Toen haar zoon zeven was, zat hij nooit stil. Sprak hij, dan ging het van de hak op de tak en vaak dwars door anderen heen. Op verjaardagsfeestjes, vertelt Joli Luijckx (55), kon hij extreem druk zijn, een ongeleid projectiel. Dan voerde hij een grote show op. „Sommige mensen vonden het grappig, maar eigenlijk was het sneu. Op die momenten was hij aan het overleven.”
Zelf deed ze er in die tijd alles aan om het leven zo voorspelbaar mogelijk te maken. Met structuur en duidelijkheid loodste ze haar kind door de dag. „Dít gaan we doen, zo laat en zo lang duurt het. Dit wordt er van je verwacht.” Soms hielp het. Maar er veranderde pas echt iets toen hij op doktersadvies begon met het dagelijks slikken van Concerta, een langwerkend ADHD-medicijn.
Attention deficit hyperactivity disorder is een van de meest gediagnosticeerde psychische stoornissen bij kinderen. Zo’n 3,6 procent van de jonge mensen vertoont ADHD-symptomen. Wie zes of meer vinkjes heeft bij de symptomen van onoplettendheid, hyperactiviteit en impulsiviteit die vermeld staan in het psychiatrische handboek DSM-5, en hierdoor beperkingen ervaart, voldoet aan het criterium. Ruim 280.000 mensen in Nederland gebruiken volgens de meest recente cijfers van de Stichting Farmaceutische Kengetallen ADHD-medicatie. Een grote groep van die gebruikers is tussen de 6 en 17 jaar.
Lees ook Liever geen ritalinexperiment met mijn kind
Methylfenidaat – meest bekend onder de merknaam Ritalin – is al tientallen jaren verreweg het populairste medicijn om ADHD mee te behandelen. Het middel stimuleert het centrale zenuwstelsel en kan aan kinderen worden voorgeschreven als niet-medicamenteuze behandeling onvoldoende verbetering oplevert. Begin deze eeuw explodeerde het aantal voorschriften: tussen 2002 en 2013 was er sprake van een verviervoudiging. In een 116-pagina’s tellend advies sprak de Gezondheidsraad toen zorgen uit over de toegenomen prestatiedruk en de afgenomen tolerantie van afwijkend gedrag.
Verminderde eetlust
De stijging was voor psycholoog Anne-Flore Matthijssen reden om onderzoek te doen naar ADHD-medicatie bij kinderen. Deze woensdag promoveert ze aan de Rijksuniversiteit Groningen op de vraag: How appropriate is the increased use of methylphenidate? Want hoewel er niet aan wordt getwijfeld óf het middel werkt, is wel de vraag of het bij lang gebruik nog effectief is. Er zijn bijwerkingen zoals een verminderde eetlust, slaapproblemen, hoofdpijn en misselijkheid. Methylfenidaat zou een groeiachterstand kunnen veroorzaken. Bijwerkingencentrum Lareb waarschuwt dat bij jarenlang gebruik een depressie kan ontstaan.
Matthijssen constateert dat een groep kinderen en jongeren waarschijnlijk langer methylfenidaat slikt dan nodig – een meerderheid gebruikt het nu langer dan twee jaar. Ook zag ze dat zorgprofessionals richtlijnen rond ADHD niet altijd goed naleven. Uit een enquête onder 907 huisartsen bleek dat zij vrijwel allemaal wel eens kinderen of jongeren doorverwijzen naar specialistische zorg zonder dat ze dit zelf nodig vinden. En dat een op de drie huisartsen soms onder druk van ouders methylfenidaat (Ritalin, Concerta, Medikinet of Equasysm) voorschrijft.
Het onderwerp is beladen, vertelt ze via de telefoon vanuit Groningen. Er is een duidelijke tweedeling: het ene kamp vindt Ritalin een wondermiddel dat mensen helpt te functioneren, het andere is juist bang voor overbehandeling. Hoe gevoelig het ligt, merkte ze bijvoorbeeld toen een onderdeel van haar onderzoek werd gepubliceerd in een gerenommeerd Amerikaans wetenschappelijk tijdschrift. Ze kreeg reacties van collega-wetenschappers, vooral van voorstanders van het middel. „Wat een levensgevaarlijke studie! Weet je wel welke risico’s er zijn bij onbehandelde ADHD? Auto-ongelukken! Zelfbeschadiging!”
