Ajax ontkent zijn crisis


Frits Abrahams

Van de neergang van Ajax kunnen we allemaal iets leren, ook zij die niet van voetbal houden en daarom van plan waren dit stukje over te slaan. Niet doen, blijf nog even!

Ajax is een bedrijf dat bloeiperioden afwisselt met crisistijden. Ik ken zulke bedrijven van nabij, ik heb er als journalist voor gewerkt. Sommige van die bedrijven bestaan zelfs niet of nauwelijks meer – daar duurde de crisis net iets te lang. Hoe zijn zulke crises te voorkomen?

Vooral door te beseffen dat halverwege de bloeiperiode de zelfoverschatting begint. „Hebben jullie de laatste cijfers gezien, collega’s? Weer tienduizend abonnees erbij. Wie maakt ons nog wat? We schrijven dan ook geweldige artikelen. Die laatste reportage van Sientje – fantastisch! Sientje, bedankt! O ja, Sientje is er niet, die schrijft aan een boek, Sientje succes! En Karel met dat onthullende politieke interview! Ongekend! Karel, waar ben je? Wat? Is hij aan het werk voor zijn tv-programma? Karel, we zullen kijken!”

De bomen lijken tot in de hemel te groeien en iedereen doet waar hij zin in heeft. De leiding ziet het met lede ogen aan, maar wil er omwille van de lieve vrede niet te veel van zeggen. De rot is begonnen.

Toen Ajax drie jaar geleden bijna de finale van de Champions League bereikte, veronderstelden ze daar dat ze tot de top van het Europese voetbal konden blijven horen. Wilden de uitblinkers weg? Nou, dan kocht je toch een nieuwe De Jong, De Ligt, Ziyech, Mazraoui, Onana, Martinez, Antony en noem ze maar op? Honderden miljoenen streek Ajax gretig met die verkopen op, maar na een poosje begon op te vallen dat niemand van de opvolgers ook maar in de schaduw van zijn voorganger kon staan. Vergelijk Bergwijn met Antony, Rensch met Mazraoui, Klaassen met De Jong, Pasveer met Onana, Bassey met Martinez.

Bij zulke bedrijven zie je vaak ook de leiding zelfgenoegzaam in slaap sukkelen of afleiding zoeken in tijdverdrijf dat de zinnen prikkelt. Dan ontstaan er grote schandalen en volgen er ontslagen die nog meer onrust veroorzaken. Een jaartje later is iederéén van slag. Er worden nieuwe puinruimers aangesteld, maar die komen tot de ontdekking dat het dweilen is bij een kraan die rechtstreeks op een vloedgolf is aangesloten. Wat te doen?

Bij Ajax besloten ze de treurige ontwikkelingen eenvoudig te negeren. Vóór de nieuwe afgang tegen Liverpool lieten ze een technisch manager, Gerry Hamstra geheten, vermanend tegen een tv-interviewer zeggen dat diens kritische vragen wel erg „ongenuanceerd” waren. Hamstra vond dat coach Alfred Schreuder en zijn staf „een geweldige prestatie” leverden. Schreuder zelf zei ná de 0-3 nederlaag dat „een grote stap voorwaarts” was gezet. Misschien bedoelde hij dat 0-3 toch wat aangenamer klinkt dan 1-6.

Daarmee is Ajax in de ontkenningsfase beland, typerend voor veel bedrijven in nood. Het doet me denken aan de hoofdredacteur, lang geleden, die de cijfers over abonneeverlies eenvoudig verzweeg. Het hoeft niet fataal te worden, maar het moet niet te lang duren.

Ajax heeft een nieuwe leider nodig. Danny Blind wordt genoemd, maar ik vraag me af of iemand die bij Ajax mislukt is als directeur spelersbeleid (2000) en hoofdcoach (2006) de nieuwe technisch directeur moet worden. Maar misschien ben ik nu wel heel erg „ongenuanceerd”.