De hoefsmid uit Den Nul bleek opeens een drugslab in de tuin te hebben

Als de politieauto’s voorrijden weet hoefsmid Jan Grootenhuis nog niet dat zijn laatste minuutje rust is aangebroken. Misschien is het nooit zo goed gegaan als nu, kort voor zijn 70ste verjaardag.

Ja, zijn heup is versleten. En hij is net zo doof als zijn bejaarde hondje Tommie, waarmee hij wat door de keuken scharrelt. Maar voor mensenoren zijn er gehoorapparaten, en ondanks zijn wankele lichaam kan Grootenhuis op verzoek nog steeds een paard beslaan. Dan houdt iemand anders de benen vast terwijl hij het ijzer met de precisie van een gewoonte op de hoeven tikt.

Grootenhuis is het type pensionado voor wie niets meer moeten vooral betekent dat nu alles kan. En dus staan er in de tuin een roestige Cadillac en een Duitse trekker uit 1954, die hij geduldig naar hun zoveelste leven sleutelt.

Achter het huis graast een voormalig dressuurpaard, dat door een Amsterdamse taxichauffeur aan zijn zorgen is toevertrouwd. En dan is er nog de vakantiewoning die hij bouwde in de oude koeienstal van zijn vader. Elk weekend volgeboekt voor de rest van het jaar – Grootenhuis is er trots op.

Het is precies vijf over vijf ’s middags, 28 augustus 2022. Er is vast weer een ongeluk gebeurd, denkt hij als de agenten bij hem aanbellen. Zijn dorpje Den Nul ligt tussen Deventer en Zwolle: de auto’s rijden vaak te snel over de kronkelige dijkweg die de steden verbindt. Grootenhuis draait het vuur onder de aardappelen lager en schuifelt naar de voordeur.

Als hij opendoet, kijken zes agenten hem aan. Er is een melding binnengekomen: of ze even een kijkje mogen nemen achter zijn huis?

Grootenhuis deinst een beetje terug.

„U bent geschrokken”, constateert een van de agenten.

„Ik ben niet geschrokken”, zegt Grootenhuis. „Meer verbaasd.”

Hij gaat aan kop en dus beweegt de optocht met een haast statige traagheid richting de zonnige tuin.

Ze lopen langs de vier trampolines die klaarstaan voor zijn kleinkinderen. Tien heeft Grootenhuis er, en hij probeert ze allemaal om de week te zien. Tijd is, zoals alles, het waardevolst zodra het op begint te raken.

Die avond moeten veel dorpelingen toevallig nog hun hond uitlaten

Bij de hooischuur vlak achter het huis vindt de politie alleen het grote bruine pensioenpaard, dat dommelt in de schaduw. Dan wijst een van de agenten naar het weiland verderop. Het is door een groepje bomen bijna aan het zicht onttrokken.

„Is dat echt nodig?”, vraagt Grootenhuis als ze ook daar willen kijken. Er ligt alleen wat oud materiaal, zegt hij. Bovendien heeft hij eten opstaan en komt zijn vrouw zo thuis van werk.

Toch schuifelt de optocht verder richting het weiland, driehonderd passen over het gele gras en dan door het hek dat Grootenhuis voor de agenten losknoopt.

Achter de bomenrij staan drie zeecontainers en een witte paardentruck. De geur van kuilvoer en door de zon verwarmde stro is er vermengd met een meer chemische, zoetige lucht.

In de containers liggen blauwe vaten en jerrycans. Om precies te zijn tellen de agenten na het opentrekken van de deuren 386 jerrycans met restjes vloeistof erin, en een grote zilveren reactieketel. Ze draaien zich om en kijken Grootenhuis aan.

„U bent vanaf nu verdacht”, zegt er een.

„Het lijkt me onwaarschijnlijk dat u hier niets van wist”, zegt een ander.

We kennen Grootnhûs toch?

Die avond moeten veel dorpelingen toevallig nog hun hond uitlaten. En dat natuurlijk precies op het stuk dijk vanwaar je de wei van de hoefsmid kunt zien.

Een drugslab in Den Nul. Sommigen geloven het pas als de rechercheurs gehuld in witte plastic pakken samenvlokken rond de containers. Of als er aan de andere kant van het dorp niet meer gezwommen mag worden in het meertje, dat met linten is afgezet. De gemeente Olst-Wijhe, waar Den Nul met zijn 550 inwoners onder valt, vreest een verband tussen het lab en de vele vissen die de laatste tijd zijn komen bovendrijven.

