Hoofdstuk IHeld voor de kust
Ian Trelawny gaat over leven en dood beschikken. De Britse luitenant knijpt de lach uit zijn ogen en tuurt over de boeg van zijn motortorpedoboot de donkerte in, op zoek naar de vijand. Het is 9 december 1943, 22.17 uur. Hij probeert bewegingen, contouren en schaduwen te onderscheiden. In een oorlog gaat het er op het nachtelijke water om wie het snelst het scherpst ziet.
De flottielje van zes motortorpedoboten (MTB’s) is vertrokken vanuit de Britse marinebasis Beehive in Felixstowe, nabij Ipswich, en surveilleerde eerder op de avond bij Egmond aan Zee. Nu liggen ze wat zuidelijker, onder IJmuiden. Trelawny heeft zijn mannen opgedragen 10 zeemijl van de kust af te blijven, buiten het bereik van de Atlantikwall, de verdedigingslinie van nazi-Duitsland die ook de westkust van Nederland beslaat.
IJmuiden is een goede plek om op de vijand te wachten; hier komt het Noordzeekanaal op zee uit.
Trelawny is pas 26, maar anderhalf jaar geleden al onderscheiden met een Distinguished Service Cross. Tijdens een gevecht met de Duitsers nabij het Franse havenplaatsje Barfleur raakte hij, door rondvliegende scherven na een explosie aan boord, van zijn rechterschouder tot aan zijn onderbeen gewond. Liggend op het dek bleef hij bevelen roepen en zijn mannen aanvoeren.
Hij heeft de andere vijf MTB’s bevolen te stoppen. Nu turen ze naar de horizon, op zoek naar een mogelijk teken dat er Duitse schepen in de buurt zijn.
Om het geluid van naderende schepen op te vangen zijn hydrofoons – onderwatermicrofoons – te water gelaten. Alle motoren en ventilatoren moeten uit staan om die optimaal te benutten.
Een uur lang klinkt alleen het klotsen van de golven tegen de boeg en het ruisen van de wind. Tot de hydrofoons een geluid onderscheppen dat Trelawny ’s zintuigen op scherp zet.
Hoofdstuk IIDe Theepot
Het familieonderzoek begon met een opmerkelijke Engelse theepot in de vorm van een cottage, beschilderd met ramen, struikgewas en een rieten dak als deksel. Mea Pruimers (71), gepensioneerd boekhoudster uit Tiel, zet hem op tafel. Ze zag de pot toen ze klein was bij haar oma staan. „Die heb ik van mijn broer Kees gekregen”, zei haar oma. „Die is in de oorlog getorpedeerd geweest.”
Pruimers merkte dat doorvragen te pijnlijk was. Telkens als ze die pot zag, vroeg ze zich af welk verhaal erachter zat. Na het overlijden van haar oma kreeg ze de theepot in haar bezit. Hij stond jarenlang in haar kast, tot ze op een dag besloot uit te zoeken wat haar oma bedoeld had. Een oudoom die getorpedeerd was geweest?
Ze zocht contact met haar achterneef Henk Houtman (79), die altijd al interesse in geschiedenis had gehad en als oud-journalist voor het Leidsch Dagblad en voorlichter bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat gevoel heeft voor verhalen. Ze begonnen over en weer te mailen en verzamelden wat er in de familie was verteld. Was er niet iets met duikboten? En had Kees opgesloten in de badkamer van een schip gezeten? Werd Kees’ moeder Maria niet ‘Opoe Glaasje Bier’ genoemd? Ze zochten in online archieven en puzzelden met horten en stoten feiten bij elkaar over het leven van een (oud)oom die matroos was en die vermoedelijk tijdens de oorlog in de Noordzee was verdronken.
Maar er bleven gaten in het verhaal zitten. Dus toen Mea Pruimers in 2021 maritiem archeoloog Yftinus van Popta op de radio hoorde vertellen over de scheepsrampen die hij had gereconstrueerd, schreef ze hem een e-mail met alles wat ze had gevonden. Kon Van Popta verder helpen?
