Voor de Britse pers is het duidelijk: African Parks is het troetelkind van prins Harry. Eerst was hij vijf jaar ‘president’ van deze ngo, die 22 natuurparken in Afrika runt met een totaal oppervlak van vijf keer Nederland. Vorig jaar werd hij lid van de internationale raad van bestuur, een post met meer verantwoordelijkheid. Al het nieuws over African Parks (AP) wordt dan ook aan hem gekoppeld.
‘Dodental stijgt tot 7 bij olifantenproject rond ngo prins Harry’, kopte de Britse krant The Guardian bijvoorbeeld in februari. Na de verhuizing van 263 olifanten van het nationale park Liwondo in Zuid-Malawi naar het noordelijker gelegen park Kasungu in 2022, waren zeven mensen omgekomen bij meerdere confrontaties met olifanten. Volgens The Guardian vond de verhuizing plaats voordat het hek met elektrische bedrading rond Kasungu helemaal af was, waardoor olifanten zó het park uitliepen en omwonenden aanvielen.
‘Ik werd verkracht door een ranger van Harry’s Afrika-liefdadigheidsclub’, kopte The Mail on Sunday kort ervoor. Eigen onderzoek van de krant had een lijst opgeleverd van wandaden begaan door AP-rangers in Congo-Brazzaville tegen de Baka, vroeger wel pygmeeën genoemd, die bij een door AP beheerd park wonen. Louter het verzamelen van honing, zoals de Baka al eeuwen deden, was goed voor een vernederende en traumatiserende afranseling door rangers.
Vorige week zondag voegde The Times zich in de rij met het artikel ‘Druk op prins Harry na nieuwe claims van martelingen van Afrikaanse liefdadigheidsclub’. De aanleiding dit keer: de verschijning, enkele dagen daarvoor, van Ondernemers in het wild – Het ontluisterende verhaal van een club witte weldoeners in Afrika, een boek van de Nederlandse journalist Olivier van Beemen.
Van Beemen deed ruim drie jaar onderzoek en sprak met ruim 250 bronnen, onder wie rangers, ex-rangers en omwonenden van een aantal door AP beheerde parken in Zambia, Malawi, de Democratische Republiek Congo (DRC) en Benin. Het boek is een aanklacht tegen de uitwassen bij de strijd van AP-rangers tegen veronderstelde stropers, onder wie vissers en houtsprokkelaars. Tegelijkertijd staat het boek vol kritiek op de vorm van natuurbeheer die overal in Afrika wordt toegepast en wel fortress conservation wordt genoemd: een hek zetten om een beschermd natuurgebied om olifanten, giraffes, leeuwen en andere dieren binnen te houden, en om mensen buiten te houden, ook al leefden die al eeuwen tussen de dieren.
Lees ook
Arabieren willen als ze gaan jagen in Tanzania geen koeien en Maasai zien’
Dat beleid ontstond in de koloniale tijd. Zo werden al in 1959 alle Maasai, die hun vee tussen de antilopen en de gnoes lieten grazen, uit het nationaal park Serengeti in Tanzania verdreven. Het wildpark van bijna 15.000 vierkante kilometer is een van de bekendste in Afrika. Ze mochten wel leven rond de immense Ngorongoro-krater verderop, een natuurpark dat ook erg in trek is bij toeristen – totdat de regering besloot dat er te veel mensen woonden. Zij begon in 2022 met omstreden hervestigingsbeleid in de hoop zo’n tachtigduizend Maasai onder te brengen in zuidelijker gelegen dorpen.
‘Zebra’s stemmen niet’
Het was niet het Britse, maar het Nederlandse koningshuis dat een rol speelde bij de oprichting van African Parks. De steenrijke Paul Fentener van Vlissingen, destijds topman van de Steenkolen Handels Vereeniging (SHV), nog altijd een miljardenbedrijf dat veel handel drijft in fossiele brandstoffen, wilde zich inzetten voor het natuurbehoud in Afrika. Vooral de door stropen bedreigde dieren – olifanten, neushoorns – moesten volgens hem bescherming krijgen.