Ook zou het kunnen dat er drugsafval is doorgesijpeld tot grondwaterniveau. En dus krijgen mensen met grazende dieren een waarschuwing: besproei je gras niet met het water uit de bron. De paarden zouden er doodziek van kunnen worden, licht wethouder Marcel Blind later toe. „Of juist heel vrolijk.”

Het is „crisismodus” voor Blind (60), die zich namens het gemeentebestuur bezighoudt met de lange nasleep van het drugslab. Ruim een week na de inval organiseert hij samen met de politie een informatieavond in het restaurant van de familie Ripperda. Zo’n vijftig Nullenaren komen samen op het terras met uitzicht over de IJssel om te horen wat er over het lab bekend is. Dat is niet veel, klagen sommigen na afloop – het onderzoek is nog in volle gang.

Terugblikkend verbaast het Blind hoe nuchter en gelaten de inwoners op het drugslab reageren. Er zijn vragen over de verontreiniging van het water, maar verder lijken de inwoners zich weinig zorgen te maken over de eigen veiligheid. Een jager wiens huis driehonderd meter verderop staat, noemt het een „ver-van-mijn-bed-show”.

Tijdens de informatieavond zijn er vooral veel vragen over wat er met Grootenhuis gebeurd is. Restauranteigenaar Leon Ripperda zegt tegen een journalist van de regionale krant De Stentor dat hij vermoedt dat het lab de hoefsmid „is overkomen”. Of dat hij daar in ieder geval op hoopt.

En Blind vertelt dat de mensen zich verbaasd afvragen: „We kennen Grootnhûs toch?”

Foto’s: Sake Elzinga

Paardenjacht

Dat Grootenhuis er niet meer is, merkt zijn directe buurman Stef Wijnberg (34) als hij opkijkt van zijn laptop en paarden door de uiterwaarden van de IJssel ziet draven. Het zijn de paarden van de hoefsmid.

Iemand moet zijn vergeten om het hek dicht te doen, denkt Wijnberg. En vooral: iemand moet achter ze aan.

Wijnberg is een import-Nullenaar en een softwarebouwer. Hij komt geregeld bij Grootenhuis over de vloer. De twee helpen elkaar met waar de ander niet zo goed in is. Zo zorgt Wijnberg ervoor dat de wifi bij de hoefsmid werkt en stort Grootenhuis compost en houtsnippers in de moestuin van de software-expert.

Maar dan komt het moment dat Grootenhuis in de cel blijkt te zitten en Wijnberg zijn paarden langs de rivier ziet rennen. Dan wordt de burenrelatie echt getest.

Wijnberg heeft niets dan zijn gevoel om op te varen als hij hoort over wat er op een paar honderd meter van zijn slaapkamer in de wei van zijn buurman gebeurde. Heeft Grootenhuis daar nou al die tijd een drugslab gehad? Of gedoogd misschien?

Het is de vraag die meer buren stellen in de dagen nadat het lab is opgerold en de hoefsmid als ‘verdachte Jan G.’ in De Stentor verschijnt. Zijn wazig gemaakte portret staat afgedrukt onder koppen als ‘Breaking Bad in Den Nul’.

„Joseph, ik wil je laten weten dat ons leven nu helemaal kapot is. Hebben jullie lekker veel geld verdiend?”

Overbuurman Jim van der Zanden (64) zegt dat hij Grootenhuis niet altijd goed heeft kunnen peilen. Van der Zanden is voormalig therapeut en woont aan de andere kant van de dijkweg. Hij vindt dat de montere hoefsmid de dingen soms mooier voor lijkt te doen dan ze in werkelijkheid zijn. „Maar Grootenhuis een crimineel? Nee. No way. Ik dacht eigenlijk alleen: holy shit, wat ben jij naïef geweest.”

Voor Van der Zanden speelt mee dat het terrein van de hoefsmid altijd al „een beetje een rommeltje” is geweest. „Een beetje een vrijstaat.”

„Gescharrel” is de term die softwarebouwer Wijnberg daarvoor gebruikt. „Er is altijd gescharrel bij Grootenhuis.” Als het niet de vakantiegangers zijn, dan is het wel een klusser, of anders iemand die een boormachine of ontwormingsmiddel voor een paard komt lenen.

Dat het lab op het terrein van de hoefsmid staat, betekent voor Wijnberg dus niet meteen dat zijn buurman het ook gedaan heeft. En dus klapt hij na de politie-inval zijn laptop dicht en stapt op de fiets richting de uiterwaarden. Voor het eerst in zijn leven gaat hij op paardenjacht.

Familievriend

Slapeloze uren duren langer, weet Grootenhuis. In Zwolle woelt en piekert hij zich door zijn eerste gevangenisnacht.