Normaal gesproken zoekt Van Popta (37) het verhaal bij een aangetroffen wrak van een schip dat op de voormalige Zuiderzee – het huidige IJsselmeer – gezonken is. Nu was er geen wrak, alleen het geraamte van een oorlogsverhaal. Toch raakte hij al snel gefascineerd. Zoeken in oude krantenberichten in het gedigitaliseerde krantenarchief Delpher en de Engelse tegenhanger leverde aanknopingspunten op, waardoor hij steeds verder kwam. Een zeeslag op de Noordzee in december 1943. De Engelsen tegen de Duitsers. Hij analyseerde scheepslogboeken, maakte zeekaarten waarop het verloop van de slag minutieus werd weergegeven en spoorde afstammelingen van betrokkenen op.
Twee jaar later was Van Popta eruit. Hij kon Mea Pruimers en Henk Houtman precies vertellen wat er met Kees was gebeurd.
III Het konvooi onder schot
HoofdstuK IIIHet konvooi onder schot
9 december 1943, 23.31 uur. De hydrofoons pikken een geluid op dat van schepen afkomstig is. De vijand is dichtbij. Vergezeld door twee andere MTB’s vaart Trelawny verder zuidwaarts langs de Nederlandse kust, richting Noordwijk aan Zee.
Hij ziet de contouren aan de horizon. Bewapende coasters en trawlers (vracht- en vissersboten) die zich om een groot vaartuig hebben gepositioneerd. Het is inmiddels rond half één ’s nachts.
MTB’s kunnen 70 kilometer per uur varen en worden niet voor niets door de Duitsers Schnellbooten genoemd. Om die snelheid te behalen zijn flinke motoren nodig, die op de toppen van hun kunnen een stevig kabaal produceren.
Nog voor Trelawny in de buurt van het konvooi aankomt, hebben de Duitsers door wat er gaande is. De voorste boot opent het vuur.
HOOFDSTUK IVHet kindertehuis
Cornelis Ringlever, roepnaam Kees, was vier jaar oud – en de jongste thuis – toen zijn ouders in 1917 uit elkaar gingen. Zijn vader, Jan, kreeg de voogdij aanvankelijk toegewezen, maar moest in militaire dienst. Zijn moeder, Maria, liet het gezin met zeven kinderen daarna dusdanig verloederen dat de overheid ingreep. Samen met twee oudere broers werd Kees ondergebracht bij kindertehuis de Marthastichting in Alphen aan den Rijn terwijl hun vier zussen naar een kindertehuis in de Rotterdamse Van Speykstraat werden gebracht.
Twee jaar lang leefde Kees volgens de strikte dagindeling van het tehuis. Opstaan tussen vijf uur en half zes, aankleden, een huishoudelijke taak, ontbijt, om acht uur Bijbelbespreking. School vanaf negen uur en ’s avonds nog leesles, gymnastiek of repetities voor het zangkoor of het muziekkorps. Kees was volgens de rapporten van de Marthastichting een vlijtige jongen, hij gedroeg zich over het algemeen goed, al werd ook opgemerkt dat hij „gauw boos” en „leugenachtig” kon zijn.
In tegenstelling tot Maria kwam vader Jan wel regelmatig bij zijn kinderen op bezoek. De ene zondag bezocht hij de meisjes, de andere de jongens. Tot 21 oktober 1919, toen hij bij het inladen van een boot in de IJsselhaven tussen wal en schip viel. Na tien minuten lukte het om hem uit het water te halen. Het was al te laat.
Maria kreeg alsnog de voogdij over de kinderen, maar het duurde nog lang voor er weer iets van een gezinssituatie mogelijk was. Ze trouwde met een andere man in 1922, maar toen dat huwelijk ook op de klippen liep en hij haar de deur wees, vond Maria met haar jongste zoon een onderkomen aan de Laanzichtstraat in de Rotterdamse volksbuurt Crooswijk.
