Zicht op elke euro, dat was het idee bij de NPO in 2019. Dat de publieke omroep onvoldoende zicht had op de besteding van publiek geld was destijds al wel bekend. Denk aan exorbitante salarissen van presentatoren, opgeblazen productiekosten door constructies met buitenproducenten en een zoekgeraakte relatie tussen kosten van programma’s en prestaties. Maar nadat de Algemene Rekenkamer in 2019 het rapport ‘Hilversum in Beeld’ publiceerde, nam de NPO definitief het idioom van de Haagse rekenmeesters over. Sindsdien geldt: zinnig, zuinig en zorgvuldig.
Aan de Tweede Kamer legde de NPO recentelijk uit dat omroepen en buitenproducenten tegenwoordig programma’s moeten voorstellen. In het systeem MediaModule worden „uniforme programmabegrotingen” „gekoppeld aan kostenverantwoording”. Bij „afwijkingen tussen begroting en realisatie” wordt opheldering gevraagd door de NPO. „Alle data en indicatoren zijn door een uitgebreid dashboard beschikbaar op programma- en genreniveau” en er zijn „kostenbandbreedtes ontwikkeld die benchmarking mogelijk maken”. Kortom, alles wordt langs de financiële lat gelegd.
Doelmatigheid is zo een doel op zich geworden. Met volgens sommige makers een verstikkende werking. Recent nog kraakte regisseur Roel van Broekhoven (73) in NRC de NPO-bureaucratie die ‘zijn’ VPRO teistert. Hij stopt ermee. Van Broekhoven, zo liet VPRO-hoofdredacteur Sarah Sylbing optekenen in een reactie, „spreekt over controledrift en vanuit zijn makersperspectief kan ik me daar iets bij voorstellen”. Zij maakte zelf documentaires Schuldig en Klassen. „De kaders zijn strakker”, schrijft ze.
Drie belangrijke bedragen
Kan het ook nóg strakker? Dat zal namelijk wel moeten als de vier formerende partijen (PVV, NSC, VVD, BBB) elkaar in het midden vinden. Een bezuiniging van 200 tot 300 miljoen euro hangt boven de formatietafel. Dat valt dan nog mee in het licht van de inzet van de twee grootste partijen aan de onderhandelingstafel, te weten PVV (weg met de NPO) en VVD (400 miljoen bezuinigen).
Maar wat kost de NPO nu eigenlijk? De cijferbrij leidt geregeld tot verwarring, maar één ding staat vast: de publieke omroep is elk jaar weer duurder.
Er zijn grofweg drie bedragen belangrijk in de discussie. Allereerst de totale kosten van de NPO en alles wat daar onder valt, inclusief de dertien omroepen. In 2023 was dit 1,1 miljard euro. Dan is er de bijdrage van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de ‘OCW-bijdrage’, waarmee de uitvoering van hun publieke taak wordt bekostigd. Die was in 2023 935 miljoen euro. Dat de NPO meer uitgeeft dan het ministerie financiert, is mogelijk door een aantal activiteiten van de NPO. Bijvoorbeeld de abonneegelden van de videodienst NPO Plus.
Dan is er nog het derde bedrag: het deel van die bijdrage van het ministerie dat daadwerkelijk belastinggeld is. Want de bijdrage van het Rijk aan de landelijke publieke omroep bestaat voor zo’n 15 procent uit reclame-opbrengsten die de NPO ook als het ware zelf heeft verdiend. De STER, die de reclameruimte op de publieke zenders exploiteert, draagt namelijk eerst de opbrengst af aan het ministerie, dat dit geld vervolgens over het (publieke) medialandschap verdeelt. Alles afgepeld kostte de NPO in 2023 rond de 800 miljoen euro aan belastinggeld.
De verschillende grootheden worden soms aangewend om de NPO duurder af te schilderen dan hij is. BBB-Kamerlid Mona Keijzer zei vorige maand in het SBS-programma Oranjezomer dat de publieke omroep 1,2 miljard euro kost. Dit bedrag betreft echter de totale bijdrage van het Rijk aan publieke media, dus ook de lokale en regionale zenders (170 miljoen) en het Instituut voor Beeld en Geluid (30 miljoen). Ook hierbij geldt dat de STER-opbrengsten (2023: 175 miljoen euro) deel uitmaken van deze bijdrage.
Feitelijk is de NPO juist één van de goedkopere publieke omroepen van Europa. In Hilversum schermen bestuurders graag met internationaal onderzoek van de EBU, het verbond van Europese publieke omroepen, waaruit blijkt dat de Nederlandse burger voor de publieke omroep minder betaalt dan in veel andere Europese landen. Maar soms worden appels met peren vergeleken. Zo zendt de Zwitserse omroep in vier talen uit en is de BBC een mondiaal instituut, logisch dat die duurder zijn. „We hebben niet kunnen achterhalen in hoeverre het onderzoek van de EBU voor dit soort verschillen corrigeert”, schreef de Rekenkamer.
De NPO moet je dus vooral met de NPO vergelijken. Toen het kabinet in 2019 met Prinsjesdag de prognose maakte voor de komende vijf jaar, werd ingeschat dat de structurele bijdrage van het ministerie aan de NPO in 2024 onder de 800 miljoen euro zou zitten. In werkelijkheid zal die, zo bleek afgelopen najaar uit de budgetaanvraag van de NPO voor 2024, oplopen naar 950 miljoen (de incidentele uitgaven aan registratie van ‘superevenementen’ á 18 miljoen niet meegerekend). Voor het grootste deel is dit natuurlijk te wijten aan inflatie. De belangrijkste oorzaken zijn wettelijk gegarandeerde compensaties voor prijsstijgingen.