„U wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie en van het produceren van harddrugs”, krijgt Grootenhuis de dag erna te horen. Met een inderhaast opgetrommelde advocaat neemt hij plaats voor het verhoor.

„Ik denk er iets anders over”, begint Grootenhuis.

Inderdaad, de containers staan op zijn terrein. Voor een goed stel benen is het drie minuten lopen vanaf de achterdeur; voor de zijne zijn het er misschien zeven.

Maar wat er daar gebeurde – dat heeft hij gedaan noch geweten. Dat weet hij nog steeds niet.

Grootenhuis vertelt dat hij de containers en de paardentruck verhuurt aan iemand die Joseph heet. Dat is een goede vriend, voegt hij toe. Een „fijne jongen” die hij al meer dan twintig jaar kent. Grootenhuis houdt Joseph verantwoordelijk voor wat er gebeurd is, zegt hij tegen de agenten.

Als hij later terugblikt, weet Grootenhuis te vertellen dat Joseph uit Sierra Leone komt. Dat hij kindsoldaat is geweest, zich op een dag verstopte in een schip en zo naar Nederland vluchtte, waar zijn tijd in het asielzoekerscentrum eindigde met een verblijfsvergunning. Verder dan de basale brokstukken van dat verleden is Grootenhuis nooit gekomen. Maar wie vraagt er op zo’n geschiedenis door?

De twee ontmoetten elkaar in 2000 via een gedeelde kennis uit Burundi. Grootenhuis’ vrouw is kraamverzorgster, en hielp die kennis na haar bevalling toen zij in hetzelfde azc als Joseph woonde.

Joseph is dan 25 en zit vaak om werk verlegen, terwijl Grootenhuis op zijn grote terrein altijd klusjes te over heeft. En dus vinden de twee elkaar ruim twintig jaar lang in vraag en aanbod.

Soms is Joseph er eens per maand, soms een tijdlang wekelijks. Hij hooit het gras en maakt de paardenstal schoon. Hij hamert hekken de grond in en snoeit de heg. Hij weet binnen een mum van tijd hoe je ‘hamer’, ‘stro’ en ‘voederbak’ in het Nederlands zegt.

De afgelopen tijd leerde hij van Grootenhuis ook hoe de vakantiewoning klaargemaakt moet worden voor nieuwe gasten. Voor als die vermaledijde hoefsmidheup het voorgoed begeeft.

„Maar we hadden ook gewoon lol”, zegt Grootenhuis.

Foto’s: Sake Elzinga

Joseph wordt een soort familievriend, een graag geziene gast die tussen de klusjes door in de keuken een eitje eet of thee drinkt.

„Hij was altijd vrolijk”, zegt Grootenhuis’ jongste dochter Hendrike (38) over die momenten. „Heel goedlachs. En hij stond altijd voor mijn vader klaar.”

Anderzijds is Grootenhuis er ook voor Joseph. Hij geeft hem zijn kleine Mitsubishi-auto in bruikleen en schrijft hem tijdelijk in op zijn adres als hij in de problemen zit.

Want Joseph kent veel tegenslag. Hij verliest zijn werk, hij scheidt van zijn vrouw, en vanwege wat wietplantjes in zijn tuin wordt hij uit zijn sociale huurwoning in Deventer gezet. Hij krabbelt weer op, om in 2019 opnieuw ontslagen te worden bij zijn volgende baan bij een energiebedrijf.

„Racisme”, denkt Grootenhuis daarover. Hij vindt dat er in de streek veel racisme is. Een buurvrouw belde volgens hem zelfs een keer de politie omdat ze iemand in zijn tuin zag lopen. Maar dat was een vriend van Joseph, die door Grootenhuis gevraagd was het Jakobskruid, een giftige plant voor paarden, te plukken.

„Dat soort dingen komt gewoon vanwege de huidskleur. Joseph heeft daar geen geduld voor. Hij heeft een kort lontje als het om racisme gaat. En je wordt er bij zo’n bedrijf om het minste of geringste uitgezet.”

Na zijn laatste ontslag wordt het schrapen voor Joseph, die inmiddels in de veertig is. Hij maakt hier en daar wat schoon, en verzamelt oud ijzer en aluminium in Deventer en Assen om het in bulk verder te verkopen. Een nieuw huis komt er niet. Slapen doet hij bij vrienden.

Maar al die tijd heeft hij wel een doel voor ogen, vertelt Grootenhuis.

Joseph wil met een eigen bedrijfje spullen naar Ghana exporteren. En dus verzamelt hij oude autobanden, koelkasten, kleding en versleten buitenboordmotoren.

