Eigenlijk wilde Madeleine Orr niet over zichzelf schrijven. Orr, wetenschapper verbonden aan de Canadese University of British Columbia, was bezig met een boek over de invloed van klimaatverandering op sport. Dat moest wetenschappelijk worden, niet persoonlijk. „Maar toen realiseerde ik me dat dit onderwerp persoonlijk ís.”
Orr koos er daarom toch voor om in haar pas verschenen boek Warming Up. How climate change is changing sport ook vanuit eigen perspectief te schrijven over haar favoriete sport: skiën. Hoe ze een van haar laatste skivakanties vanwege papperige sneeuw, groene bergen en energie- en waterslurpende sneeuwkanonnen „mokkend” en „vechtend tegen verdriet” doorbracht.
Dat verdriet kan misschien een tikkeltje verwend overkomen in een boek dat ook gaat over dodelijke hitteberoertes of extreme luchtvervuiling. Orr is zich daarvan bewust. Ze is überhaupt „bevoorrecht” om bijna ieder jaar nog te kunnen skiën, zegt ze.
Maar wintersport is ook een effectief voorbeeld. Dodelijke hitte klinkt vanuit een land als Nederland misschien ver weg, maar iedere skiër heeft met eigen ogen gezien hoe de wintersport onder druk staat. Zo is het ski-seizoen in Zwitserland sinds 1970 bijna een maand korter geworden, blijkt uit onderzoek. En dan is er nog de eigen rol. Orr: „Als ik naar de bergen rij, als ik ga skiën op kunstsneeuw, dan draag ik bij aan het probleem.”
Hitteberoertes
Warming Up bewijst dat sport en klimaatverandering op talloze manieren met elkaar verbonden zijn. Deels gaat het boek over de invloed van de sportwereld op klimaatverandering: van de miljarden aan oliegeldsponsoring tot klimaatactivistische topsporters. Maar Orr begint Warming Up met de manier waarop klimaatverandering sport beïnvloedt, of soms zelfs onmogelijk maakt.
Ze schrijft over de extreem vervuilde lucht boven Beijing, over surfers en verdwijnende kustlijnen, over opgedroogde sportvelden in India en Zuid-Afrika, over ondergelopen voetbalstadions in Engeland. En ook de „ecologische nostalgie” van de Elfstedentocht – al 27 jaar niet geschaatst.
Het is zware kost. Maar het aangrijpendst, zegt Orr, waren gesprekken met ouders van kinderen die door extreme weersomstandigheden stierven. Zoals de negentienjarige American-footballspeler Jordan McNair, die in 2018 bij een training in elkaar zakte en in het ziekenhuis overleed aan de gevolgen van een hitteberoerte. Een aandoening die alleen al in de Verenigde Staten schrikbarend vaak voorkomt: sinds 2000 overleden tenminste dertig American-footballspelers van universiteitsteams aan een hitteberoerte, zo staat in Warming Up.
En dat terwijl hitteberoertes „volledig te voorkomen zijn”, zegt Orr. Door langere drinkpauzes of zelfs maar een koel doekje in de nek. Ze pleit er dan ook voor dat hitteprotocollen in elke sport worden doorgevoerd, net als richtlijnen voor luchtkwaliteit.
Vooral amateurs en jongere sporters zijn „kwetsbaar” voor extreme omstandigheden, denkt Orr. Profsporters zijn over het algemeen (iets) beter beschermd. Zo kent de Australian Open een hitteprotocol, er werden vorig jaar tennispartijen gestaakt vanwege de hoge temperaturen. Al is de toegestane bovengrens in Melbourne met 36 graden alsnog behoorlijk pittig, merkt Orr op. Het heeft nou eenmaal „prijzige consequenties” om zo’n groot toernooi stil te liggen.
Een ander voorbeeld: er moest heel wat kunst- en vliegwerk aan te pas komen om de Olympische Spelen van Tokio (2021), met zeer warm weer en een hoge luchtvochtigheid, draaglijk te houden voor sporters.
Climate Pledge Arena
Tot zover de niet geringe invloed van klimaatverandering op sport. Maar wat is de invloed van sport op klimaatverandering? Kan – en wil – de sportwereld iets doen?
Ja, zegt Orr. De laatste paar jaar is de sportwereld in beweging, zegt ze. Als katalysator ziet ze de pandemie en Black Lives Matter. Het is tegenwoordig „sexy” om bezig te zijn met het milieu, zegt Orr. Sportclubs en organisaties doen dat op grotere en kleinere manieren: van het stimuleren van het openbaar vervoer voor fans, tot zonnepanelen op het dak. Als voorbeeld haalt Orr de Climate Pledge Arena aan, een fossielvrije, ‘netto-nul’-sportstadion in Seattle, dat in 2019 werd opgeleverd.
Maar hoe oprecht zijn alle goede voornemens? Neem de wereldvoetbalbond FIFA: voorzitter Gianni Infantino sprak in 2022 in een video zijn ambities uit voor een ‘groene kaart voor de planeet’. Maar vorige maand tekende de FIFA een overeenkomst met het Saoedische staatsoliebedrijf Saudi Aramco, een van de grootste CO2-uitstoters wereldwijd. Die deal maakt het „zeer onduidelijk wat hun plannen eigenlijk zijn en hoeveel ze geven om het milieu”, zegt Orr. „En in deze fase lijkt mij het antwoord: ze geven niet veel om het milieu. Het is geen prioriteit.”
Dat de fossiele sector, en oliestaten als Qatar en Saoedi-Arabië, geld willen steken in sport is niet verwonderlijk, zegt Orr. „Fossiele energie is geen product waar je makkelijk tv-reclame voor maakt, het zijn geen cornflakes. En big oil werkt graag met sectoren met een heel goede reputatie: de kunstwereld, onderwijs, sport.”
Andersom is de aantrekkingskracht ook duidelijk: diepe zakken. „Je kunt gewoon veel meer ophalen bij een oliebedrijf dan bij een tandpastafabrikant.”
Lewis Hamilton
Het punt is, zegt Orr, dat tot een paar jaar geleden bijna niemand zich druk maakte over fossiele sponsoring in de sport. Zo was Gazprom een sponsor van de Europese voetbalbond UEFA tot de Russische invasie in Oekraïne, in 2022. „Pas recentelijk begonnen organisaties als [protestgroep] Fossil Free Football, uit Nederland, zich tegen dit soort dingen uit te spreken. Het is interessant om te zien welk effect dit gaat hebben de komende jaren.”
De Nederlandse voetbalster Tessel Middag, die speelt voor het Schotse Rangers WFC, is verbonden aan Fossil Free Football. Zo zijn er meer meer topsporters die hun stem gebruiken om zich uit te spreken over klimaatverandering, met Formule 1-coureur Lewis Hamilton als misschien wel het bekendste voorbeeld. Al is Hamilton, die moeizame seizoenen achter de rug heeft, de afgelopen tijd stil over het onderwerp, valt Orr op. „Sporters die heel, heel succesvol zijn, die goede contracten hebben, spreken zich makkelijker uit. Want ze weten: als ze niet perfect presteren, krijgen ze kritiek dat ze te veel met andere dingen bezig zijn.”
Daarbovenop krijgen ze ook vaak de kritiek hypocriet te zijn, omdat topsporters zoveel reizen. Orr vindt dat onterecht. Als het om klimaatverandering gaat, is niemand onfeilbaar, zegt ze. „Iedereen is hypocriet.”