M’n oortjes heb ik dit keer maar thuisgelaten. Het eerste gesprek met columnist Eva Hoeke (45) werd opgenomen door de diep in mijn jaszak weggestopte Airpods in plaats van m’n telefoon. Onverstaanbaar, bleek bij het afluisteren. We hádden het er nog over gehad, over het paniekerig checken of de opnameapparatuur wel werkt, de eeuwige zenuwen of je ‘het’ wel hebt. Eva Hoeke schrijft, naast haar wekelijkse column voor de Volkskrant ook interviews.
Afijn, ik haar deemoedig bellen, zij schaterlachen, daarna afgesproken om het interview opnieuw te doen. Nog een keer alles vertellen zou geen probleem moeten zijn. Ze staat wekelijks met Marcel van Roosmalen (56) op het toneel het verhaal te verkondigen van hun huwelijk, hun verhuizing van Amsterdam naar Wormer en hoe ze daar in de zeven jaar dat ze in de vrijstaande schoolmeesterswoning woonden niet konden aarden. Marcel nog het minst. Hij beklaagt zich al jaren hartstochtelijk over Wormer en de Wormers in zijn column voor NRC, op Radio 1, in z’n podcast, op tv. Over buren die zichtbaar thuis waren, maar het verdomden open te doen toen hij en Eva zich in 2017 met hun dochters Lucie en Leah kwamen voorstellen – derde dochter Frida is een geboren Wormerse. Over de automobilist die hem er daags na ingang van het belverbod op attendeert dat bellen op de fiets verboden is. Over de Zaanbrug tussen Wormer en Wormerveer die eeuwig dicht is.
Zandweg 17 heet hun voorstelling, het is ook de titel van haar pas verschenen columnbundel. Haar columns zijn persoonlijke miniaturen van haar leven, haar gezin, haar denkwereld. Zandweg 17 is ook hun oude adres, na de zomer verhuizen ze terug naar Amsterdam. Hun nieuwe huis in de wijk Watergraafsmeer kostte 1.645.000 euro en wordt nog grondig verbouwd. In de tussentijd wonen ze in bij haar moeder. Zij is geboren in Wormer en woont er weer. „Ze is de op een na jongste uit een gezin met dertien kinderen en die zijn hier allemaal in de buurt gebleven. Links van haar woont oom Frans, rechts oom Guus.”
Ook de tweede keer spreken we af in Batavia 1894, een café met stadse uitstraling in Wormerveer, ‘de Bataaf’ in de volksmond. En wéér is de treinreis naar het dorp idyllisch. Aan weerszijden van het spoor malsgroene weilanden met eenden en ganzen en hun broedsels. De zon strijkt over het water van de Zaan, de historische fabriekspanden aan de kade staan te schitteren. Waarom zou je hier weg willen? „Dat zegt dus iedereen die hier een keer komt. Als ik dan zeg: maar hier is geen boekwinkel hè, geen visboer, geen bioscoop, geen museum en eens per half uur gaat er een trein naar de dichtstbijzijnde stad. Ja, zeggen ze dan, maar je krijgt er rust en ruimte voor terug. Pas als ik zeg: de mensen stemmen hier PVV, dan zie je de stadse, linkse snuiten betrekken. O ja, nee, PVV, dat is wel erg, ja.”
Zelf zijn er ook in getrapt, Marcel en zij, toen ze in 2016 op een besneeuwde kerstavond door het dorp liepen naar haar moeders huis. De stilte, de weidsheid, het landelijke en, vooral, dat grote huis dat ze wél konden betalen. Voor hem lonkte de ruimte, voor haar zou het thuiskomen worden, terug naar waar ze vandaan kwam. Maar dat was buiten Marcel gerekend en zijn interactie met de dorpelingen en de stroom columns die dat opleverde.
Eigenlijk bevuilt Marcel dus jouw nest?
„Je zou hier heel goed ‘ja’ op kunnen antwoorden. Maar als je op microniveau kijkt, is dit mijn nest niet. Ik kom uit Krommenie, dat ligt een paar dorpen verderop en daar is wél een boekwinkel. Wormer ligt geïsoleerder, er is minder een mix dan in de rest van de streek. De mensen groeien hier op, krijgen verkering en daarna kinderen. Ze hebben hun korfbal, de muziekvereniging, ze maken onderling plezier. Ze hebben niet zo veel behoefte aan import, aan nieuwe mensen. Voor mij was dat verwarrend. Ik dacht: ik spreek de taal, ik weet hoe de mensen zijn en denken. Maar ik vond de aansluiting ook niet helemaal. Mijn belangstelling is anders, ik heb andere gewoontes, ik ben anders. Op het schoolplein ben ik die ene stokoude moeder, ik was 36 toen Lucie kwam, de meeste meiden hier krijgen kinderen als ze in de twintig zijn.”
Maar bevuilt hij dan je moeders nest?