Joseph laat Grootenhuis op zijn telefoon weleens filmpjes zien van wat hij met de in Nederland verdiende euro’s in Afrika zou willen doen. De gedroomde stap twee: een groter bedrijf in Ghana zelf opzetten – iets met dieren, een viskwekerij bijvoorbeeld.

„Voor die droom had ik respect”, zegt Grootenhuis. „En daar wilde ik wel een beetje bij helpen.”

Voor het exportbedrijfje heeft Joseph wel een opslag nodig. En dus nam Grootenhuis zo’n twee jaar geleden het besluit om zijn containers aan hem te verhuren.

En ja, bekent Grootenhuis in de verhoorkamer: er is een moment geweest, ergens afgelopen zomer, waarop hij naar de wei liep en zag dat de deuren van een van de containers openstonden. Misschien vanwege de hitte, want meestal zaten er hangsloten op.

Er hing die dag bij de paardentruck een man rond die hij niet kende, en in de open container zag Grootenhuis Joseph zitten, met naast hem een gasbrandertje waarop een ketel stond.

Grootenhuis zegt tegen de agenten dat er volgens Joseph wietolie in de ketel zat. En dat wietolie volgens Joseph „niet illegaal” is. „Je kunt het zo uit Zwitserland importeren”, zei Joseph volgens Grootenhuis.

„Ik zei op dat moment dat het allemaal weg moest, en toch gingen ze door”, vertelt Grootenhuis de verhoorders. „Ik geloofde dat het legaal was, maar het werd mij te groot. Ik twijfel nu wel omdat jullie hier zo serieus mee omgaan en ik hier nu zit.”

„Wij hebben het vermoeden dat het om een amfetaminelab gaat”, klinkt het vanaf de andere kant van de tafel.

„Dat meen je niet.” Grootenhuis wordt nu korter van stof.

„Ook lijkt het erop dat er afval in de grond is geloosd. Dan is er echt een heel groot probleem.”

„O.”

De hekken moeten onder meer de paarden weghouden van de giftige grond. Via slangen die naast de containers de grond in staken werd het drugsafval direct in de grond gegoten.
Foto Sake Elzinga
Foto Sake Elzinga

Noaberschap

In het gemeentehuis van Olst-Wijhe schudt wethouder en loco-burgemeester Marcel Blind zijn hoofd. Blind was altijd van het bouwen; van het botvieren van zijn technische kennis op vergunningen, bestemmingsplannen en ontwerpen.

Tegenwoordig lijkt het wel of hij wethouder harddrugs geworden is. In zijn kantoor met uitzicht op de IJssel kan hij begin 2024 de incidenten nog net op één hand tellen.

Eerst was er het lab bij Grootenhuis, daarna nog een bij Heino, toen was er een afvaldumping in een bos, en ten slotte werd er een drugsopslag gevonden op een nogal provocerende afstand van het gemeentehuis in Wijhe. Op tweehonderd meter van het bureau waar hij nu aan zit, ja.

Vier keer in anderhalf jaar tijd kwam de harddrugswereld in de gemeente en de directe omgeving bovendrijven. Voor 28 augustus 2022, de dag dat het lab in de wei van Grootenhuis werd ontdekt, was er in Olst-Wijhe volgens Blind bijna nooit iets aan de hand.

Het is een landelijke trend: de afgelopen jaren worden er in Nederland steeds meer harddrugslabs gevonden. Waar er in 2021 een daling leek te zijn ingezet met 93 ontmantelde labs, lag dit aantal in het afgelopen jaar met ruim 120 weer aanzienlijk hoger.

In de meeste labs wordt net als in de containers van Grootenhuis amfetamine, oftewel speed gemaakt. Nederland is de grootste amfetamineproducent ter wereld. Het is een van de bestandsdelen van xtc.

En hoewel de meeste labs nog altijd in Brabant worden gevonden, trekken harddrugsproducenten steeds vaker naar het noorden en het oosten van het land, waaronder Overijssel. Dat merken experts als Anton Jansen, manager van het Platform Veilig Ondernemen (PVO) in Oost-Nederland, dat ondermijning in deze regio in kaart brengt en probeert tegen te gaan.

Daarbij baseert Jansen zich niet alleen op de data van opgerolde drugslabs, maar ook op het afvalwater en het prijspeil van de drugs in de provincie. Want hoeveel laboratoria er door de politie worden gevonden hangt volgens Jansen in grote mate samen met of de bevolking bereid is om verdachte zaken te melden.

In Oost-Nederland zijn de inwoners minder alert op drugscriminaliteit dan in Brabant, en daarom wordt er minder gemeld. Het is de reden dat Jansen door het gebied trekt met vaatjes vol geurkorrels om mensen op voorlichtingsbijeenkomsten de geur van een lab te leren herkennen.

