de vogelbeschermers, maar de jagers luidden de noodklok voor de patrijs.” Ach, en dan die zomertortel, de mooiste duif die we in Nederland kennen; „waarlijk een prachtvogel” in de woorden van De Vos: „Mooier roze dan de borst van een zomertorteldoffer [mannetje] bestaat niet.” Hij is extreem zeldzaam geworden, met sinds de jaren zeventig in heel West-Europa een afname van meer dan 85 procent. Een belangrijke oorzaak ligt in Malta. De Vos in 2009: „De mannen daar zijn nog échte mannen. Ze hebben permanent een geweer bij zich en zodra er iets overvliegt halen ze het neer. Het is altijd raak, omdat Malta onder een trek-snelweg van Europees-Afrikaanse vogels ligt.” Maar ook wordt het in hun Afrikaanse winterverblijven steeds droger en is er in Europa minder nestgelegenheid en voedsel, want: „dichte, hoge struwelen, gulle graanakkers en kruidenrijke hooilanden passen niet in het moderne agrarische landschap.”

Jagers

Intensieve landbouw komt door het hele boek terug – het is dan ook de belangrijkste oorzaak van de forse teruggang van veel soorten. Zoals de veldleeuwerik, die zo mooi op duizelingwekkende hoogte non-stop luid kan jubelen: een van de grootste slachtoffers, sinds 1960 in aantal met 95 procent gekelderd. De ortolaan (uitgestorven), het paapje, de watersnip, kneu, klapekster, graspieper, het korhoen: het zijn dramatische verhalen. De zomertaling, een klein eendje, verliest net als tal van weidevogels veel jongen aan de maaimachine. „Tel daar de lustig knallende jagers in Frankrijk en een aantal desastreuze droogteperioden in de Sahellanden bij op en het is duidelijk dat een zomertaling geen parkleven heeft.”

Korhoen.

Foto Agami/Bence Mate

Foto Agami/Bence Mate
Patrijzen.
Foto Agami/Menno van Duijn
Veldleeuwerik.
Foto Agami/Markus Varesvuo

Zou er gezien de klimaatverandering kans zijn op de terugkeer van de in 1957 uitgestorven roodkopklauwier? De Vos schrijft in 2011: „Hij zou het nu in ons hete droge Nederland ontzettend naar zijn zin moeten hebben.” Maar dan komen we weer bij de landbouw en veeteelt in ons land: „Grootschalig, uniform, ondanks verboden nog steeds stijf staand van heftig gif. Precies de voorwaarden om insecten van een beetje formaat – een flinke duizendpoot of een forse meikever, een zware hommel – het leven onmogelijk te maken. Zonder dikke insecten geen roodkopzorro’s. Zo dom simpel is het.”

Slechtvalk en kerkuil

Positieve voorbeelden zijn er ook. Met de raaf, de vogel die „van alle vogels de meeste hersenen heeft” gaat het bijvoorbeeld gewoon goed: als broedvogels is hun aantal inmiddels sterk toegenomen. Ook fijn, en een lust voor het oog, is „de opmars van het zilver”, ofwel de grote zilverreiger. Voorheen een zeldzaamheid, tegenwoordig zie je in vrijwel elk weiland in de buurt van water wel zo’n spierwitte sierlijke vogel staan.

Kleine zilverreiger.
Foto Marc Guyt/Agami

En er zijn soorten die niet meer op de Rode Lijst staan. Zo gaat het buitengewoon goed met „stadsacrobaat” de slechtvalk, die zich van grote hoogte als een baksteen op zijn prooi stort. Deze vogel liet zich verleiden „tot het gemak dat de menselijke omgeving biedt; een comfortabele wolkenkrabber in plaats van een gure klif. Vette stadsduiven voor het uitzoeken in plaats van rappe meeuwen te moeten najagen.” Toen De Vos dit schreef, in 2010, stond de stand op enkele tientallen broedpaartjes; de site van Vogelbescherming meldt dat dat er nu minimaal tweehonderd zijn.

De kerkuil dan: in de jaren zeventig nog hooguit honderd broedparen, inmiddels, dankzij vele geplaatste nestkasten, zo’n tweeduizend, „evenveel als in de toptijden vóór de Nieuwe Landbouw de kerkuil in een crisis stortte. Kijk, da’s wat nuchter beschermingswerk vermag.”

Slechtvalk.
Foto Agami/Wil Leurs
Oehoe.
Foto Agami/Dick Forsman

Ook de nachtzwaluw is van de lijst af, en hopelijk ooit ook de oehoe, die gigantische uil waarvan Nederland nu zo’n twintig broedparen telt (eentje is live te volgen op Beleefdelente.nl). De sierlijke kraanvogel treffen we eveneens steeds vaker aan, al blijft ook hij nog even op de Rode Lijst staan: de vogel is makkelijk te verstoren en ze produceren maar één jong per nest.

De klapper: de zeearend. De Vos: „Op Rode Lijsten kwam hij nooit voor. Lang voordat de eerste werd samengesteld was de machtige zeearend al ongezien geraakt in Nederland. Uitgeroeid, geschoten, vergiftigd, in vallen gelokt en van zijn habitat beroofd. Tót er een soort wonder gebeurde. Decennia na zijn ‘uitsterven’ verschenen er jonge zeearenden in de nog redelijk verse Oostvaardersplassen.” In 2006 werd een eerste jong geboren, inmiddels telt Nederland zeker dertig broedparen (één is te volgen op Beleefdelente.nl).

Zeearend.
Foto Agami/Han Bouwmeester

In het boek tref je soms ware odes aan die je anders naar soorten doen kijken, ook de op het oog minder spectaculaire als de grauwe vliegenvanger: die is niet grauw volgens de auteur, „maar getooid met prachtige pasteltinten in room, duifgrijs, cappuccino en antraciet”. Over de tureluur: „Oh, ze zijn zo intelligent, die tureluurs. Van alle weidevogels zijn ze de enige die iets begrijpen van het openlucht industrieel proces dat zich op onze weilanden afspeelt.” Zij maken hun nesten níét op de plekken waar de grote machines later korte metten maken met nesten, eieren en jongen van andere weidevogels. Over de roep van de wulp: „Zijn liefdeslied slaat alles. Niet erg complex, maar van een betoverende, ingehouden schoonheid. Zó klinkt melancholie. Daar krijg je inderdaad kippenvel van.”

Als een gek gaan schrijven

Over een paar vogels op de Rode Lijst waren nog geen stukjes verschenen toen besloten was dat Prachtvogels er moest komen. „Aan het eind van zijn leven is René als een gek gaan schrijven”, zegt Hans Peeters, „hij probeerde het helemaal rond te krijgen. Dat is hem bijna gelukt. Op de laatste twee vogels na. De zuidelijke bonte strandloper en het korhoen hebben Ruud van Beusekom [redacteur bij Vogelbescherming] en ik geschreven.”


Lees ook
Leuk, zo’n webcam op een kuiken. Tot-ie wordt opgegeten

De bosuil legde op 22 februari dit jaar haar derde ei.

Toen duidelijk werd dat De Vos de verschijningsdatum van het boek niet zou halen hebben de overige makers één exemplaar voor laten printen; „voor 80 procent klaar; het zag er precies zo uit als het latere eindresultaat”, vertelt Peeters. „Dat boek gaven we hem als verrassing. Hij was zo blij. ‘Nou kan ik het toch nog vasthouden’, zei hij. Dat was een heel emotioneel moment.”

Vier weken later overleed René de Vos. Zijn vogelstukjes zijn met deze uitgave bewaard gebleven voor volgende generaties – wellicht vogelbeschermers in de dop.