Ga er maar aan staan. Organiseer maar eens een collectieve rouwbijeenkomst waarbij achttien miljoen mensen zich betrokken voelen. Die toegankelijk is voor iedereen, in levenden lijve, online of via radio en tv. Die indruk maakt, aan het denken zet en de harten raakt. Die recht doet aan de doden en hun nabestaanden. Maar die ook anderen, bijvoorbeeld nieuwkomers, inspireert en verbindt. Die herkenbaar is, eigen, en met de tijd meegaat. Die waardig is, relevant en veilig.
Dat is de taak van het Nationaal Comité 4 en 5 mei, de Amsterdamse driehoek en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid, die samen de Nationale Dodenherdenking organiseren, zaterdag op de Dam. In het middelpunt staat burgemeester Femke Halsema. De burgemeester is niet alleen verantwoordelijk namens de driehoek (hoofdofficier van justitie, politiechef, burgemeester), maar ook een belangrijke spreker tijdens de ceremonie.
En ze kan het, in deze gespannen tijden, eigenlijk niet goed doen.
Pakt ze het draaiboek van vorig jaar, en geeft zij iedereen onbeperkt toegang tot de Dam, dan is de kans naar eigen zeggen groot dat de herdenking wordt verstoord door demonstranten die aandacht vragen voor de situatie in Gaza, waar Israël sinds 7 oktober meer dan 35.000 mensen heeft gedood. Als om acht uur de stilte wordt verstoord en er chaos ontstaat, is het land te klein en krijgt Halsema de schuld.
Laat zij – coronastijl – geen publiek toe tot de Dam, om alle kans op verstoringen uit te sluiten, dan ontneemt zij mensen de kans op dat magische moment in het hart van de herdenking aanwezig te zijn. Dat druist in tegen de geest van de herdenking, en tegen de wens van het Comité. Haar zullen ook slappe knieën worden verweten, omdat ze zou buigen voor demonstranten zonder respect.
Lees ook
Amsterdam houdt rekening met verstoring van Dodenherdenking op de Dam
Paraplu’s
Dus kiest zij – met een donderdag gepubliceerde noodverordening – een middenweg: dit jaar worden hooguit tienduizend mensen bij die herdenking toegelaten, de helft minder dan vorig jaar. Het publiek moest zich vooraf aanmelden en wordt ter plekke gefouilleerd. Vlaggen, megafoons en paraplu’s mogen niet mee. Daarna wordt het publiek in compartimenten opgedeeld. Dat ziet er misschien niet fraai uit, maar zo kan de politie sneller ingrijpen, mochten er toch verstoringen zijn, en is de kans op verdrukking kleiner.
Toch klinkt ook hierop kritiek, bijvoorbeeld van mensen die dinsdag – toen de accreditatieplicht plots bekend werd gemaakt, en er meteen tienduizend aanmeldingen binnenkwamen – offline waren, of druk. Anderen zien het niet zitten om zich zaterdag al om half zes bij de Dam te moeten melden, om vervolgens uren te staan.
Weer anderen hebben er moeite mee zich te laten betasten – ook al zal dat volgens de noodverordening oppervlakkig zijn. Holocaustoverlevenden en hun nazaten kunnen het onaangenaam vinden zich te laten registreren, omdat het doet denken aan de registratie van Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Volgens de lokale zender AT5, die ruim 2.300 mensen bevroeg, zou één op de vijf Amsterdammers die eigenlijk naar de Dam hadden willen gaan, daar vanaf zien vanwege de spanning – dus ondanks alle voorzorgsmaatregelen – of juist vanwege deze maatregelen.
Juridisch lesje
Dan de vraag wat te doen met mensen die Dodenherdenking willen aangrijpen om aandacht te vragen voor een andere zaak. Demonstreren kan en wil de burgemeester niet verbieden, dat is een grondrecht. Maar de Nationale Dodenherdenking op de Dam is als manifestatie óók grondwettelijk beschermd. De burgemeester is verplicht te zorgen dat deze ongehinderd door kan gaan.
Om aan de Grondwet te voldoen, wil zij demonstranten buiten zicht- en gehoorafstand van de Dam plaatsen. Daarop klonk in verschillende media stevige kritiek van rechtsgeleerden, die hierin een ontoelaatbare inperking van het demonstratierecht zagen. Halsema gaf hun woensdag, duidelijk geïrriteerd, een juridisch lesje via LinkedIn.
Maar, gesteld dat zij gelijk heeft, dan moeten de demonstranten hun wens wel vooraf kenbaar maken. Als mensen zonder misbaar de Dam betreden en het tijdens de stilte plots op een schreeuwen zetten, is het te laat. De politie mag in dat geval wel optreden, maar dat moet proportioneel zijn. En niet tot meer wanorde leiden dan de verstoring zelf.
Dus wat te doen met mensen die zich uitdossen in de kleuren van de Palestijnse vlag? Kun je daaruit concluderen dat ze de herdenking willen verstoren, en wil je die weren? Wat te doen met stil protest? Mensen die hun rug naar de ceremonie keren? Dat zal, niet alleen voor de driehoek, maar ook voor de honderden agenten die worden ingezet, een moeilijke afweging onder grote tijdsdruk zijn – waarover de meningen later nog lang uiteen zullen lopen.
Lees ook
Halsema verdedigt zich tegen kritiek, ‘kon niet ingrijpen bij protest bij Holocaustmuseum’
Gedoe doet goed
Nog een dilemma voor de burgemeester: hoe informeer je het publiek? Door het zo uitgebreid te doen als zij de voorbije weken deed, kan ze mensen op ideeën brengen en wellicht zelfs helpen maatregelen te omzeilen. Bovendien voelen pro-Palestijnse activisten zich collectief afgeschilderd als onruststokers. Een ander risico is dat mensen zich tijdens de twee minuten stilte schrap zullen zetten, met gespitste oren, in plaats van in zichzelf te keren.
Maar had ze niets gezegd, dan kan het publiek op de Dam bij een verstoring schrikken en het op een lopen zetten, mogelijk met gewonden tot gevolg.
Tot slot de toespraak. Spreekt de burgemeester zich uit over de doden in Gaza, of adresseert zij de ontzetting in Nederland hierover, dan krijgt zij het aan de stok met Joodse belangenorganisaties die flink tekeer gaan tegen eenieder die de herdenking breder durft te trekken. Dat zou de herinnering aan de Holocaust doen verwateren, of erger: een opmaat zijn naar antisemitisme.
Maar spreekt zij niet van Gaza, dan gaat ze voorbij aan het verdriet dat breed in Nederland leeft, met name onder jongeren met een migratieachtergrond – een doelgroep die het Comité juist nauwer wil betrekken bij de herdenking. Ze riskeert daarbij het verwijt dat ze sensitiever is voor de zorgen en gevoelens van de Joodse bevolking, dan voor die van moslims. En dat het motto ‘dit nooit meer’ aan geloofwaardigheid inboet.
De enige winnaar van dit publiekelijk laveren – waarmee Halsema geen mens echt pleziert – is misschien de traditie zelf. De geschiedenis bewijst: gedoe doet de herdenking goed. Want ophef maakt betrokken.