Na zijn militaire dienst in 1933 verdiende Kees de kost door onder meer voor de Rotterdamse Scheepvaart en Steenkolen Maatschappij te varen. Hij voer regelmatig naar Danzig (Gdansk) in Polen, maar ook naar Engeland. Hij nam weleens een souvenirtje mee, zoals een theepot in de vorm van een Engelse cottage.
Dat was het leven tot mei 1940. Kees was 27 toen de Duitsers Nederland binnenvielen. Hij werd gemobiliseerd en liet Maria en het drukke Crooswijk achter zich. Zijn bestemming was de Grebbelinie.
Hoodstuk VDekmantel
Om de kogels en granaten te ontwijken moet Trelawny zo snel mogelijk van koers wijzigen. Dat doet hij niet voordat hij het bevel geeft om twee torpedo’s af te schieten. Vanaf de houders op de boot worden ze het water in gelanceerd.
Tijd om te verdwijnen. MTB’s kunnen een rookgordijn maken, om de zichtbaarheid voor de vijand te bemoeilijken. Achter die wolken is het makkelijker om weg te komen.
Trelawny weet zichzelf zo in veiligheid te brengen om een nieuw plan te kunnen maken. Hij heeft niet kunnen horen of zien of de torpedo’s hun doel hebben geraakt. Daarom wil hij de vijand nog eens overrompelen en een nieuwe poging wagen.
01:22 uur. Samen met nog een MTB vaart Trelawny al schietend op het achterste gedeelte van het konvooi af. Vlak voordat ze het konvooi bereiken, wenden ze af om in het donker te verdwijnen. Bijna gelijktijdig komen de twee MTB’s aan de voorkant van het Duitse konvooi tevoorschijn en vallen het voorste escorte-schip aan.
Het konvooi breekt open, waardoor het vaartuig dat ze beschermen bloot komt te liggen. Precies wat Trelawny had gehoopt. De twee MTB’s gaan recht op dat schip af. Als ze op 600 meter afstand zijn, geeft hij opnieuw het bevel om twee met 340 kilo springstof geladen torpedo’s op de Duitsers af te vuren.
Hoofdstuk VIHet konvooi
Op 20 juni 1940 keert Kees terug naar Rotterdam. De slag om de Grebbeberg duurde drie dagen, van 11 tot 13 mei, 420 Nederlanders kwamen erbij om en een veelvoud raakte gewond. Kees heeft het overleefd, maar werd samen met ruim elfduizend anderen door de Duitsers krijgsgevangen genomen. Vermoedelijk maakte hij daarna deel uit van een Arbeitskommando, waardoor hij in Duitsland in de landbouw of industrie moest werken.
Nadat Nederland capituleerde besloot Hitler als een teken van goede wil dat de krijgsgevangenen vrijgelaten mochten worden. Beroepsmilitairen moesten een ‘verklaring op erewoord’ ondertekenen waarmee ze beloofden niets tegen de bezetter te zullen ondernemen.
Kees herkent Rotterdam niet meer. Het bombardement van 14 mei heeft grote delen van het centrum en sommige stukken van Crooswijk en Kralingen volledig in puin gelegd. Het huis aan de Laanzichtstraat heeft het bombardement wel overleefd.
Zijn stad zal nooit meer dezelfde zijn en Kees zou nooit meer dezelfde Kees zijn. Daar waar hij werk kon vinden, deed hij dat, ook om zijn moeder te onderhouden. Zij was in april 1943 officieel van haar tweede man gescheiden.
Kees twijfelde of hij in de nacht van 9 op 10 december 1943 een klus kon doen in IJmuiden. Hij had last van zijn knie, die moest geopereerd worden. Maar het zou maar een korte tocht zijn, van een uur of zeven, waarbij een schip naar Rotterdam gebracht moest worden. Dus besloot hij mee te gaan. Het werk liep via de Hollandse Zeetransportonderneming Warzee, een uitzendbureau voor zeelieden dat regelmatig adverteerde in regionale kranten, op zoek naar personeel.
