Ooggetuigen van de slavernij: hoeveel kunnen we over hen weten?

Het is een verhaal dat tot de verbeelding spreekt. Op 10 december 1764 komt Cornelius Americanus met zijn echtgenote Jannetje aan in Suriname. Voordat ze op reis gingen, zijn ze in Amsterdam getrouwd. Het is een bijzonder stel, Cornelius is in Suriname in slavernij geboren, op de plantage La Solitude. De eigenaresse van die plantage had in haar testament bepaald dat Cornelius bij haar overlijden zijn vrijheid moest krijgen. Nadat zij in 1745 stierf, stuurde haar zoon Cornelius, samen met zijn broer Izaacq, naar Amsterdam. Daar ontmoette hij Jannetje Jans. De moeder van Cornelius en Izaacq bleef op de plantage, in slavernij.

Cornelius was een ‘mulat’, een kind van een slaafgemaakte vrouw en een witte man. In Suriname waren, anders dan in Nederland, huwelijken tussen mensen van kleur en witte mensen verboden. Cornelius en Jannetje moeten daarom een bijzondere verschijning zijn geweest. Bijzonder is ook dat we nu in een boek over hen kunnen lezen, want biografische gegevens van (voormalige) slaafgemaakten zijn zeldzaam.

Dat boek heet Ooggetuigen van de Nederlandse slavernij, en is geschreven door historici Karwan Fatah-Black en Camilla de Koning. Bij de aankondiging van het boek moest ik meteen denken aan Het slavenschip van Marcus Rediker, van alle boeken die ik de afgelopen jaren las over slavernij het meest indrukwekkende. Probleem bij het schrijven over slavernij is altijd dat de mensen over wie het gaat vrijwel geen geschreven bronnen hebben achtergelaten. Toch wist de Amerikaanse historicus Rediker heel intens te beschrijven hoe het er op een slavenschip aan toe moet zijn gegaan. Hij deed dat aan de hand van logboeken van kapiteins, getuigenissen van bemanningsleden, brieven van handelaren én enkele wel bekende verhalen van slaafgemaakten zelf.

De titel van het boek van Fatah-Black en De Koning wekt de indruk dat ze iets soortgelijks hebben gedaan voor de Nederlandse slavernij. Ze beperken daarbij zich niet tot het (Nederlandse) slavenschip, maar vertellen ook over wat er gebeurde voor en vooral ná de reis over de Atlantische Oceaan. De ambitie is om dat te doen vanuit het perspectief van de slaafgemaakten, want, schrijven de auteurs, ‘veel te lang hebben historici blindelings vertrouwd op de verhalen van mannen met macht’.

Het is een loffelijk streven en hier en daar levert het ook verrassende verhalen op over onderwerpen waarover je niet vaak leest als het over slavernij gaat. Over bevallen op een slavenschip bijvoorbeeld, over scheepschirurgijnen, de rol van vroedvrouwen op plantages en over brandmerken. ‘In Suriname was brandmerken van slaafgemaakten gebruikelijk, maar op de Caribische eilanden van Nederland kwam het alleen voor als straf.’

De auteurs hebben ervoor gekozen om historische citaten letterlijk weer te geven in oud-Nederlands. Dat komt de leesbaarheid niet altijd ten goede. Neem dit citaat van chirgurgijn Felix Weber over zijn eerste bevalling aan boord van de Zeemercuur in 1788: ‘Na de kraam vrouw van alles versien sijnde nam het kind en bond de naavelstreng af soo het behoord en suijverde het selve vervolgens verbond de naavel en gaf het over aande moeder en verder liet deselve ’s morgens en ’s avons agt daagen lang in een warm bad sitten om daar te suijveren soo als vooren en kindt en wat de spijs aan betreft kreight deselve van de taafel soo als het verheijlt.’

Maar een groter probleem is dat de auteurs weinig citaten hebben waarmee ze hun verhaal kunnen vertellen. Natuurlijk is het hen niet aan te rekenen dat slaafgemaakten geen dagboek konden bijhouden, maar het woord ooggetuigen in de titel wekt helaas wel een verwachting die niet helemaal kan worden waargemaakt. De auteurs lijken zich daarvan bewust, getuige de regelmatige verontschuldigingen dat ‘eerstehandservaringen’ en verslagen ‘vanuit het perspectief van de slaafgemaakte’ spijtig genoeg ontbreken. ‘Wie waren de mensen voor wier leed de bewindslieden excuses aanboden? We weten er nog te weinig van’, schrijven Fatah-Black en De Koning in hun laatste hoofdstuk, daarmee implicerend dat er in archieven nog meer te vinden is dan zij in handen hadden. Na lezing van dit boek kun je alleen maar hopen dat ze gelijk hebben.