Koningin Beatrix wist dat en nodigde hem in 1999 uit voor een diner met de Zuid-Afrikaanse president Nelson Mandela, die toen op staatsbezoek was. De prioriteit van Mandela’s regerende ANC lag bij mensen, woningen en banen, niet bij natuurbeheer, legde de president uit. „Komt dat omdat zebra’s niet stemmen?”, reageerde Fentener van Vlissingen naar eigen zeggen, waarop Mandela hard zou hebben gelachen en hem het groene licht gaf voor een project met natuurbeheer, grenzend aan het nationaal park Marakele in Zuid-Afrika. De miljardair investeerde er naar eigen zeggen 25 miljoen dollar (omgerekend met de koers van nu zo’n 23,3 miljoen euro) in, vooral om landerijen op te kopen van boeren in die omgeving. ‘Zijn’ park ging open in 2003, met prins Bernhard en Mandela op eerste rij.
In de twintig jaar die sindsdien verstreken, waarvan de in 2006 overleden Fentener van Vlissingen slechts de beginjaren meemaakte, wist AP, wier hoofdkantoor nog altijd in Johannesburg ligt, twaalf landen ervan te overtuigen het beheer over nationale parken over te dragen. De begroting groeide tot 100 miljoen euro per jaar. Dat geld is afkomstig van rijke filantropen, grote donoren als de EU, en in Nederland onder andere de Nationale Postcode Loterij.
De militarisering van het natuurbeheer kan echter tot excessen leiden, merkte Van Beemen. In het nationaal park Garamba in de Democratische Republiek Congo, dat AP sinds 2005 in beheer heeft, „gelden andere wetten dan daarbuiten”, vertelde ex-ranger Etienne Koliwa hem bijvoorbeeld. „Daar gelden de mensenrechten niet meer.” Sterker: „Als je de mensenrechten vooropstelt, krijg je een slechte naam onder je collega’s en riskeer je ontslag.”
500 dollar per stroper
Koliwa joeg tien jaar op allerlei stropers in en om Garamba, van lokale vissers tot zwaar bewapende professionals die het op olifanten hebben gemunt vanwege het ivoor. Hij spreekt over stropers als „de vijand” die „geneutraliseerd” moet worden. In het park werden zij gemarteld. Extra stimulans vormen de premies die rangers kregen: elke uitgeschakelde stroper, dood of levend, levert de patrouille 500 dollar op, elke in beslag genomen kalasjnikov nog eens 200 dollar.
De lokale bewoners haten hem erom. „De bevolking is nog steeds bang voor me”, zei hij tegen Van Beemen. „Ik heb daardoor geen vrienden binnen de gemeenschap.”
In Zambia sprak Van Beemen ook met ex-rangers die openlijk vertellen over martelingen. Zo wordt de martelmethode kampelwa gebruikt (de schommel). Daarbij wordt een veronderstelde stroper met handen en voeten op de rug gebonden en zo aan een stok gehangen.
„Dan draai je hem rond terwijl je hem slaat. Lang duurt dat niet, omdat het heel veel pijn doet”, vertelt ex-ranger Foster Kalunga hem, die tot 2022 in het nationaal park Liuwa Plain werkte. „Als hij daar hangt, zegt hij alles wat je wilt, ook dingen die hij niet weet.” Ofwel: onschuldigen zeggen soms toch dat ze hebben gestroopt.
African Parks weigerde Van Beemen in eerste instantie elke medewerking, om uiteindelijk één interview met topman Peter Fearnhead toe te staan en een bezoek aan één park. In de wederhoor – onder meer bij de voorpublicatie in weekblad De Groene Amsterdammer en bij de podcast van Van Beemen – zegt AP een „zero-tolerancebeleid” te voeren tegen mensenrechtenschendingen. Ook zou de organisatie niets weten van de kampelwa-martelmethode. Donoren als de Europese Commissie, de Amerikaanse hulporganisatie USAID en de Wereldbank lichten de organisatie bovendien geregeld door, aldus AP. „Overeenkomsten met deze publieke instellingen zouden niet gesloten zijn als deze grondige onderzoeken systeemproblemen aan het licht hadden gebracht waarvan Van Beemen African Parks nu beschuldigt.”
Wat Van Beemen alleen al beschrijft over martelingen zou reden genoeg moeten zijn voor organisaties als de Nationale Postcode Loterij om te stoppen met sponsoring, zegt Bram Büscher, hoogleraar ontwikkelingssociologie aan Wageningen University. „Die zijn niet goed te praten.”