In de haven van IJmuiden blijkt een heel Duits konvooi klaar te liggen. Elf coasters en trawlers die door de Duitsers zijn geconfisqueerd zullen zich als voorpostenboten en mijnenvegers om een naamloze kolentransporteur positioneren. Dat schip is 55 meter lang en 12 meter breed en waardevol omdat je er andere schepen mee kunt bevoorraden. Kees en vijftien anderen, onder wie de Vlaardingers Willem van Schoor (40), Rutgerus Vink (33) en Johannes van Roon (38) moeten helpen bij de verplaatsing.
De kolentransporteur zal, beschermd door het konvooi, voortgesleept worden door een sleepboot die Fairplay heet. Aan de achterkant van het konvooi vaart naast twee zwaarbewapende Marinefährprahme (landingsvaartuigen) de Cascade, een uit Delfzijl afkomstige coaster die de Duitsers hebben omgebouwd tot een Schweren Artillerie Träger.
Het is die Cascade die een regen lichtgranaten afvuurt als blijkt dat er razendsnelle Motortorpedoboten van de geallieerden op hen afkomen en het vuur openen. De granaten verlichten de lucht, zodat de vijand zichtbaarder wordt.
Kees bevindt zich met alle andere Nederlanders op de kolentransporteur. Een gedeelte van de bemanning is benedendeks aan het eten als er twee zware klappen klinken. De door de MTB’s afgevuurde torpedo’s hebben de voorkant van de kolentransporteur geraakt en een groot gat in de scheepsromp geslagen.
Het schip maakt snel water. Voor wie de torpedo-inslag heeft overleefd is het moeilijk zichzelf in veiligheid te brengen. Tot 4 uur ’s ochtends blijven de MTB’s pogingen wagen om zoveel mogelijk schade aan te brengen aan het Duitse konvooi.
De Fairplay, de Cascade en de andere boten kunnen ontkomen en meren om half acht ’s ochtends aan bij de Rotterdamse St. Jobskade.
De kolentransporteur verdwijnt in zee.
Op 15 december 1943 staat er een advertentie in het Rotterdams Nieuwsblad: „Heden overleed onverwachts tot onze diepe droefheid, onze innig geliefde zoon, broeder, zwager, oom en neef, Cornelis Ringlever, in de leeftijd van 30 jaar.” Was getekend: „Zijn diepbedroefde moeder.”
Vijf Nederlanders overleven de tocht en vertellen aan de familie van Kees wat er gebeurd moet zijn. Een verhaal dat doorverteld zal worden en de enige overlevering is van wat er zich aan boord heeft afgespeeld: Kees had zich in een wasruimte verschanst. De deur zat klem. Zijn maten bonkten op de deur en riepen hem.
Maar het Noordzeewater vulde de ruimte en Kees kon nergens heen.
Het stoffelijk overschot van Rutgerus Vink, een van de mannen met wie Kees de klus aannam, zal later op het strand worden aangetroffen. De lichamen van Kees en tien anderen worden nooit geborgen.
HOOFDSTUK VIIFout?
Na de oorlog worden E.B.A. Warger en A.J. Zee, de eigenaren van de in oktober 1942 opgerichte Hollandse Zeetransportonderneming Warzee, die de bemanning voor de kolentransporteur had geregeld, opgepakt op verdenking van collaboratie en lidmaatschap van de NSB.
De vraag is of Kees daarvan op de hoogte was en of hij, door werk aan te nemen bij Warzee, dan ook ‘fout’ was in de oorlog.
Het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) heeft in het archief een map met sollicitaties bij Warzee uit 1943 zitten, maar daarin komt Kees niet voor. Dat wil niet zeggen dat hij niet in het vaste bestand van Warzee heeft gezeten. In het Warzee-dossier dat het Nederlands Beheersinstituut aanlegde dat de vermogens van bedrijven beheerde die mogelijk fout waren in de oorlog, werd opgetekend dat de eigenaren de boekhouding „gedeeltelijk hebben verbrand”. Ook wordt daarin melding gemaakt van een controle van de Warzee-boekhouding door de Duitsers. Zij gaven die boekhouding de kwalificaties ‘zeer slordig’ en ‘onvolledig’.