„Dit is mijn moeders geboortedorp, hier is ze geworteld. Het knappe van mijn moeder is dat ze kan relativeren. Ook ons. Ze is heus weleens bij de Vomar aangesproken op die schoonzoon van haar, en ze heeft heus weleens tegen hem gezegd: zo kan-ie wel weer. Maar ze begrijpt dat het kunst is. Dat het niet over Wormer gáát.” We herinneren ons opeens wat ze het vorige, onverstaanbare gesprek had gezegd. Wormer, zei ze toen, is een pars pro toto. „Dat geklaag van Marcel gaat over Nederland, het is een schets van hoe mensen zijn. Die zijn burgertruttig, ze zitten op de regeltjes, ze corrigeren anderen vanuit hun autoraampje. Dat is niet Wormers, het gebeurt in Sint-Oedenrode, in Blokzijl, en ja, ook in de stad. Alleen in de stad staat er x,y,z tegenover. Daar zijn meer smaken, meer soorten, meer stemmen. Ik snák daarnaar.”
Van Wormer naar de Watergraafsmeer, verruil je niet het ene reservaat voor het andere?
„Natuurlijk is het daar ook een bubbel. Ik zet me schrap voor veeleisende kinderfeestjes, ingewikkelde voedingspatronen, geprivilegieerde kinderen en stadse moeders. Hier op het dorp zijn ouders zijn liefdevol, maar laten kinderen hun gang gaan. De mentaliteit is: flink zijn, niet miezemauzen. Dat ben ik ten voeten uit. Nu denk ik: die gekkigheid van de stad, dat ga ik niet doen. Maar goed, zo dacht ik ook over fluorescerend speelgoed in huis.”
Wordt nog uitkijken met Marcel. Daar lezen de buren vast de krant.
„Hier ook hoor. En als ze dat niet doen dan lezen ze het wel op de Facebook-pagina Je bent een Wormerlander als…... Daar staat het meteen op als Marcel weer zo’n walgelijk, zo’n afschuwelijk stuk heeft geschreven.” Ze tikt terloops op het schermpje van mijn telefoon, op tafel tussen ons in. „Hij neemt op”, constateert ze en praat verder. „Het alleridiootste is, dat net nu we weggaan de stemming begint te kantelen. Wormer staat in de belangstelling, en dat komt door hém. De Vomar, de door hem verguisde Vomar, is verbouwd en wordt morgenochtend geopend. Het hele dorp kijkt ernaar uit, ik ook, en nu heeft de supermarkt gevraagd of Marcel erbij wil zijn als speciale gast. Die status heeft hij nu. Hij gaat met Frida, want morgen is zijn thuisdag.”
Ze bestelt nog een cappuccino met sojamelk – geen stadse frats, ze vindt koeienmelk gewoon niet zo lekker.
Wel een gek idee dat door jullie beider columns iedereen weet hoe jullie leven eruitziet.
„Mensen weten niets, ze hebben geen idee wie we zijn, echt niet. Met schrijven is het zo… het lijkt alsof je compleet open bent, maar het is een selectief verhaal dat je naar buiten brengt. Ik wil betekenis geven aan het alledaagse. Zeker in de levensfase met jonge kinderen kun je je leven als corvee zien. Zwemles, de kinderwagen in- en uitklappen, koken, opruimen, het spul naar bed krijgen. Als je daar taal aan kunt geven, het even kan optillen, het universeel maakt, dat is fantastisch. Het gewone in zacht licht zetten, dat is mijn vertelstem. Zoals Marcel zijn personages nadrukkelijk niet in zacht licht zet. Ik weet heel goed wat ik wel en niet vertel, hij ook. Zeker nu de meiden ouder worden en zelfstandige units worden… die ga ik niet uitleveren aan de markt.”
Je geeft een cursus column schrijven in je eigen huis, aan je eigen keukentafel. Klinkt best privé.
„Het is enig. Gisteren weer vijf wildvreemden aan m’n keukentafel. Ja, die gaan naar mijn wc, ze zien m’n spullen en een glimp van Marcel als ze mazzel hebben. Ze zijn welwillend, belangstellend, respectvol. Ik heb nooit het idee dat ik na afloop met wierook het huis door moet om het te reinigen.”
Vorige keer vertelde je dat een cursist een column over jou had geschreven. Dat vond je…
„Confronterend. Zoals ze beschreef hoe ik de voordeur opendeed. Felgroene ogen, groot haar, wijde gebaren. Jezus, dacht ik, wat ben ik theatráál. Wat ik, wat wij schrijvers, onderschatten is hoe kwetsbaar je bent du moment dat iemand zijn blik op je richt. Als je over mensen schrijft, over hun levens, dan doe je ze wat aan, al is je licht nog zo zacht. Niet iedereen heeft geleerd te formuleren, en zoals wij taal te gebruiken om de wereld vorm te geven. Ik heb dat ook niet van huis uit mee gekregen. Ik ben behindert van twee kanten. Bij mijn moeder thuis, met dertien kinderen… Ze praten veel hoor, verjaardagen zijn altijd reuzegezellig. Maar praten en elkaar verstaan, dat gaat niet in zo’n groot gezin. Beter van niet ook, dingen uitspreken. Daar komt maar gelazer van, en je moet door met elkaar. Mijn vader was muzikant. Eén brok gevoel. Maar bij hem thuis werd ook niet zo gek veel gesproken over gevoelens. Hij is een kind van een Indische vader. Die kwam op z’n achttiende alleen naar Nederland.”
