Borstvoeding geven is niet meer gewoon

Het liefst gaat Anja Bakker op huisbezoek. Even naast de moeder zitten, baby dichtbij, even heel precies kijken en luisteren. In hun eigen omgeving voelen mensen zich nu eenmaal het meest op hun gemak. En dat is exact wat je wilt als het om borstvoeding gaat.

Anja Bakker (57) is lactatiekundige bij Icare JGZ, de organisatie die in de gemeente Lelystad de jeugdgezondheidszorg levert. Naast de huisbezoeken die ze „in de stad en in de polder” aflegt, heeft ze een keer per week telefoondienst, dan belt ze jonge ouders die zich bij het consultatiebureau hebben gemeld met een vraag.

Sinds kort heeft ze ook een inloopspreekuur. Eens in de twee weken kunnen mensen langskomen op de Ketelmeerstraat, in een zwart, vierkant gebouw waar ook een verloskundepraktijk zit. Vandaag, op een woensdagmiddag in de meivakantie, blijft de wachtkamer leeg. „Ik denk niet dat er nog iemand komt”, zegt Bakker om kwart voor twee. Als het twee uur is geweest, zet ze de computer aan en klapt ze het hoesje van haar werktelefoon open. In het systeem zoekt ze de gegevens van een moeder die ze eigenlijk op het spreekuur verwachtte – haar 11 weken oude dochter wilde de afgelopen dagen maar niet van de borst. Misschien kan ze nog telefonisch advies geven.

„Dus”, zegt ze als ze aandachtig naar de vrouw heeft geluisterd. „Wat denk je?”

„Een regeldag?”

„Ja, een regeldag. Dat denk ik ook.”

„Ik moet meer melk aanmaken…”

„… en zij probeert dat zo te bewerkstelligen. Meestal duurt het één, twee dagen en zie je daarna weer een mooi ritme ontstaan.”

Uit onderzoek van het Voedingscentrum bleek afgelopen week dat 53 procent van de ouders hun baby na de geboorte uitsluitend borstvoeding geeft. Nog nooit was dat percentage zo laag. In 1997, toen het onderzoek startte, kreeg nog 80 procent enkel borstvoeding. Twee kanttekeningen: het lage percentage kan deels komen door een veranderde vraagstelling; dit keer werd explicieter gevraagd aan ouders of hun kind in de week na de bevalling één of een paar flesjes kunstvoeding kreeg. En 76 procent van de baby’s krijgt wel énige mate van borstvoeding. Dat is juist iets meer dan voorheen.

Pijnlijk

Veel moeders stoppen eerder met borstvoeding dan gehoopt en voelen zich daar teleurgesteld over – ook dat kwam uit het onderzoek naar voren. Belangrijkste reden om te stoppen is dat de baby niet genoeg melk binnenkrijgt of dat ouders daarover twijfelen. Andere veelgenoemde oorzaken zijn dat het drinken niet goed lukte of te pijnlijk was. Uit die antwoorden concludeert het Voedingscentrum dat het beleid rond borstvoeding beter kan. Zo wordt hulp niet standaard vergoed of, zoals in Lelystad, aangeboden via de gemeente. Marije Verwijs van het Voedingscentrum: „Het zou helpen als een lactatiekundige toegankelijk is voor iedereen die het nodig heeft.”

De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) adviseert om kinderen de eerste zes maanden alleen borstvoeding te geven, en daarna borstvoeding te combineren met andere voeding tot het tweede jaar. Borstvoeding heeft namelijk positieve gezondheidseffecten op de korte en lange termijn: zo heeft het kind minder kans op infectieziekten en waarschijnlijk ook op astma en overgewicht. Moeders hebben een lager risico op een hoge bloeddruk, reuma en diabetes. Omdat in Nederland een minderheid van de moeders volledige borstvoeding geeft tot de leeftijd van zes maanden, ligt de focus in de voorlichting hier op het zo lang mogelijk doorgaan, aldus het Voedingscentrum: „Elke week telt”.

De gezondheidseffecten zijn voor veel ouders de belangrijkste reden om met borstvoeding te beginnen, zo valt ook te horen in de wachtkamer van het consultatiebureau in Lelystad. „Ik doe het vooral vanwege de voordelen voor haar”, zegt de 29-jarige Lotte die een vaccinatie komt halen voor dochter Luna (8 weken). Net als de andere ouders hier wil ze liever niet met haar achternaam in de krant. Bij haar eerste kind lukte borstvoeding niet – lastige bevalling, slechte start. „Maar zij was direct heel happerig. Ik dacht: we zien wel. En als ik eerlijk ben: nu vind ik het geweldig. Je hebt steeds een momentje samen. Dat is heel fijn.”

Van alles wat er komt kijken bij het nieuwe ouderschap is die borstvoeding misschien wel het meest overweldigend, klinkt het in de wachtkamer. Of in de woorden van de 30-jarige Samantha: het is heel mooi, heel bijzonder én heel zwaar. „Je leeft eigenlijk van voeding naar voeding. Als ik kolf, ben ik met tien minuten klaar. Als mijn dochter bij mij drinkt, ben ik zo een uur bezig. Het kost ontzettend veel tijd en energie. Maar ja, het is wel gewoon het beste voor haar.”