Maar er zijn ook andere redenen dat het ‘vestigingsklimaat’ voor criminelen in Overijssel goed is, zegt Jansen. Zo staan er – mede door de stikstofcrisis – veel stallen en schuren leeg. Ook zijn er veel uitvalswegen naar Duitsland, waar een xtc-pil twee keer zoveel waard is als in Nederland. De jaaromzet van drugscriminelen in Oost-Nederland schat het PVO op 3 miljard euro. Dat is meer dan de omzet van Bolletje, Johma en Grolsch samen.

Het confronteert kleine gemeentes als Olst-Wijhe met de vraag wat zij tegen de oprukkende drugscriminaliteit kunnen doen. In de gemeenteraad wordt geroepen om een extra wijkagent, en wethouder Blind vertelt dat ook het idee van cameratoezicht bij de toegangswegen is geopperd.

Maar net als Jansen komt Blind tot de conclusie dat het belangrijkste is dat de inwoners verdachte signalen eerder gaan melden via de politie of Meld Misdaad Anoniem. „Dan heb je meteen honderden extra wijkagenten.”

Foto’s: Sake Elzinga

Nu gebeurt het melden volgens hem te weinig omdat mensen elkaar vanwege een gevoel van noaberschap niet in de problemen willen brengen. Blind draait die gedachte graag om: is nabuurschap niet samen ervoor zorgen dat het buitengebied voor iedereen veilig blijft?

Ook is het een probleem dat bewoners vreemde geluiden of gekke geuren niet ervaren als mogelijke indicaties van een drugslab. Het bewustzijn dat harddrugs niet alleen onder de rivieren, maar misschien ook in de schuur van de buurman in Olst-Wijhe worden gemaakt, daalt volgens Blind nu langzaam in.

Het heeft iets paradoxaals, zegt hij. Voordat de gemeenschap de signalen herkent moet het eerst een keer fout zijn gegaan.

Want nadat het lab bij Grootenhuis was opgerold, waren er veel Nullenaren voor wie verwaarloosbare stukjes herinnering opeens voelden als een beloftevol puzzelstukje.

„Ik zag een keer een witte bestelbus het erf oprijden”, liet een buurman van even verderop na de politie-inval aan een rechercheur weten.

„Ik zag meerdere keren per week een witte bestelbus het erf oprijden, met twee mannen erin”, vulde iemand een paar deuren verderop aan.

En ook Blind werd na de informatieavond in Den Nul aangeklampt door mensen die iets hadden gemerkt. Iemand vertelde over een scherpe zure lucht, en weer een ander zei dat hij een hele nacht een trekker of een ander soort motor had horen lopen.

Die man had gedacht dat het een waterpomp was, zegt Blind, of een besproeiingsinstallatie. „Niemand legt bij zoiets de link met een mogelijk delict. Maar als je al die losse signalen bij elkaar optelt, dan had de puzzel gelegd kunnen worden door een specialist – als er meldingen van gedaan waren.”

Lekker veel geld verdienen

Een week nadat het lab is opgerold viert Grootenhuis zijn 70ste verjaardag in de gevangenis in Almelo. Hij leert die dag om saldo op de kaart te zetten die hij nodig heeft om naar huis te bellen.

In totaal zit Grootenhuis achtentwintig dagen vast. Ergens in die septembermaand van 2022 vindt zijn onrust vorm in het weifelende handschrift waarmee hij zelfmoordbriefjes opstelt, geadresseerd aan zijn vrouw en zijn vier dochters. Dat zijn precies degenen vanwege wie hij de stap van gedachte naar daad nooit zal zetten.

Eenmaal terug in Den Nul ziet Grootenhuis dat het stuk weide rondom de containers met hekken is afgesloten door de politie. Alleen het hondje Tommie komt daar soms nog. Die kruipt gewoon onder de spijlen door, doof voor de mensen die hem achtervolgen tot aan het vergrendelde hek vanwaarachter ze tevergeefs zijn naam roepen.

Foto’s: Sake Elzinga

Al die tijd is Joseph de grote afwezige. Tijdens de politieverhoren klaagde Grootenhuis al dat de recherche niet goed naar hem heeft gezocht. Dat ze in hadden moeten gaan op zijn aanbod om daarbij te helpen.

De vrouw van Grootenhuis stuurt Joseph af en toe een appje. Eerst houdt ze het praktisch: ze vraagt waar de Mitsubishi staat en waar de sleutel ligt. Daar antwoordt Joseph nog op: „De sleutel is bij een friend in Deventer”, stuurt hij. „Ik ga him bellen voor je.”