Om te onderzoeken hoe effectief Ritalin op de lange termijn is, deed Matthijssen een afbouwstudie in samenwerking met zorginstelling Accare. Zeven weken lang werd een groep van 94 kinderen tussen de 8 en 18 jaar gevolgd, allemaal gebruikten ze al langer dan twee jaar Ritalin. De ene helft bleef het middel nemen, de andere helft bouwde het binnen drie weken af en kreeg de overige vier weken een placebopil. Het onderzoek was dubbelblind, dus noch de onderzoekers, noch de deelnemers wisten in welke groep ze zaten.
Ouders zetten artsen onder druk om methylfenidaat voor te schrijven
De behandelaren zagen dat kinderen die afbouwden meer ADHD-symptomen lieten zien – bij hen deed het middel dus nog steeds z’n werk. Maar tegelijkertijd ging het bij 60 procent van de deelnemers die het niet meer kregen niet slechter: zij functioneerden niet anders zonder methylfenidaat. „Daar kun je uit opmaken”, zegt Matthijssen, „dat een deel van de kinderen en jongeren na twee jaar zou kúnnen stoppen.”
Naar elkaar toegroeien
Waarom na twee jaar, en niet eerder of later? Matthijssen legt uit dat dit te maken heeft met een invloedrijk onderzoek uit de Verenigde Staten. In de zogeheten Multimodal Treatment Study of children with ADHD werden 14 maanden lang vier verschillende behandelstrategieën vergeleken: alleen medicatie, alleen gedragstherapie, een combinatie van die twee of ‘gebruikelijke zorg’, bijvoorbeeld ondersteuning op school. Wat bleek: kinderen die medicatie kregen, lieten op korte termijn de meeste verbetering zien. „Maar het interessante was: ze bleven die kinderen na de studie volgen. Na twee, drie jaar zag je dat de groepen naar elkaar toegroeiden. De positieve effecten van methylfenidaat verminderden in de loop der tijd.”
Het afbouwen van medicatie zou volgens de promovenda een grotere rol moeten spelen in de behandeling van kinderen die Ritalin of een soortgelijk middel krijgen. „Op dit moment is de informatie in de richtlijnen hierover beperkt. Er zijn duidelijke aanbevelingen over starten, maar over afbouwen staat alleen: ‘adviseer (jaarlijks) het tijdelijk onderbreken van de medicatie’.”
Het zou goed zijn, vindt Matthijssen, als al er al nagedacht wordt over stoppen bij de start van de behandeling. „Een kind is altijd in ontwikkeling. Het verandert net als zijn of haar omgeving. Reden om steeds te evalueren: zitten we nog op het goede spoor?”
De zoon van Joli Luijckx is inmiddels 21 jaar en gebruikt nog steeds bijna dagelijks Concerta. Hij doet dat weloverwogen. Het maakt hem scherper, zegt hij, hij overziet de dingen beter, kan meedoen in de maatschappij. Luijckx sloot zich bijna 20 jaar geleden aan bij Balans, een oudervereniging die zich inzet voor gezinnen waar ontwikkelingsstoornissen en leerproblemen spelen. Ze is inmiddels directielid en kent de discussie over medicatie maar al te goed. „Het is best wel een taboe, horen we van ouders. Mensen zeggen: ‘Weet je wel wat je je kind geeft?’ Als oudervereniging zijn we niet voor of tegen. Zorgvuldig gebruik, dat is het belangrijkst. Maar ik denk eigenlijk dat veel jongeren en ouders dat uit zichzelf al doen.”
Lang leefde Sara Shawkat (36) met het idee dat ze geluk heeft gehad dat ze aan de Midden-Oosterse cultuur was ‘ontsnapt’. „Indoctrinatie”, noemt ze dat nu. „Dat het zo’n privilege is dat ik in Nederland mag wonen. Het Westen wil andere culturen maar al te graag de les lezen over normen en waarden.” De cultureel psycholoog, die op zesjarige leeftijd vanuit Irak naar Nederland kwam, gelooft niet meer in dat ‘voorrecht’. De genocide in Gaza heeft voor haar pijnlijke, maar ook bevrijdende zaken blootgelegd.
De oorlog in Gaza maakt veel los. Vele tienduizenden mensen demonstreren en roepen de politiek op actie te ondernemen. Op persoonlijk vlak heeft het voor sommigen met een migratieachtergrond ook iets anders aangewakkerd. Eerder dit jaar noemde de auteur Sinan Çankaya in NRC ‘Gaza’ een omslagpunt. „Fuck integratie”, zei hij, waarom nog meebewegen in een maatschappij die genocide vergoelijkt?
