N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
De toelating van Ongehoord Nederland tot het publieke omroepbestel heeft veel overhoopgehaald, waaronder één ding dat niemand zag aankomen. Namelijk dat nu achter de schermen grote druk wordt uitgeoefend op omroep BNNVARA om zich weer te onderwerpen aan de Raad voor de Journalistiek. Daar heeft die omroep, moeder van onderzoeksprogramma Zembla, eerder als enige in Hilversum afstand van genomen. Omdat óók nieuwkomer Ongehoord Nederland niet van plan is zich iets aan te trekken van de Raad moeten alle publieke omroepen één lijn trekken, is de redenering van de NPO. Waardoor dus ook Zembla zich weer met hangende pootjes zou moeten melden.
Dat zou wrang en ongewenst zijn, want BNNVARA is om begrijpelijke redenen vertrokken. Maar het is tegelijk een goede aanleiding om een discussie te starten die al veel eerder gevoerd had moeten worden; namelijk over het bestaansrecht van de Raad voor de Journalistiek zelf. Het debat daarover is ongemakkelijk. Journalisten nemen elkaar nu eenmaal niet graag de maat. Uit eigenbelang wil ook niemand ruzie met de Raad. Toch is het debat nodig.
Klagen bij de Raad is gratis en makkelijk. Ook journalisten dagen elkaar soms voor de Raad, terwijl ze hun meningsverschillen evengoed via hun eigen media zouden kunnen uitvechten. Zelfs journalisten die de Raad zelf niet erkennen, mogen er een klacht indienen tegen een collega. De lage drempel voor iedereen leidt tot een ratjetoe van zaken die aangeklaagde media handenvol werk opleveren. Kranten als Het Parool en De Telegraaf trokken zich mede daarom al eerder terug.
We willen de journalisten in de Raad niet afvallen. Zij doen dit werk in hun schaarse vrije tijd en verdienen daarvoor respect. Helaas is echter niet ieder raadslid deskundig op het gebied waarop het moet oordelen: de journalistiek. Zaken worden behandeld door een voorzitter (jurist); twee leden die journalist zijn en twee niet-journalisten. Die laatsten kunnen bijvoorbeeld bibliothecaris zijn, projectleider van de politie of docent verpleegkunde. De medische tuchtraad bevat echter geen leken en in de integriteitscommissie van de politie zitten geen journalisten. Waarom omgekeerd dan wel?
Juridische procedures
Op deze manier ís de Raad niet eens zelfregulering, omdat journalisten er per definitie in de minderheid zijn. Bovendien zijn journalisten vaak kritisch over notarissen en makelaars die met een eigen vorm van tuchtspraak de echte rechter buiten de deur proberen te houden. Een extra reden om de eigen praktijk eens tegen het licht te houden.
Lees ook: Alle omroepen zijn het eens met journalistiek plan NPO, behalve Ongehoord Nederland
Want ondertussen worden klagende partijen groter en machtiger en overspoelen ze de procedure vaker met juridische argumenten en omvangrijke pleitnota’s, met name na onderzoekspublicaties over zakelijke of financiële belangen. Dat is precies wat in de Zembla-zaak gebeurde. Advocaten van het bedrijf waarover kritisch werd bericht, zijn sinds de gehonoreerde klacht op jacht naar de scalp van het onderzoeksprogramma, dat nog steeds een fulltime redacteur kwijt is aan juridische procedures. Het is de raadsleden nauwelijks kwalijk te nemen dat ze in dit soort gejuridiseerde dossiers op sleeptouw worden genomen door (advocaten van) klagers. Zij hebben er nooit voor gekozen om rechtbankje te spelen.
Journalisten met onderzoeksdossiers zijn volgens ons volkomen gerechtigd de Raad te negeren
De regels voor zorgvuldige journalistiek staan in de Leidraad voor de Journalistiek. We kennen niemand die het daar wezenlijk mee oneens is. Met de vraag of ze ‘goed’ zijn nageleefd, komt de Raad echter op het terrein van de professionele ethiek waarin de criteria subjectief, fluïde en vooral onvoorspelbaar zijn. Hij beroept zich ook opvallend vaak op wat ‘de gemiddelde lezer’ vindt of zou moeten weten, terwijl dat natuurlijk een slag in de lucht is. En wat is ‘tijdig’ of ‘voldoende’ weerwoord in situaties die sterk van elkaar kunnen verschillen? Het oordeel van de Raad is vaak een verrassing voor alle betrokkenen.
Ontwerpfouten
Tegenover deze relatieve willekeur zou een serieuze optie moeten staan voor een herziening in hoger beroep. Dat die ontbreekt is wellicht het grootste probleem van de Raad. Er bestaat weliswaar een herzieningsprocedure, maar die heeft strenge voorwaarden waardoor vrijwel niemand er gebruik van kan maken. Onder onderzoeksjournalisten bestaat hierover grote zorg. In elk uitgebreid en langdurig journalistiek onderzoek is wel een kleinigheid te vinden die beter had gekund. Zo’n detail kan nu leiden tot het honoreren van de klacht terwijl de klager bij de rechter geen kans zou maken. Die maakt immers een afweging van alle grote en kleine omstandigheden, en oordeelt op basis daarvan of een publicatie rechtmatig is of niet. Geen wonder dat juristen graag ‘shoppen’ bij de Raad en een negatief oordeel gebruiken om bij de rechter een stok tussen de deur te krijgen.
Dat moet stoppen. Eén oplossing is om de Raad af te schaffen. Een andere is dat de Raad zijn ontwerpfouten (juridisering, lekenoordeel, geen hoger beroep) repareert. Laat hij dat vooral doen. In de tussentijd zijn journalisten met gecompliceerde of onderzoeksdossiers volgens ons volkomen gerechtigd de Raad te negeren. Hun producties verdienen een afgewogen oordeel over de professionaliteit van de onderzoeksmethode op basis van duidelijke jurisprudentie en een mogelijkheid tot hoger beroep. Echte rechters bieden dat. Tweeslachtige zelfregulering door deels ondeskundige leden niet. Zo makkelijk moet de journalistiek het haar tegenstanders niet maken.