De ellende van het verleden blijft ze achtervolgen

Een literair project van één verhaal in zeven boeken, zoiets dwingt een zeker ontzag af. Verbazingwekkend bovendien, als je je bedenkt dat de Deense schrijver Asta Olivia Nordenhof (1988) elf jaar geleden de literatuur binnenkwam met een (succesvolle) dichtbundel, voor ze aan dit project begon. In het eerste deel van het zevenluik, Geld als water, is niet de haast of breedvoerigheid voelbaar die je zou verwachten wanneer er een hele wereld moet worden opgetuigd die zeven romans zal vullen. Nordenhof voert de tragische brand op die in 1990 het cruiseschip de Scandinavian Star op open zee in as legde, waarbij 158 mensen omkwamen. De verdachte, nog steeds onopgehelderde omstandigheden (het vuur zou zijn ontstaan uit vijf verschillende brandhaarden, waardoor waarschijnlijk is dat de brand is aangestoken) houden de gemoederen in Denemarken nog altijd bezig.

Zo zouden de eigenaars van het schip via louche financiële constructies het schip ver boven de geschatte waarde verzekerd hebben en voor dat verzekeringsgeld een groot offer hebben gebracht. De verteller in Geld als water concludeert: ‘Het kapitalisme is een bloedbad.’

Er is genoeg te vertellen, maar Nordenhof weet een bijzondere rust in de roman aan te brengen. Wanneer het verhaal het betreffende cruiseschip in de verste verte nog niet raakt, lijkt Nordenhof tegen de lezer te zeggen: rustig aan, we hebben nog wel even.

Oranje gevoel

In Geld als water wordt de geschiedenis van Kurt en Maggie verteld, die elkaar in een kroeg in Kopenhagen ontmoeten. De liefde die opbloeit verweeft hun levens vliegensvlug. Beiden hebben zichzelf als doel gesteld om aan hun armoedige jeugd te ontsnappen en een vorm van vrijheid te vinden. De verstandhouding verbittert al snel en het gezin (ze krijgen een dochter) vervalt in diep ongeluk. Kurt heeft agressieve buien, waarbij hij Maggie uitscheldt, bespuugt en vernedert. Maggie, getekend door haar vertrek van huis op haar veertiende, misbruik en worstelingen om een veilig leven op te bouwen, voelt zich minderwaardig en onbenullig. Ze zet zich voortdurend op een intellectuele achterstand ten opzichte van anderen, zoals wanneer ze over handelszaken leest: ‘Ik wil het begrijpen. Ik weet best dat het een van de kunstgrepen van de zakenman is. Het is zijn troef dat hij zich bedient van een taal die anderen het zwijgen oplegt. Zijn triomf, dat ik denk dat ik dom ben.’ Ze kan het spoor bijster raken in haar eigen gedachtewereld en beleeft de werkelijkheid op een opvallende, vreemde manier, zoals: ‘Ze werd overvallen door een sterk oranje gevoel’, en: ‘Ze voelde zich heel specifiek als een zwevende komkommer.’

De getourmenteerde geest van Kurt, zo leren we, lijkt gevormd te zijn door een rigide opvoeding en eerdere gestrande huwelijken. De zorg voor drie kinderen (twee bij andere vrouwen) glipt hem ondanks zijn hartverscheurende pogingen door de vingers. Bovendien lijkt hij heimelijk geïnteresseerd te zijn in mannen. Wanneer Maggie hem dreigt te verlaten, volgen er telkens weer smeekbedes die haar op haar plek houden. Kortom: de ellende van het verleden blijft ze achtervolgen en zo houden ze elkaar in de tang.

Het antwoord op de vraag hoe dit stel uiteindelijk betrokken raakt bij de Scandinavian Star, is bescheiden: gaandeweg komen we erachter dat Kurt zal investeren in het scheepvaartproject wanneer zijn busbedrijf goed begint te lopen. Een interessessantere kwestie die het verhaal voortstuwt is eigenlijk: wie is de mysterieuze verteller in dit verhaal? Die verteller is aanwezig in de tekst, niet als personage maar als toehoorder: ‘Maggie was veertien toen ze voor het eerst verkracht werd. Zo noem ik het althans; zij neemt het woord niet in de mond.’ De verteller neemt een actieve rol in, maar blijft onzichtbaar, zoals wanneer Maggie zich afvraagt wat liefde is en de verteller antwoordt: ‘Ik weet het niet, lieve Maggie. Vertel het me maar, dan schrijf ik het op.’ Is de auteur hier zelf aanwezig, die in gesprek gaat met haar personages? Deze kwestie blijft onopgehelderd, maar schept de verwachting dat dit later in het zevenluik nog duidelijk zal worden.

Felle aanklacht

Hoewel de roman de macht van het geld aanstipt (in de armoede die Kurt en Maggie gekend hebben en als vermoedelijke motief van de teloorgang van de Scandinavian Star), lijkt de felle aanklacht tegen het kapitalisme die hier en daar in de roman opduikt, wat zwaar aangezet. Wanneer Nordenhof het kapitalisme presenteert als een moordend systeem (‘De dood is géén vergissing. Het is onderdeel van het systeem’) is de lezer nog ver verwijderd van de catastrofe op zee. Hier voel je: dit boek past in een grotere opzet.

Geld als water leest als een uitvoerig zijpad naar een groter verhaal, dat niettemin op zichzelf al compleet voelt. Het is een optekening van een twee levens, van vroege jeugd tot sterfdag, die elkaar overlappen in een problematisch huwelijk. Het toont hoe twee troosteloze mensen achter een burgerlijke façade wachten op betere tijden. De zinnen die verhalen over de financiële voorspoed die Kurt uiteindelijk zal verbinden aan de scheepsramp, zijn op één hand te tellen. De lezer wordt er niet erg bij betrokken, want Kurt is dat zelf niet eens: ‘Kurt investeert zijn spaargeld in de Vognmandsrute en is het op deze manier snel kwijt aan een paar mannen die veel beter weten dan hij wat ervoor nodig is om geld te laten groeien.’

Het verhaal over het pijnlijke onvermogen van Kurt en Maggie om te worden wie ze willen zijn, is de beleving die deze roman biedt. Nordenhof laat hier zien wat ze kan: de diepte in, op een humoristische, luchtige toon.