Voor Shawkat is dat herkenbaar. „De genocide heeft in mij losgemaakt dat 29 jaar aan integreren eigenlijk voor niks voelt. Ik heb geleefd in de veronderstelling dat ik een soort perfecte versie van mezelf kon creëren, waarin ik het Midden-Oosten kon samenbrengen met mijn geëmancipeerde, westerse versie.”
Ik dacht dat ik een soort perfecte versie van mezelf kon creëren, waarin ik het Midden-Oosten kon samenbrengen met mijn geëmancipeerde versie
Shawkat heeft het gevoel – evenals twee anderen die NRC sprak – dat de normen en waarden waar migranten in Nederland mee opgroeien, niet voor iedereen gelden. Dat ze altijd ‘de ander’ zullen blijven, hoe goed ze ook ‘integreren’. Hoewel dat een deprimerende conclusie lijkt, heeft ze ook iets bevrijdends. Voor Shawkat is het Westen niet meer het ideaal. „Als iemand moet integreren, dan is het Europa wel, het Westen. Het moet van ons leren hoe het is om je om elkaar te bekommeren.”
Integratie wordt al decennia vaak van stal gehaald wanneer iets misgaat in Nederland. Een paar maanden geleden zei premier Dick Schoof nog dat Nederland „een integratieprobleem” heeft, naar aanleiding van de Maccabi-rellen in Amsterdam. Nederlanders met een migratieachtergrond werden vervolgens aangesproken op zaken waar het merendeel niets mee te maken heeft gehad.
Shawkat: „Ik denk dat integratie in Nederland vooral betekent: lever een stukje van jezelf in. Je mag dan een andere naam hebben, we willen wel gewoon dat je Nederlander bent.”
Sara Shawkat
Foto Merlijn Doomernik
Mondiger
Integratie, zegt islamoloog en oud-columnist van Trouw Nuweira van Goens Youskine (47), is an sich een neutrale term. Een minderheidsgroep past zich aan een dominante groep aan, met behoud van eigen waarden en cultuur. „Maar het begrip is natuurlijk al lang niet meer objectief. Vaak wordt het gebruikt in de zin van goed versus kwaad. De dominante groep wordt gezien als ‘goed’, de minderheidsgroep als ‘fout’.”
Van Goens Youskine verwijst naar het debat over de islam van afgelopen decennia. „Daarbij werd gezegd dat je als moslim eigenlijk wel af moest van de islam. Je kunt er wel bij horen, maar dan moet je wel je islamitische identiteit afwerpen.” Dat zag je volgens haar in de media vanaf de jaren negentig. „Steeds als je de tv aandeed, was er wel een ex-moslim die aanschopte tegen de islam van zijn of haar ouders. Ze werden juichend binnengehaald, want zij waren wél goed geïntegreerd.”
Integratie is al lang niet meer een objectief begrip
Dat debat heeft ook veel invloed gehad op Shawkat – vooral na de aanslag van Al-Qaida op 11 september 2001. „Ten tijde van 9/11 was ik elf en vanaf dat moment stond ‘Allahu akbar’ ineens symbool voor geweld. En op zo’n moment denk je: ik moet me vooral zo niet-Arabisch en niet-moslim mogelijk gedragen. Dat is echt in mij gaan zitten.”
Nuweira van Goens Youskine.
Foto Merlijn Doomernik
Maar migranten, ook moslims, werden afgelopen jaren mondiger, ziet Van Goens Youskine. „De minderheidsgroep stelt inmiddels vragen aan de dominante groep: moet die dominante groep zich niet óók aan de eigen spelregels houden?” Denk aan de Gaza-oorlog. „De minderheid zegt: we hebben twintig jaar niks anders gehoord dan dat we de normen en waarden van de democratische rechtsstaat moeten respecteren. Dat begint met je aan de mensenrechten houden. En wat zien we nu in Gaza? Alle basismensenrechten, menselijke waarden worden volledig genegeerd.”
Oudtante
Het verbaast de Palestijnse Amsterdammer Sami Simreen (32) niet. „Als Palestijn vind ik het niet verrassend dat de Europese regeringen en de Verenigde Staten nog steeds bezettingskolonialisme verdedigen. Dat ze niks hebben geleerd van de Holocaust.”
Culinair ondernemer Simreen verhuisde acht jaar geleden naar Nederland. Hij ziet de reacties op de oorlog in Gaza niet als omslagpunt, omdat hij het westerse beeld nooit als ideaal beschouwde. „Alle maskers vielen af, al die zogenaamde democratieën die altijd met hun vingers wijzen naar andere landen en hen vertellen dat ze zich aan de internationale rechten moeten houden.” Simreen ziet die landen nu niet met hun vingers wijzen naar Israël, dat in Gaza mensenrechten schendt.