„Of Ringlever sympathieën koesterde voor het Duitse gedachtegoed is ons onbekend, maar voor de geallieerden stond hij sowieso aan de verkeerde kant”, zegt Jac Baart, schrijver van Target Rotterdam: De geallieerde bombardementen op Rotterdam en omgeving, 1940-1945. „Dat zal hij dondersgoed geweten hebben. Warzee werd betaald door de Kriegsmarine. Gages waren fors dankzij gevarenpremies. Het was op zich ook begrijpelijk: er moest brood op de plank komen.”
Historicus Eric van der Most, die onderzoek doet naar Nederlanders in Duits krijgsgevangenschap: „Meestal werden Nederlanders door officiële instanties in 1945 niet als ‘fout’ bestempeld wanneer ze via constructies als Warzee of andere bedrijven – dus indirect – voor de Duitsers gewerkt hadden.” Van der Most merkt op dat veel bedrijven een link met de NSB hadden of voor de Wehrmacht, Marine of Luftwaffe werkten. „Deed je dat niet, dan was het snel bekeken met een bedrijf en had je geen opdrachten meer. Je moet je dus altijd afvragen of mensen een keus hadden en heel vaak hadden ze die niet.”
HOofdstuk VIIIGemengde gevoelens
Als Mea Pruimers en Henk Houtman de hele geschiedenis helder hebben, nemen ze contact op met de DNA-databank voor Vermiste Personen (DVP). Door wangslijmvlies af te staan kan er mogelijk een match gevonden worden met het DNA van een van de ongeïdentificeerde overblijfselen die ooit zijn aangetroffen. Pruimers vindt het jammer dat het lichaam van haar oudoom nog altijd vermist is, al is ze wel blij dat de hele geschiedenis boven water is gekomen. „Door de torpedoaanval zijn elf mannen, onder wie mijn oom Kees, omgekomen”, zegt Henk Houtman. „Hij was een aardige oom van 30 jaar, die zijn moeder Marie hielp aan wat inkomen. Hij heeft gevochten tegen de Duitsers en enige tijd in een krijgsgevangenkamp gezeten. Het is wrang, dat deze jongeman door toedoen van de Engelsen om het leven is gekomen. Trelawny kon toch vermoeden dat op die schepen Nederlandse bemanning zou zitten. Heeft hij voor de aanval gewaarschuwd, zodat mensen zich in veiligheid konden stellen? Dat blijkt niet uit de reconstructie. Aan de andere kant: het was oorlog, alles wat voor de kust voer was ten dienste en in opdracht van de Duitsers. Dat begrijp ik ook wel weer.”
De DNA-test komt negatief terug: het stoffelijk overschot van Kees is nog altijd vermist.
Maar dat wil niet zeggen dat al zijn overblijfselen op de bodem van de zee liggen. „Na de oorlog kwam er een Poolse vrouw aan de deur van mijn oma Marie”, zegt Henk Houtman. „Ze had een kindje op haar arm en ze riep: ‘Wo ist mein Keessie?’ naar mijn oma. Kees moet een vriendin in Polen hebben gehad, toen hij daar voor de oorlog op voer en haar hebben bezwangerd. Mijn oma heeft haar verteld dat Kees is verdronken. Daarop is die mevrouw omgekeerd en weggegaan. We hebben er nooit meer van gehoord. Ergens loopt er dus misschien nog een afstammeling van hem rond.”
Hoofdstuk IXMedailles
Meerdere Britse kranten berichtten op 11 december 1943 over de torpedoaanval, waaronder The Birmingham Gazette, met de kop ‘Germans of sunk ship seen in sea after British Naval Attack on Convoy’. Duitse escorte-schepen probeerden volgens dat bericht drenkelingen uit het water te halen, terwijl een groot zinkend schip nog half uit zee stak. Dat moet de kolentransporteur zijn geweest – en die drenkelingen waren geen Duitsers maar de groep Nederlanders waar Kees deel van uitmaakte.