Büscher doet al jaren onderzoek naar het natuurbeheer in Zuid-Afrika en werkte aan een groot onderzoek over de gevolgen van de militarisering van natuurparken in Brazilië, Indonesië en Zuid-Afrika. India laat zien dat het ook anders kan, zegt hij. „Daar zijn natuurparken met tijgers, waar géén hek omheen staat, waar lokale bewoners samen met de natuur leven. Ook in die parken wordt gepatrouilleerd, en er staan hoge straffen op stropen. Maar het komt minder vaak voor, wellicht omdat er een breder gedragen besef is dat natuurbeheer belangrijk is voor het land en nationale parken een bron zijn van nationale trots.”
Vergelijkbare Afrikaanse voorbeelden zijn „op één of twee handen te tellen”, zegt hij. „In Namibië, ten noordoosten van het nationaal park Etosha, zijn er interessante voorbeelden van gemeenschapsnatuurbeheer. En in Zuid-Afrika wordt nu het nationale park Grasslands ontwikkeld volgens dit concept, langs de grens met de bergstaat Lesotho. Wie daar woont, mag er blijven en wordt echt betrokken bij het beheer van het park.”
Büscher noemt het convivial conservation, verbindend natuurbeheer, een concept dat hij met onderzoekers uit zes landen en vier continenten heeft ontwikkeld. „Dat slaat erg aan, merken wij.” SAN-parks, het overkoepelend orgaan voor wildparken in Zuid-Afrika, dat Grassslands nu samen met het Wereld Natuur Fonds opzet, „heeft ons anderhalve maand geleden laten weten dat dit concept waarschijnlijk een grote rol gaat spelen in de Visie 2040, het beleid voor de komende jaren. Heel positief.”
Jihadisten
African Parks zegt op zijn website ook met de lokale gemeenschappen samen te werken en wijst op de ruim vierduizend mensen die het in dienst heeft. Zo stimuleert de organisatie honingverzamelaars in de bufferzone rond het Rwandese park Akagera. Dit is financieel gezien het succesvolste park van AP en het enige dat zich bijna geheel zelf kan bedruipen met inkomsten uit toerisme.
President Patrice Talon van het West-Afrikaanse Benin, vol bewondering voor de autoritair regerende president Kagame van Rwanda, was bij zijn bezoek aan Akagera in 2016 zo onder de indruk dat hij AP het beheer gaf over twee parken in het noorden van Benin. Die parken kampen inmiddels met infiltraties vanuit Burkina Faso en Niger door zwaar bewapende jihadisten, waardoor de rangers de facto ook aan grensbewaking en terreurbestrijding doen, hoewel ze daar niet voor zijn opgeleid. Begin februari 2022 kwamen er bij zo’n confrontatie acht rangers om en werden er twaalf gewond.
Lees ook
Voor het wilde dier moet alles wijken
Van Beemen, die onderzoek deed in Benin en het land werd uitgezet op beschuldiging van spionage, schrijft dat onder de voorganger van AP in Benin, de nationale organisatie Cenagref, het zo slecht niet was gesteld met het natuurbeheer. Zij had in elk geval een betere relatie met de omwonenden, wier vee destijds nog wel eens in het park mocht grazen.
Hoogleraaar Büscher: „Natuurbeheerders als African Parks zeggen dat hun strenge anti-stroopbeleid duidelijkheid verschaft, waar dier en mens baat bij hebben.” Daardoor zou alle betrokkenen weten waar ze aan toe zijn en worden dieren gered. „In de praktijk blijkt juist vaak dat waar de grenzen wat vager zijn, en er over zaken te praten valt, de onderlinge relaties beter zijn.”
Toch hebben parken zonder hekken ook nadelen, blijkt ook uit de slachtoffers die de olifanten in Malawi maakten. „In India komt het voor dat dorpelingen een tijger omleggen als die een mens heeft aangevallen”, erkent Büscher. „Daar heb ik geen enkel probleem mee, dat hoort er bij. Hetzelfde geldt voor een lokale gemeenschap die op traditionele wijze een walvis ombrengt.”
Mede daarom vindt hij de terugkeer van de wolf in Nederland zo interessant. „In plaats van te denken: laten ze in Afrika de problemen met leeuwen maar oplossen, moeten we nu zelf nadenken over hoe we met grote roofdieren kunnen samenleven.”