Als Palestijn vind ik het niet verrassend dat de Europese regeringen nog steeds bezettingskolonialisme verdedigen
Van Goens Youskine: „Iemand zei: ‘Gaza heeft me tot op moleculair niveau veranderd.’ Dat vond ik zo treffend. Alle zekerheden staan op zijn kop, niks is meer hetzelfde.” Ze wordt fel wanneer ze spreekt over de beelden uit de Gazastrook die het Westen bereiken: ze begrijpt niet hoe mensen daar zo weinig interesse voor leken te hebben, zeker de eerste maanden van de oorlog. „Er is geen enkel excuus, mensen weten het of ze kúnnen het weten. Hoe slaap je nog ’s nachts? Hoe kun je dit laten gebeuren? Baby’s laten vermoorden? Ouders die de resten van hun kinderen uit het puin moeten zoeken? Mensen die uitgehongerd worden? Die hulp zoeken en neergeschoten worden?”
Een verhaal waarmee de oud-columniste is opgegroeid, is dat van haar oudtante Noor Inayat Khan, een spion voor de geallieerden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ze werd ingezet in Frankrijk en speelde informatie door aan het Verenigd Koninkrijk. In 1944 werd ze verraden, naar een concentratiekamp afgevoerd en geëxecuteerd. In Londen staat een standbeeld van Inayat Khan, die postuum meerdere onderscheidingen kreeg.
Het voelt wrang voor Van Goens Youskine: „Zij heeft als verzetsstrijder het ultieme offer gebracht. Dat wordt nu als het ware tenietgedaan. Waar heeft ze dit voor gedaan, als nu weer een ander volk wordt vernietigd?”
Sami Simreen.
Foto Merlijn Doomernik
Hummus
De Gaza-oorlog heeft voor Shawkat, die naast haar werk als psycholoog een kookboek over de Iraaks keuken heeft geschreven, duidelijk gemaakt dat „mensen wel dol zijn op hummus, maar niet op de mensen erachter”. „Dan blijft de interesse in de Midden-Oosterse cultuur toch in oriëntalisme hangen.” Er waren mensen die zich van haar afkeerden toen ze zich uitsprak tegen het geweld in Gaza. „Hoezo zijn ze verrast dat ik erop tegen ben dat mensen die op mij lijken gebombardeerd worden?”
De oorlog heeft Simreen laten inzien dat in de Nederlandse samenleving mensen met een migratieachtergrond als ‘anders’ worden gezien. Hij maakte dat zelf ook mee. Vlak na 7 oktober liep hij langs het gemeentehuis van Amsterdam, waar de Israëlische vlag uithing. Daar stond een man met een Palestijnse vlag. Simreen benaderde de man en werd toen aangesproken door een passerend Nederlands stel. „Ze zeiden dat ik het vast fijn vond, dat Hamas zoveel Israëliërs had gedood. En ze feliciteerden me. Ik dacht: wat gebeurt hier? Ze hadden meteen allerlei aannames over me. En ik dacht: wat is er mis met jullie?”
„De reacties op de genocide hebben me laten zien dat ik geen gelijkwaardige ben”, zegt Simreen. „En dat ik het nooit zal zijn. Je kunt de taal leren, je best doen om onderdeel uit te maken van de maatschappij. Maar het is een samenleving die je niet ziet als gelijkwaardig.”
De integratie is mislukt, vindt Simreen. „Als nog steeds mensen worden ontmenselijkt omdat ze anders zijn – of ze nu een migratieachtergrond hebben of queer zijn – dan heb je gefaald als maatschappij. Ik zie er wit uit en heb nooit problemen gehad. Maar als ik een keffiyeh draag, dan word ik gezien als de vijand, als een terrorist. Het laat zien dat er geen succesvolle manier is van integratie.”
Lees ook
Is integreren in Nederland een valse belofte?
Divers
„Ik hoef niet te worden zoals anderen”, zegt Simreen. „Ik wil geen broodje kaas voor de lunch. Het gaat om het vieren van verschillen, diversiteit maakt een samenleving interessant. Ze levert meer creativiteit, intelligentie en empathie op. En we kunnen niet allemaal hetzelfde zijn.”