Luitenant Ian Trelawny werd voor deze succesvolle aanval op de Noordzee opnieuw gehuldigd: er werd een bar aan zijn Distinguished Service Cross toegevoegd, waarmee hij een van de 434 Britse militairen werd die de onderscheiding twee keer kreeg.
Historica Dimity Gosling (75) uit Norwich is de oudste dochter van Trelawny en heeft maar één herinnering aan die medailles. „Ik vroeg ernaar toen ik tien was. Hij haalde toen een doosje uit een kledingla waar ze inzaten. Dat was de laatste keer dat ik ze heb gezien. Tijdens Remembrance Day droegen alle militairen hun onderscheidingen op de borst als we naar de kerk gingen, maar mijn vader deed dat niet.”
Dat was omdat hij volgens Gosling niets met het ‘heldendom’ of het verheerlijken van heldendaden had. „Hij voerde een taak uit,” zegt ze, „en hij praatte nooit over de oorlog, waardoor ik ook niet eerder over de slag op de Noordzee had gehoord.”
Ook had hij een grote achting voor de Nederlanders, volgens Gosling. Tijdens de Hongerwinter van 1944 was een van zijn taken om ervoor te zorgen dat voedselvoorraden de Nederlandse kust zouden bereiken. „Toen een voorraad graan met zeewater besmet raakte, wilde hij de lading niet verloren laten gaan en stookte er met zijn maten gin van om aan Nederlanders uit te delen.”
Er zijn enkele van Trelawny’s dagboekaantekeningen overgebleven en ondergebracht in het Felixstowe Museum. Die maken wederom duidelijk wat er op het spel stond als hij het water opging. „Het was altijd een vriend die je naar de sombere begraafplaats moest begeleiden en waar je zo oprecht om rouwde; het was een vrouw die je kende die je moest vertellen dat haar man was overleden; het was altijd een metgezel op vele avonturen die je in de ambulance zag verdwijnen om misschien wel levenslang gehandicapt te zijn.”
Epiloog
Het is 9 december 2023 als maritiem archeoloog Yftinus van Popta vanuit zijn woonplaats in Friesland de tocht van 2,5 uur naar Noordwijk aan Zee maakt om bij afslag 26 het strand op te lopen. Het regent hard en het strand is leeg. Wat zich hier exact tachtig jaar geleden heeft afgespeeld, laat hem niet los. Het gevecht op zee was er een van vele geweest die gedurende de oorlog onophoudelijk aan de kust hadden plaatsgevonden. Er zijn aan zowel de geallieerde als de Duitse zijde honderden mensen omgekomen. Levensverhalen die zijn samengevat in cijfers. Al puzzelend was hij het voor zich gaan gezien: het opspattende schuim van de motortorpedoboten, het rookgordijn, Kees die in de wasruimte vastzat en geen kant op kon. Hij had de Engelse kranten teruggevonden die bol stonden van de heldhaftige actie van luitenant Ian Trelawny. „Maar die nacht stierven elf van de zestien Nederlanders en geen enkele Duitser.”
Tachtig jaar geleden had Ian Trelawny met zijn ogen geknepen om de vijand op te kunnen sporen. Nu tuurt Van Popta de horizon af om de plek te bepalen waar de overblijfselen van Kees en zijn collega’s van de kolentransporteur vermoedelijk nog op de bodem van de zee liggen.
Misschien moet hij een zoekactie op touw zetten, om hun lichamen te vinden? De namen van Rutgerus Vink en Johannes van Roon, die ook tijdens de Torpedo-aanval verdronken, zijn (online) verbonden aan het oorlogsmonument van hun woonplaats Vlaardingen. Maar voor Kees is er vooralsnog niets anders dan de stilte die boven zee hangt.