Waarom?
„Geen idee. Dát is dus niet praten.”
Lijkt Marcel op je vader?
„Ze hadden het vast uitstekend met elkaar kunnen vinden. Mijn vader was 60 toen hij doodging. Maagkanker, binnen drie maanden was hij weg. Ik was 20. Hij was artistiek, heel lief, heel gevoelig. Maar ook: een artiest, egocentrisch, en ook wel met zichzelf bezig. Thuis is het soms ook de grote Marcel van Roosmalen-show. Als die ’s avonds op televisie moet, nou berg je dan maar. Dat ken ik, dat is niks anders dan bij ons vroeger als papa ergens moest spelen. Negeren die donderwolk, gewoon wachten tot-ie de deur uitgaat, dan gaan we rustig eten. Zo heb ik het voorgeleefd gekregen van mijn moeder.”
Is die spanning er ook als jullie in het theater optreden?
„Dat is alleen maar leuk. We worden opgehaald door een chauffeur, ik hoef niet zelf te koken, we rijden naar Groningen, Zwolle, Alkmaar. We eten samen, drinken is beter van niet. We wandelen een stukje, we doen ons ding op het podium, na afloop vertellen mensen hoe leuk je bent en op een goeie avond rijd je met een bos bloemen op schoot en tweeduizend euro op zak naar huis. Hoeveel columns moet je daarvoor schrijven, man. Onderweg stoppen bij de pomp voor een zak paprikachips, wat zal ik klagen dan?”
Ik zag ze optreden in de schouwburg in Amstelveen. Uitverkochte zaal, blij publiek en na afloop rijen bij de tafel waar ze zelf hun boeken verkopen.
Waarom vinden mensen jullie zo leuk?
„Eerder probeerden we een podcast. Dat werd te veel de leuke, recalcitrante man die durft te zeggen wat veel mannen blijkbaar alleen maar denken, en ik raakte gereduceerd tot de sussende trut die daar met een vaatdoekje achteraan zwabbert. Was ik snel klaar mee. Op het podium hebben we allebei evenveel bestaansrecht. Na afloop staat er een rij voor hem en een rij voor mij. Mensen herkennen het huwelijkse gedoe, het gehakketak, de man-vrouwverhouding. En vergis je niet, de migratie van stad naar dorp, er zijn veel mensen die dat overwegen of willen. Of moeten, zoals wij. Wij konden niet in Amsterdam blijven, want we hadden geen geld.”
Nu wel.
Ze laat zich achterover in haar stoel vallen. „Dat geloof je toch niet? Het ging niet meer gebeuren, wij terug naar Amsterdam. Nooit meer. Er komen geen erfenissen en van columns tikken wordt niemand rijk. Marcel was 53 toen-ie doorbrak. 53. Gewoon door met je kop op tv te verschijnen. Toen ik hem leerde kennen woonde hij in een flatje met doorgezakte boekenkasten en een vergeelde magnetron. En dan dit. Het is fantastisch en tegelijkertijd: met geld werkt het net als met dik zijn. Wie lang dik is en ineens afvalt, blijft een dik mens in de spiegel zien. Je gedraagt je nog dik, je denkt je dik. Ja, ons leven is aanzienlijk makkelijker, we kunnen naar een restaurant en een fles wijn van 50 euro bestellen. Jarenlang gingen we naar Arnhem op vakantie, nu kunnen we naar Turkije, we zijn in Mexico geweest. Maar rijk zijn, geld hebben, is een afkomst, het is een andere taal, een andere smaak. Dat haal je niet meer in. De echte chic, daar kom ik toch niet bij. Ook niet op de Volkskrant-redactie, ook niet bij de Watergraafsmeerders. Ik ga niet doen alsof, hoeft ook niet, want ik kan praten met alle soorten en smaken mensen. Dat is mijn rijkdom.”
Dus Amsterdam wordt geen thuiskomen voor je. Weer niet.
„Hoe vaak ben jij thuisgekomen in je leven? Je mag blij zijn als het je gebeurt. Bij Marcel ben ik thuisgekomen. Ik ontmoette hem toen ik 23 was en stage liep bij HP/De Tijd waar hij als redacteur werkte. Ik wist: dit is ’m. Klip en klaar. Toen heeft het nog tien jaar geduurd voor we verkering kregen. Het was zielsherkenning, zal ik dat zo zeggen? Hij is de ondertiteling van mijn leven. Als ik knarsetandend in bed lig te malen, maak ik hem wakker. Ook al is het vier uur, we staan op, gaan naar binnen, praten.” Ze doet alsof ze met twee handen op een toetsenbord tikt. „Het is verstaan en begrijpen, analyseren, er woorden aan geven, net zolang tot ik het bijna kan opschrijven. Dan kan ik weer slapen. Nee, wat wij hebben is de basis van alles, hoor. Ik ga nooit weg, echt niet. En hij ook niet, denk ik.”
De eerstvolgende theatershow is op 11 en 12 mei in DeLaMar Theater in Amsterdam. Tickets via Zandweg17.nl