Maar een dag later appt ze Joseph om acht uur ’s ochtends:

„Zo erg dat je met die gevaarlijke stoffen bent gaan werken bij ons in de wei. Tommie komt helemaal ziek terug als hij in die gele doekjes heeft gesnuffeld.”

Om weer een dag later te vervolgen:

„Joseph, ik wil je laten weten dat ons leven nu helemaal kapot is. Hebben jullie lekker veel geld verdiend? En wij draaien ervoor op, wat ontzettend gemeen.”

Na die berichten blijft het van de kant van Joseph stil.

Maar iemand anders krijgt nog wel antwoord van hem. Het is de vrouw uit Burundi via wie Grootenhuis en Joseph elkaar twintig jaar geleden leerden kennen in het azc.

Ze is bevriend met Joseph, maar nu is ze vooral boos. Ze appt Remke, de oudste dochter van Grootenhuis, dat ze denkt dat Joseph het gedaan heeft. En dat ze wil helpen omdat het gezin van de hoefsmid voor haar „een soort familie” is.

Volgens haar is er ruzie ontstaan in de vriendengroep van Joseph nadat Grootenhuis hem zag zitten met de ketel en hem vroeg om de containers te ontruimen. Daarna zou iemand uit het groepje hebben besloten om het lab te tippen aan de politie.

Terwijl de politie meeluistert belt ze Joseph op. In dat gesprek laat hij vallen dat hij in Ghana is. Nee, vluchten was het niet, claimt Joseph: hij was al op weg voor het lab werd ontdekt. En hij zal terugkomen om zichzelf aan te geven.

Trammelant

De eerste keer dat Grootenhuis en Joseph elkaar weer zien is in de rechtbank in Zwolle, als Joseph geflankeerd door agenten de zaal wordt binnengeleid. Nu hebben ze behalve hun gevoel voor humor ook gemeen dat ze verdacht zijn van betrokkenheid bij een drugslab.

Tegen Joseph eist het Openbaar Ministerie (OM) een celstraf van vijf jaar voor het produceren van amfetamine. En Grootenhuis hangt voor medeplichtigheid een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van een halfjaar boven het hoofd.

De officier van Justitie vat het allemaal samen: het gaat om een drugslab waar een jaar lang amfetamine-olie is gemaakt, in totaal minimaal 1.800 liter. De politie heeft berekend dat daar ruim anderhalf miljoen euro mee verdiend is. „Het is geen simpel lab geweest”, concludeert de officier. Het is een lab uit de zwaarste categorie.

Ook horen Grootenhuis en Joseph dat er een opvallend kleine hoeveelheid afvalstoffen is gevonden. En dat hun een milieudelict ten laste wordt gelegd omdat de rest van de honderden liters afval via speciaal daarvoor aangelegde slangen diep de grond in zijn geloosd.

Er zitten slechts een paar meter tussen de stoelen van Grootenhuis en Joseph, maar als ze over elkaar praten blijven ze in de richting van de rechters staren. Geen van beiden doet tijdens de rechtszaak de moeite om het hoofd een halve slag te draaien en de ander in het gezicht te kijken. Er wordt alleen gewezen.

Joseph heft zijn linkerhand in de richting van Grootenhuis als hij zegt dat hij schulden bij hem had. Dat hij de Mitsubishi op de pof gekocht had, de aflossing niet kon betalen, en dat Grootenhuis toen aan hem had gevraagd om met vrienden wietplantjes te gaan verbouwen. En dat Grootenhuis akkoord ging toen die vrienden langskwamen met het voorstel om iets te maken waar je meer geld mee kon verdienen.

Joseph zelf was bij dat alles maar een hulpje, zegt hij. En dus niet de kok of de organisator. Hij haalde voedsel en regelde het water. „Omdat ik lang bij Jan woonde wist ik hoe alles zat”, legt hij uit.

Josephs advocaat betitelt de relatie tussen Grootenhuis en Joseph als een „baas-knechtverhouding”. Ook zegt hij in zijn pleit dat Joseph de dupe is van een dossier dat incompleet is vanwege het capaciteitsgebrek van het OM.

Voordat het lab in de wei van Grootenhuis werd ontdekt was er in Olst-Wijhe bijna nooit iets aan de hand

Want van Grootenhuis zijn er nul dna-matches gevonden, en van Joseph meer dan dertig. Maar ook van zeven andere mannen, onder meer van iemand die zich „de professor” noemt, waren er veel sporen in het lab. Dat benadrukt zowel de advocaat van Joseph als die van Grootenhuis. De zeven lieten hun dna achter op blikjes cassis en weggegooide peuken, maar ook op laarzen, handschoenen en mondkapjes. Zij zijn door het OM niet vervolgd.