Helder is dat de NPO aan de laatste twee kabinetten-Rutte een prima broodheer had: beknibbeld werd er niet. Weliswaar werden de mogelijkheden van reclame ingeperkt, maar het ministerie compenseerde dit (structureel) met 40 miljoen euro. De STER-inkomsten hebben intussen nooit echt te lijden gehad, waardoor de NPO kon uitdijen.
Frank Volmer, directeur van de STER, denkt dat 200 miljoen euro korten mogelijk kan zijn en toch kwalitatief hoogstand aanbod te bieden. Maar, zegt hij, dan moet de STER wel de mogelijkheid krijgen om meer geld uit de markt te halen om het budget te compenseren. Momenteel mogen alleen instellingen met algemeen nut adverteren op de online-kanalen van de NPO. Volmer denkt dat het openbreken hiervan voor commerciële partijen tientallen miljoenen kan opleveren. Ook het Adviescollege Publieke Omroep, de commissie-Van Geel, adviseerde de staatssecretaris vorig jaar aan om deze beperking op te heffen.
Ook cruciaal, zegt Volmer, is dat sport en amusement onderdeel van het publieke aanbod blijven. „Als je geen voetbal uitzendt, raak je het verdienvermogen van de STER. Je moet wel in staat blijven een groot en divers publiek te bereiken.”
Keijzer (BBB) schaarde zich onlangs in de Tweede Kamer aan de zijde van marktpartijen RTL en Talpa (zie inzet), toen ze zich kritisch uitliet over het rapport-Van Geel en het advies daarin om amusement als publieke taak te herwaarderen. „Terecht horen wij van de commerciële omroepen dat er sprake is van oneerlijke concurrentie”, zei Keijzer. „Zeker wanneer het mogelijk wordt om STER-afdrachten aan de publieke omroepen te verhogen. De commerciële omroepen vissen natuurlijk in diezelfde vijver.”
Volgens Volmer „lobbyen de commerciëlen zich de versuffing”, maar moet de politiek daar niet naar luisteren. Geef een heldere budgettaire taakstelling, „en laat het dan aan de NPO en de omroepen zelf om te zien waar het met minder kan. Maar blijf als politiek buiten de inhoudelijke programmering en dring niet aan op een zender minder.” Hij denkt dat er vooral veel te winnen valt met efficiency: een NPO-brede afdelingen personeelszaken en ICT, en het indikken van „managementlagen en staven” bij de NPO.
Waar kan het mes in?
De NPO is het bestuursorgaan zelf, dat in feite niets produceert maar alleen organiseert. Daar gaat ongeveer 150 miljoen naar toe. Nog eens 100 miljoen gaat in de organisatiekosten van de omroepen zitten. Een kwart van de kosten gaat zo op aan het organiseren van de NPO, blijkt uit jaarverslagen van 2018 tot en met 2022 en begrotingen over 2023 en 2024.
Omroepdirecteuren huiveren om zelf suggesties te doen waar het mes in kan. Wat is nog verantwoord? En wanneer gaat het ten koste van de kwaliteit? Ga je met veertien camera’s naar voetbal, of met zeven? Vanaf hoeveel plekken versla je Dodenherdenking? Alles kan met minder, zegt een voormalige omroepbestuurder die niet met zijn naam in de krant wil. „Maar je krijgt wel een ander product.”
Ook Jan Slagter van Omroep MAX denkt dat er met een strakkere NPO-organisatie veel te winnen is, zo zei hij vorige maand in AD. Ook vindt hij dat buiten de EK’s en WK’s en samenvattingen van de eredivisie het sportaanbod herzien mag worden. Maar daar wreekt zich alweer de complexiteit, want onduidelijk is wat hiermee op de korte termijn te winnen is. De NOS heeft tot en met 2032 de rechten voor de Zomer- en Winterspelen al vastgelegd. Europees voetbal wordt al jaren uitgezonden door de commerciëlen.
Het schrappen van een zender, zoals NSC oppert in zijn verkiezingsprogramma? Tegenover de Telegraaf leek EO-directeur Arjan Lock onlangs bereid jongerenzender NPO3 te offeren. Maar dat ligt genuanceerder. Lock, ook voorzitter van het College van Omroepen, houdt het nu bij „desnoods een verschuiving van budget voor televisie naar online content”, als dat nodig is om jongeren te bereiken.
Directeur Lonneke van der Zee van BNNVARA vindt dat de politiek „op grote afstand moet blijven”, zo laat ze weten. „Je zou bijna gaan geloven dat dit een wezenlijke uitgave is voor de overheid, terwijl het om 0,2 procent van de totale rijksuitgaven gaat. Dan kun je niet anders dan concluderen dat dit symboolpolitiek is.”
Lees ook
Hoe de ‘linkse’ NPO mikpunt werd van populistisch rechts
Stoppen met NPO3 leveren volgens Van der Zee „nauwelijks besparing op”, terwijl het risico bestaat dat jongeren niet meer worden bereikt. Ook een BBC-model, waarbij pluriformiteit niet geregeld is via omroepen maar via de programmering binnen één omroep, „klink heel salonfähig, maar is weinig doordacht”. Juist de onafhankelijke omroepen „zorgen ervoor dat onderwerpen vanuit diverse perspectieven worden belicht”, aldus Van der Zee. „Dat maakt ons bestel zo rijk.”