Het vieren van haar Iraakse achtergrond was voor Shawkat de reden om kookboek Noomi te schrijven. „Opgroeien in Nederland betekent toch meekrijgen dat de Nederlandse cultuur superieur is aan het mondiale zuiden. En als dat ergens níét voor geldt, dan is dat voor het eten.”
Met haar kookboek wilde ze haar plek in de maatschappij innemen door haar cultuur te belichten. „Ik had dat nodig. Zodat ik één kon worden met dat stukje van mij. Het was ook bedoeld als een omgekeerde integratie. Ik had tot mijn dertigste al het werk gedaan, nu wilde ik dat mensen ook interesse in mijn cultuur zouden tonen.”
Lees ook
Betoging in Amsterdam voor burgerrechten en tegen kabinet: ‘Ik loop mee omdat er verschillende dingen misgaan’
Een Kamermeerderheid wil de circa 75 miljoen, die gereserveerd was voor een toekomstig constitutioneel hof, gebruiken voor het gevangeniswezen. Tussen 2025 en 2027 wordt er jaarlijks 25 miljoen euro vrijgemaakt voor extra cellen, renovaties en cipiers.
Opvallend genoeg stemde ook NSC donderdag in met het voorstel. Oud-NSC-leider Pieter Omtzigt was een groot voorstander van een grondwettelijk hof. Mede dankzij de inmiddels gestopte fractievoorzitter werd het plan in het coalitieakkoord opgenomen.
De Nederlandse grondwet schrijft voor dat niet rechters, maar de regering en de Staten-Generaal (de Eerste en Tweede Kamer) mogen beoordelen of een wet al dan niet strijdig is met de grondwet. Van alle Europese landen heeft Nederland als enige zo’n zogeheten toetsingsverbod. Volgens het kabinet-Schoof moest een grondwettelijk hof zorgen voor een betere bescherming van grondrechten, en dat er sneller uitspraak kon worden gedaan over zaken die met deze rechten te maken hadden. Leden van het hof zouden voor maximaal één termijn van negen jaar benoemd worden, was het idee.
Ziekte
In een stemverklaring in de Tweede Kamer somde NSC’er Willem Koops donderdag de problemen in het gevangeniswezen op: „Het is niet acceptabel dat cipiers zo hard moeten werken dat inmiddels meer dan twaalf procent [van het totale aantal gevangenisbewakers] inmiddels ziek is.” Ook noemde hij het onacceptabel dat veroordeelden jaren moeten wachten voordat ze hun straf ‘mogen’ uitzitten, aldus Knoops.
Ruim vierduizend veroordeelden lopen momenteel vrij rond in afwachting van het ondergaan van hun celstraf. Ook voor duizenden mensen die naar de gevangenis moeten omdat ze bijvoorbeeld een boete niet betaalden is geen plek. Door tekorten mogen gedetineerden ook al maximaal weken eerder worden vrijgelaten.
De opgestapte staatssecretaris Ingrid Coenradie (Justitie en Veiligheid, PVV) vroeg voor de kabinetsval aan minister Eelco Heinen (Financiën, VVD) tevergeefs om 500 miljoen extra extra uit te trekken voor het cellentekort. NSC’er Teun Struycken volgde Coenradie op.
Lees ook
‘Rotmaatregel’ die niemand wil kan nu toch worden doorgevoerd: gevangenen eerder vrij
Prinses Amalia vloog drie jaar geleden al eens mee met een F-16, maakte een rit in een Leopard-gevechtstank en voer mee met de onderzeeboot Zr.Ms. Zeeleeuw. Zo maakte ze ter gelegenheid van haar achttiende verjaardag kennis met de Nederlandse krijgsmacht.
Nu knoopt de prinses (21) daar een deeltijdopleiding bij het Defensity College aan vast. Als werkstudent zal ze vanaf september, naast een bachelor Nederlands recht, één à twee dagen in de week worden opgeleid tot militair reservist, vertelde ze maandag tijdens het jaarlijkse gesprek met de pers.
Als troonopvolger hóéft ze geen kennis te hebben van de krijgsmacht. In tegenstelling tot haar Europese collega’s wordt Amalia geen opperbevelhebber en de dienstplicht – die sinds 2020 ook voor vrouwen geldt – is opgeschort. In Nederland is de Koning sinds de Grondwet van 1848 alleen symbolisch „de aanvoerder van ’s lands troepen”.