Grootenhuis wijst op zijn beurt naar Joseph als hij het beeld schetst van die zomerdag waarop hij hem met een ketel in de weer zag. Grootenhuis benadrukt dat hij toen zei dat hij „geen trammelant” wilde. Dat ‘het’ allemaal weg moest. En dat hij dat later nog eens heeft herhaald.

„Nu probeert Joseph me erbij te lappen”, zegt Grootenhuis tegen de rechter.

Verder heeft hij weinig doorgehad, is de gemene deler van Grootenhuis’ antwoorden op de vragen die de rechters op hem afvuren. De vreemde geur – dat was vast de wietolie. En het witte busje dat af en aan reed? Daarvan dacht Grootenhuis altijd dat het oude autobanden voor Josephs export kwam brengen.

Ten slotte geef hij toe: ja, hij schrok toen de agenten aanbelden op die 28ste augustus en over zijn containers begonnen. Maar dat was alleen omdat hij toen besefte dat het met die wietolie van Joseph toch niet in de haak was.

Rechter: „Bent u niet heel erg naïef geweest?”

Grootenhuis: „Dat zou u wel kunnen zeggen.”

Afpakken

Als de hoefsmid eind oktober 2023 van de vrijspraak hoort verandert er weinig.

Verdachte Jan Grootenhuis is „onzorgvuldig en naïef” geweest, schrijven de rechters in het vonnis. Het is volgens hen echter niet bewezen dat hij zich bewust was van het risico dat er in de containers harddrugs werden gemaakt. Joseph E. daarentegen wordt wel schuldig bevonden: hij krijgt drie jaar cel.

De uitspraak heeft iets wrangs, zegt Grootenhuis. Het afgelopen anderhalf jaar is voor hem een hoogstpersoonlijke, intensieve cursus geweest in het verschil tussen strafrecht en bestuursrecht.

Want ja, hij is blij dat de strafrechters hebben erkend dat hij van het lab niets afwist. Maar volgens het bestuursrecht is hij als eigenaar van het terrein wel aansprakelijk voor wat er met de bodem gebeurt. Voor vervuiling door drugsafval bijvoorbeeld.

In De Stentor las Grootenhuis voor het eerst over de hoeveelheid werk die het door de gemeente ingehuurde bedrijf aan de sterk verontreinigde bodem dacht te gaan hebben. Kostenplaatje: tussen 700.000 en 1 miljoen euro.

En omdat Joseph wel is veroordeeld maar geen geld heeft, en er geen andere verdachten zijn vervolgd, kunnen die kosten op niemand anders worden verhaald.

„Acht daders hebben het gedaan”, is Grootenhuis’ beduusde samenvatting van de zaak.”En ik moet het gaan betalen.”

Als hij rondloopt over zijn erf wordt zijn frustratie snel duidelijk. „Mooi hè?” zegt hij over zijn Duitse trekker, over zijn paardenstal en meermaals over de vakantiewoning.

Maar daar komt wel een zinnetje achter: „Dat gaan ze dus van me afpakken.”

De kleine groene container werd door de “koks” gebruikt om in te lunchen omdat de chemische geur in de andere te sterk was, vertelde Joseph tijdens de rechtszaak.
Foto Sake Elzinga
Foto Sake Elzinga

De sfeer kantelt

‘Ze’: dat is de gemeente Olst-Wijhe. En achter de schermen is ‘ze’ vooral wethouder Blind, die zich – bijgestaan door een juridisch medewerker – met de sanering bezighoudt.

Want hoewel het meeviel met de verontreiniging van het bronwater in de rest van het dorp, en de dode vissen in het zwemwater gewoon aan good old blauwalg te wijten waren, werd snel duidelijk dat het op het terrein van Grootenhuis goed mis was.

Een zeiknatte, zurige bodem aan het einde van een van de droogste zomers ooit. De hoefsmid wilde kort nadat hij uit de gevangenis kwam een gespecialiseerd bedrijf snel de grond laten afgraven, voordat het drugsafval zich door het stijgende grondwater verder zou verspreiden. Volgens de gemeente was er eerst meer onderzoek nodig. Nu wordt de sanering door Blind en zijn collega’s aangestuurd.

Blind heeft het stappenplan van de schoonmaak in zijn hoofd zitten alsof het een van zijn bouwprojecten is.

Eerst moet je wachten tot juni 2024, vertelt hij, want in die maand is het grondwaterpeil het laagst. Dan pomp je – net als bij een bouwput – het grondwater weg, dat nog ergens weggezuiverd moet worden. Pas dan kan je gaan graven.

