Het demissionaire kabinet heeft vrijdag een wetsvoorstel naar de Kamer verstuurd waarin de regels over vervolgfuncties van bewindslieden worden verduidelijkt en aangescherpt. De belangrijkste vernieuwing in het wetsvoorstel is dat bewindspersonen een adviescollege moeten raadplegen als zij een nieuwe functie aannemen binnen twee jaar van hun vertrek. Dat college kan dan met drie uitspraken komen: ‘geen bezwaar’, ‘aanvaardbaar onder nadere voorwaarden’ of ‘onaanvaardbaar wegens (een te groot risico op) belangenverstrengeling’.
Als de voormalige bewindspersoon de functie aanneemt, wordt het advies openbaar gemaakt. Het gaat dus niet om een verbod, maar de voorgestelde wetgeving moet twijfelachtige carrièrestappen van oud-bewindspersonen helpen voorkomen door ten minste duidelijk te maken in hoeverre hun nieuwe functie overlap heeft met hun oude functie.
Het gebeurt vaker dat een spanningsveld ontstaat tussen de oude en nieuwe functies van een bewindspersoon. Dat is niet vreemd, want een deel van de bewindspersonen had voor zij toetraden tot het kabinet ook al een functie in de private sector. Zij zijn „van grote meerwaarde in een kabinet”, schrijft demissionair minister van Binnenlandse Zaken Hugo de Jonge (CDA). Als zij na hun politieke loopbaan niet terug kunnen keren naar hun oude sector, zou dat professionals kunnen ontmoedigen om een carrière in de politiek te kiezen. De Jonge schrijft: „We willen dat ook deskundige mensen die nu in sectoren buiten de overheid werken, blijven kiezen voor het ambt van minister of staatssecretaris.” Dus, zo meent De Jonge, moet het „duidelijk zijn hoe zij na hun ambtsperiode weer een carrièrestap kunnen zetten, op een zorgvuldige manier zonder risico’s op belangenverstrengeling”.
Van Nieuwenhuizen in opspraak
De meest actuele casus van een bewindspersoon die een controversiële carrièrestap maakte na een ministerschap is die van Cora van Nieuwenhuizen (VVD), tussen 2017 en 2021 minister van Infrastructuur en Waterstaat. In die functie was ze aanwezig bij overleggen van de ministeriële commissie Klimaat en Energie. Op dat moment wist ze al dat ze na haar ministerschap zou gaan werken bij Energie-Nederland, een branchevereniging en belangrijke lobbyclub voor grote energiebedrijven zoals GasTerra, BP en Shell. Toen dat bleek uit onderzoek van de NOS en Nieuwsuur bleef Van Nieuwenhuizen volhouden dat er geen sprake was van belangenverstrengeling van enige soort.
Kamerleden Laurens Dassen (Volt) en Pieter Omtzigt (NSC, destijds CDA) dienden in 2022 een initiatiefnota in om gevallen zoals die van Van Nieuwenhuizen in de toekomst te voorkomen. Van Nieuwenhuizen werd achttien keer genoemd in hun nota.
Momenteel zijn er al anti-lobbyregels voor bewindspersonen die het kabinet weer verlaten, die worden in het wetsvoorstel juridisch vastgelegd. Bewindslieden mogen twee jaar na hun vertrek geen zakelijk contact hebben met ambtenaren waarmee ze te maken hadden als bewindspersoon, als zij in de private of semipublieke sector zijn gaan werken. Daarbij mogen oud-bewindslieden in die periode niet werken voor of betaalde opdrachten aannemen van het ministerie waar zij bewindspersoon van waren.
Lees ook
Met ‘volstrekt integere intentie’ nam minister Van Nieuwenhuizen tóch deel aan overleggen over energie voor ze lobbyist werd