Column | Wat je zegt is de waarheid

Feiten, ook wetenschappelijke, zijn wat we feiten noemen, heeft Trudy Dehue meer dan eens uitgelegd. We beweren bijvoorbeeld rustig dat bij onderzoek bepaalde gebieden in de hersenen ‘oplichten’. Nee, zegt Dehue, wat oplicht is de weergave op een scherm die het onderzoekers mogelijk maakt gegevens uit te wisselen. De hersenen zelf blijven donker als altijd.

Dehue kwam ook even langs in het fascinerende boek van Mary Kemperink Anders dan de anderen, over ‘homoseksualiteit op het snijvlak van literatuur en wetenschap’, vooral in de loop van de 19de en het begin van de 20ste eeuw. Kemperink staat even stil bij het gebruik van de term ‘homoseksualiteit’, omdat die de schijn wekt dat het om iets duidelijks gaat, een feit. Maar het is een door de 19de-eeuwse wetenschap ontwikkeld begrip dat allerlei connotaties en overwegingen met zich meebrengt. Erotische gevoelens voor iemand van hetzelfde geslacht zullen wel altijd bestaan hebben, en dus zou je kunnen concluderen dat ‘homoseksualiteit’ altijd bestaan heeft – maar alles wat wij daaronder verstaan, of daarbij denken, het geheel van associaties en (voor)oordelen, dat bestond niet altijd. De toenmalige wetenschap ontwierp als het ware de homoseksueel, en de definitie beïnvloedt de feiten, ook voor de betroffenen. „Van buitenaf werd er door de maatschappij een bepaald beeld van hen verwacht waaraan zij bewust of onbewust gingen voldoen,” schrijft Kemperink. „Van binnenuit was er de drang om de eigen persoonlijk gevoelde identiteit stem te geven. Deze twee bewegingen zijn doorgaans moeilijk uit elkaar te houden, ook voor de personen in kwestie zelf, omdat ze elkaar ook over en weer bepalen.” Dat blijft een eindeloos fascinerende kwestie, dat alles samenhangt met de manier waarop erover wordt gesproken. Als het gaat over identiteit, is het zelfs mogelijk om zichzelf eigenschappen, gevoelens of voorkeuren toe te dichten die men misschien niet eens heeft, zelfs op heel alledaags vlak.

Aan tafel met vrienden vroegen we ons onlangs af of er mannelijk en vrouwelijk eten bestaat. We hadden de vraag nog niet opgeworpen of we wisten het antwoord al: een grote gegrilde steak is manneneten, avocado is iets voor vrouwen, net als taartjes. De aan tafel zittende mannen waren gretige sla-eters en stonden zeker niet afwijzend tegenover een taartje – maar ineens leken ze geschikter voor vlees dan de vrouwen.

Wie denkt dat wetenschap wél alleen met feiten werkt, vergist zich, zegt Dehue en toont Kemperink. Het is niet zo dat er ergens feiten klaarliggen die door de wetenschap aan het licht worden gebracht, het is zo dat we wat de wetenschap definieert als feiten gaan zien. En dus, zegt Dehue, is het van belang om te weten wat de ingrediënten van die definities zijn.

In een gesprek met Pieter van der Wielen maakte ze de vergelijking met een kok die je vertelt welke ingrediënten hij voor zijn gerecht gebruikt heeft en waar die vandaan komen. Als je dat niet wilt weten, zei Dehue, als je gewoon alleen maar wilt eten, dan beledig je de kok.

Hm. Dat leek me ineens iets anders. Wie voor een schilderij staat dat haar treft wil toch ook niet dat er iemand om de hoek komt kijken die vertelt in welke verhoudingen de kleuren zijn gemengd?

Met deze vergelijking trok ik de kok met een ruk uit zijn of haar maatschappelijke verantwoordelijkheid de wereld van de kunst in, waar het resultaat en het effect op de toeschouwer belangrijker zijn dan de manier waarop die tot stand zijn gebracht. Meteen was ik al van kok naar kunstwerk naar beleving gesprongen – zó makkelijk voert een metafoor je mee naar ergens anders. Onthutsend makkelijk.