En dat is nog niet alles, zegt Blind. Er moet overlegd worden met omwonenden, Rijkswaterstaat en het waterschap. En als er voor het afgraven straks een boom moet wijken, moet je niet vergeten om voor het kappen op tijd een vergunning aan te vragen.

Het is veel voor Olst-Wijhe, zegt Blind, en dat terwijl er toch al heel wat van gemeentes gevraagd wordt. „Dit is niet iets dat je er even bijdoet. Het kost zoveel uren dat we er ander werk voor laten liggen.”

Na de vrijspraak van Grootenhuis is er dan ook geen moment overwogen om de kosten kwijt te schelden. Ja, het is een drama voor de hoefsmid, zegt Blind. Maar de gemeente heeft gewoon geen andere keus. „Want wie moet het anders betalen? De gemeenschap?”

De gemeente kan aanspraak maken op een overheidssubsidie voor het opruimen van drugsafval. Die is vanwege de vele dumpingen verruimd tot een bijdrage van maximaal twee ton. Maar als het straks tegenzit met het grondwaterpeil kan het zijn dat Olst-Wijhe alsnog opdraait voor een deel van de kosten. Ook als het huis en het terrein van de hoefsmid zijn verkocht.

De sfeer rond Grootenhuis is in het dorp gek genoeg „wat gekanteld” sinds de vrijspraak, meent Blind. De gemeente krijgt belletjes en zelfs een Woo-verzoek (Wet open overheid) van inwoners die over de dure sanering hebben gelezen in De Stentor. Ze vrezen dat daardoor hun belastingen omhoog zullen gaan.

De verandering van het sentiment is misschien juist ingegeven door die vrijspraak, suggereert Blind. „Want het is een complex verhaal. En nu mensen lezen dat hij is vrijgesproken, denken ze wellicht: dan hoeft hij ook niet te betalen.”

Foto Sake Elzinga

Erin gestonken

Het jaar is 2024 en Grootenhuis is constant aan het opruimen. De kamers boven zijn al wat meer aan kant, en nu is het oud ijzer aan de beurt. Hij heeft er „een beetje erg veel van”, zegt Grootenhuis. Dat soort dingen kan beter alvast weg, voor als straks de sanering begint en ze bij de gemeente „doorpakken” met de verkoop van het huis.

Van het weekend komt Yaya helpen om de boel naar de schroot te rijden. Dat is een oorlogsvluchteling uit Ivoorkust. „Een goede jongen”, noemt Grootenhuis hem. „Heel technisch, en met veel mooie ideeën.”

Yaya wil terug naar Ivoorkust om zijn familie te helpen en doet dus niet aan rustdagen. Doordeweeks ligt hij als elektricien op de daken van de IJsselstreek om zonnepanelen aan te leggen. En in de weekenden is hij manusje-van-alles bij de hoefsmid om wat extra’s te verdienen.

„Die wil ik een beetje helpen”, zegt Grootenhuis. „En ik kan zelf niet zoveel meer. Dus ik heb hem ook nodig.”

Wel is Grootenhuis een stuk voorzichtiger geworden. Toen Yaya laatst samen met hem een bus naar Afrika wilde exporteren, heeft hij het aanbod toch maar afgeslagen.

„Onzin eigenlijk”, zegt hij over die beslissing. Want Yaya is Joseph niet. En zonder vertrouwen is een mens alleen. Maar het rijmde even te veel met het verleden.

Grootenhuis heeft Joseph nooit meer gesproken. Natuurlijk, hij denkt nog veel aan wat er tussen hen gebeurd is. De realiteit die sanering heet dwingt hem om er voortdurend aan te denken.

Want waar moet hij naartoe als het huis door de gemeente verkocht wordt? Misschien lukt er iets via de crowdfunding die de buren op gaan zetten. En met een schuin oog kijkt Grootenhuis alvast naar campertjes.

Tot de eerste factuur op de mat ploft, is het wachten voor Grootenhuis: het tergende gewacht van iemand die zeker weet dat er een klap gaat komen, alleen niet precies wanneer.

Toch vertaalt het troebele toekomstbeeld van de 71-jarige hoefsmid zich niet in boosheid op Joseph. Of ja, soms welt de woede even op, zegt Grootenhuis, maar meestal voelt hij iets dat op medelijden lijkt.

„Joseph is niet de slimste en ik geloof niet dat hij helemaal in de gaten had waaraan hij begon. En toen er eenmaal geld was geïnvesteerd kon hij er niet meer uitstappen. Dat denk ik. Joseph is er net zo hard ingestonken als ik.”