En dan kan er nog van alles mis gaan. Tepelkloven, spruw, stuwing. Voor Désiré (27) waren de eerste drie weken „verschrikkelijk”: de toeschietreflex – waarbij moedermelk vanuit de melkkliertjes richting de tepel gestuwd wordt – bezorgde haar een intens naar gevoel. „Ik voelde me elke keer ontzettend down. Er is volgens mij geen onderzoek naar gedaan, maar het lijkt vaker voor te komen. Je gelukshormoon dipt, las ik ergens.”

Geen toverstokje

Lactatiekundige Anja Bakker weet hoe groot de uitdagingen kunnen zijn. Vanochtend was ze bij een kindje van zes weken oud, dat al snel niet meer uit de borst dronk omdat het bij de moeder te veel pijn deed. Zij kolft nu steeds, en wilde het toch nog een kans geven. Begin met het kindje bloot tussen je borsten te leggen, adviseerde Bakker. Wacht af, forceer het niet. „Je hebt geen toverstokje waarmee het in een keer goed gaat.”

Dat vaker kunstvoeding wordt gebruikt bij pasgeboren baby’s past in de tijd, denkt Bakker. De lat voor jonge ouders ligt hoog. Héél hoog. „Ze willen alles goed doen. Ze zien plaatjes op sociale media van moeders met kleine kinderen: meteen weer aan het werk, meteen weer in de running. Ze willen graag controle hebben. Maar borstvoeding werkt niet zo. Als je een fles geeft, dan zie je: ik geef 100 milliliter, en dat gaat er wel of niet in. Bij een borst weet je dat niet.”

Vroeger zagen vrouwen eerder andere vrouwen die borstvoeding gaven: zussen, tantes, vriendinnen. Nu, zegt Bakker, is iedereen veel meer op zichzelf. „Het zijn kwetsbare dingen om over te praten. Vaak ontbreekt de juiste kennis. Met een flesgevoed kind zit je bijvoorbeeld al snel op vijf, zes voedingen, een borstgevoed kind pak je makkelijk twaalf keer op een dag. Ja, dat is heel vaak. Dan moet je wel weten dat dat normaal is.”

En dan is er nog de babyvoedingsindustrie die haar macht uitoefent. Loop maar eens in de supermarkt langs de schappen, daar zie je kunstvoedingen die „speciaal gemaakt” zijn om te combineren met borstvoeding. Bakker: „Dat staat er pontificaal op hè? Logisch dat moeders er sneller naar grijpen en minder lang volledig borstvoeding geven.” In de warenwet staat – dat is wereldwijd afgesproken – dat reclame maken voor kunstvoeding onder de 6 maanden verboden is.


Lees ook
Boerhaave de proefjesprof was fan van borstvoeding

Een moeder die haar kind de borst geeft (fragment), door Domenicus van Tol.

Voordelen

Bakker heeft zelf drie kinderen. Pas bij haar derde had ze borstvoeding echt onder de knie. „Bij de eerste ben ik na vier maanden gestopt, die was heel huilerig. Je denkt: het zal daar wel aan liggen. Bij de laatste had ik meer vertrouwen: ‘O, heb je nu niet goed gedronken? Prima, ik merk wel wanneer je weer komt, dan maar een uurtje eerder. Die ervaring heb je natuurlijk niet bij je eerste kind.”

Het onderzoek van het Voedingscentrum, vindt ze, is een mooie gelegenheid om het onderwerp borstvoeding weer eens op de kaart te zetten. „De politiek, de werkgevers – als ze de voordelen zouden kennen, zouden ze zien hoeveel winst er te behalen is. Wist je dat moeders die borstvoeding geven net als hun kinderen minder vaak ziek zijn?”

Op de vraag of er genoeg rekening wordt gehouden met vrouwen die borstvoeding geven, antwoorden de moeders in Lelystad: absoluut niet. Samantha: „Ik zit iedere keer van: wáár ga ik het geven? Ik doe het meestal in de auto, de ramen zijn geblindeerd.”


Lees ook
Kindersterfte kan sterk omlaag door borstmelk

Vrouwen geven borstvoeding in een park tijdens de Wereldborstvoedingsweek van 2015 in Mexico-Stad.

Borstvoeding geven combineren met hun werk zien de meeste vrouwen niet zitten. Bijvoorbeeld omdat ze voor de klas staan („Probeer dan maar eens op vaste tijden te kolven”) of ergens werken waar geen aparte ruimte is – een kapsalon bijvoorbeeld. „Het kán, maar je zit wel gewoon tussen je collega’s.”

Je baby voeden in het openbaar lijkt ook niet echt geaccepteerd. Désiré zag het bij vriendinnen: mensen kijken, maken opmerkingen. „Dat ze het niet vinden kunnen. Ik vind dat bizar. Maar toch houdt het me tegen.”

Een andere moeder, Désirée : „Er ligt een soort stigma op, alsof het vies is. Op sociale media zie je dat het best wel een ding is. Dat vrouwen als ze er een foto van posten heel naar bejegend worden.”

Haar partner Bennie: „Terwijl het iets heel normaals hoort te zijn.”

Désirée: „Precies. Je lichaam is ervoor gemaakt. Letterlijk.”