Eén ding dat ik onmiddellijk weer zou doen, is mijn diensttijd
Die rol vervult haar vader met verve. Koning Willem-Alexander bezoekt regelmatig de drie onderdelen van de krijgsmacht, ook in het buitenland zoals begin dit jaar in Estland Nederlandse piloten die daar de grens met Rusland bewaken. Afgelopen zaterdag was hij aanwezig op Veteranendag in Den Haag en twee weken geleden reikte hij een standaard (een regimentsvaandel) uit aan het nieuwe Regiment Huzaren Prinses Catharina-Amalia. In aanwezigheid van Amalia, die toekeek hoe de koning tijdens een parade op de Bernhardkazerne in Amersfoort eerst de standaarden van drie oudere regimenten, die opgingen in het nieuwe regiment, ceremonieel innam. Op de tribune keken veteranen van Huzaren van Sytzama, Huzaren Prins Oranje en Huzaren Prins Alexander geëmotioneerd toe.
De koning sprak over „de verbondenheid” tussen de Oranjes en de krijgsmacht en refereerde aan de drie veldslagen waarbij zijn voorouders en de drie regimenten betrokken waren: Quatre-Bras en Waterloo tegen Napoleon (beide 1815) en de Tiendaagse Veldtocht tegen de Belgen (1831).
Lees ook
Amalia gaat een opleiding volgen tot reservist
Podcast
Zulke ceremoniële handelingen voerden Beatrix en Juliana ook uit – zonder militaire achtergrond. Dat Willem-Alexander de dienstplicht vervulde en als wachtofficier bij de marine werkte en daarna diende bij de land- en luchtmacht, maakt wel uit, zeggen militairen. Hij begrijpt volgens hen ‘de taal’ van defensie.
Omdat hij lid is van de regering, dat als collectief het opperbevel heeft, is Willem-Alexander sinds hij in 2013 koning werd, geen actief dienend militair meer. Hij draagt nog wel een uniform als hij troepen bezoekt, dat mag als voormalig militair. Maar hij heeft geen rang.
De koning noemt zijn diensttijd „fantastisch” en „goed vormend voor de rest van mijn leven”, zei hij zei hij in 2023 in de podcast Door de ogen van de Koning. „Ik zeg altijd dat er een heleboel dingen zijn die ik misschien anders zou doen, misschien nog zou heroverwegen. Maar één ding dat ik onmiddellijk weer zou doen, is mijn diensttijd.”
Willem-Alexander leerde er militaire vaardigheden, waaronder omgaan met een wapen en „echt ook fysiek hard” trainen. „Het mooie is, iedereen zit er wel een keer doorheen. Als je elkaar niet helpt, dan lukt het gewoon niet.”
Werkstudent
Iets soortgelijks wil Amalia nu ook ervaren aan het Defensity College, een programma van het ministerie van Defensie voor studenten die een hbo- of academische studie doen en dat sinds 2017 bestaat. Het achterliggende idee is jongeren enthousiasmeren voor een baan bij defensie of om reservist te worden, en dat ze „tijdens hun studie al iets bijdragen aan de maatschappij”, aldus de website van Defensie.
Maximaal drie jaar veranderen de werkstudenten om de zes maanden van werkplek, zodat ze alle krijgsmachtonderdelen leren kennen. Daar gaan ze aan de slag met projecten waar ze hun talenkennis, achtergrond en studie kunnen inzetten, bijvoorbeeld bij het bedenken van duurzame innovaties. Het is, vertelde programmamanager Erik Noordam eerder aan NRC, een gewilde bijbaan geworden. Er zijn meer sollicitanten dan plekken (450).
Voor Amalia is haar tijd aan het Defensity College een ‘aanstelling buiten bezolding’
De studenten volgen eerst een algemene militaire opleiding voor reservisten, waar ze leren schieten en navigeren, het militaire equivalent van EHBO, en militair recht. Aan het fysieke deel zal prinses Amalia voorlopig niet meedoen, zei ze maandag. Een maand geleden viel ze van een paard „en toen lag mijn arm toch in een vervelende hoek”. Ze had „een flinke breuk”, maar de arm herstelt.
Voor Amalia zal haar tijd aan het Defensity College overigens een „aanstelling buiten bezolding” zijn, ze krijgt niet zoals haar medestudenten betaald. De prinses heeft dit jaar een inkomen van 300.000 euro, dat ze terugstort in de schatkist tot ze is afgestudeerd. Sinds januari houdt ze wel de 1,6 miljoen euro die is bedoeld voor onkosten. Aan de premier schreef ze vorig jaar dat ze dat wil gebruiken voor „een secretariaat en reserveringen voor een woon- en werkverblijf”.