Nederlanders bewegen te weinig. Zelfs bij baby’s van een maand zie je de eerste tekenen daarvan al

Ze zoeken aarzelend contact. Kijken weg, raken even je ogen met hun blik, vermijden daarna weer contact. Mascherano uit Rotterdam, 9 jaar, doet het terwijl hij in een boksschool zacht vertelt dat hij hiernaartoe moet van de obesitas-dokter uit het ziekenhuis. Hij zegt hoe leuk hij het vindt om te sporten, dát hij weer iets leuk vindt.

Mascha Verboven, 42 jaar, doet hetzelfde als ze bij de bloedprikpost zit in een Tilburgs ziekenhuis omdat ze een maagoperatie krijgt. Ze vertelt enthousiast dat ze altijd graag heeft gesport, maar kijkt naar haar schoenen als ze uitlegt waarom ze op een gegeven moment niet meer durfde.

Zelfs Jos Kok (70) van voetbalvereniging Vitesse ’63 uit Koekange in Drenthe, vol praatjes tussen zijn teamgenoten aan de stamtafel in de kantine, kijkt even uit het beslagen raam als hij uitlegt dat ze hier wandelend voetballen. Rennen gaat niet meer en anders zit je maar thuis. Dan kom je nooit meer van de bank, en voor je het weet ben je er niet meer.

56 procent van de Nederlanders beweegt niet genoeg. Te weinig bewegen is één van de grootste risicofactoren om ziek te worden of dood te gaan in Nederland – het past moeiteloos in het rijtje roken, slecht eten en alcohol drinken. Ieder jaar overlijden er volgens het RIVM 5.800 mensen aan. Honderdduizenden mensen worden ziek. Ze krijgen diabetes type 2, hart- en vaatproblemen of kanker.

Overgewicht heeft vele oorzaken, maar inactiviteit wordt volgens artsen erg onderschat. Ten opzichte van de jaren tachtig is het aantal mensen met overgewicht bijna verdrievoudigd. Meer dan de helft van alle Nederlanders heeft obesitas, meer dan een vijfde is ernstig te zwaar. Er is ook geen land in Europa waar mensen zo veel zitten.

Wat doet het met een land als zoveel mensen te weinig bewegen? Wat zegt het over de kansen in dat land? En wat gebeurt er met mensen die bijna altijd stilzitten? Een rondreis door Nederland. Van pasgeboren baby’s tot gepensioneerde ouderen: dit is het land dat tot stilstand kwam.

Het consultatiebureau in UtrechtHet begint op babyleeftijd

Al bij baby’s van een maand zien ze op het
consultatiebureau in Utrecht
de eerste tekenen van beweegarmoede:
die liggen soms alleen maar op hun rug.

Foto’s Merlin Daleman

In de werkkamer van Céline van Klei-Kleffens staat een loopkarretje en aan de muur hangt een poster met pakjes drinken erop. Appelsap: vijf suikerklontjes, AA-Drink: twaalf stuks. Op tafel een aankleedkussen met lichtblauw overtrek. Knuffelbeest en blokken op de vloer. Ze is jeugdarts. Ruim tien jaar werkt ze hier, op Kanaleneiland, in Utrecht.

In deze stad is 8 procent van de tweejarigen te zwaar. Een kwart van alle kinderen in Kanaleneiland heeft overgewicht. Een stuk meer dan in de rest van de stad, ook meer dan het landelijk gemiddelde. Er zijn veel wijken als deze. Sociale problemen hebben zich opgestapeld tot onvoorstelbare hoogte.

Het overgewicht heeft twee oorzaken, vertelt de jeugdarts. De eerste kennen de meeste ouders die ze spreekt: ongezond eten. De tweede vindt zij net zo belangrijk, en daarover weet bijna niemand iets: slecht bewegen. En dáár liggen dan weer andere sociale structuren onder, die heel lastig te veranderen zijn. Veel kinderen die hier wonen, zegt Van Klei-Kleffens, staan vanaf dag één op achterstand.

„Ik leg baby’tjes na een maand op hun buik. Dan kijk ik of ze eventjes hun hoofd op willen tillen. Sommige kinderen hebben al een afgeplat achterhoofd. Die liggen dus altijd op de rug, ook als ze wakker zijn. Dreumesen zitten vaak in een loopstoel, die zijn hier heel populair. Vanochtend zag ik nog zo’n kindje. Negen maanden oud en kan eigenlijk niets. Niet rollen, kruipen of proberen te staan. Dat kindje is nooit goed neergelegd, heeft niet kunnen oefenen.

Céline van Klei-Kleffens

„Sommige ouders denken: mijn kind moet gaan lopen. Met de beste bedoelingen zetten ze alles daar op in. Ze zijn heel trots als hun kind in die loopstoel hard door de kamer gaat. Ze hebben geen idee dat het lichaam stijf wordt en het ontwikkelen van hun motoriek juist veel langzamer gaat. Die dreumes leert verkeerde bewegingen aan vanuit de heup. Zulke kinderen gaan soms op hun tenen lopen. Dan moet de fysiotherapeut eraan te pas komen om goed te leren bewegen.

„Mensen hebben zoveel aan hun hoofd. Veel mensen die ik zie zijn de taal niet machtig. Ze vragen of ik hen aan voorrang kan helpen voor een huurwoning, hebben geld nodig om eten te kopen, vaak hebben ze nog meer kleine kinderen. Vraag je dan nog maar eens af wat je kind eigenlijk nodig heeft om gezond op te groeien. Ik zie veel sombere ouders. Ze wonen meestal in flats, gaan niet met de kinderwagen de trap af om buiten te gaan spelen.”

„Veel mensen zijn eenzaam, hebben weinig vrienden. Er rijden hier wagens naar binnen met een telefoonhouder waarop een kind een filmpje zit te kijken. Vaak komen alle problemen tegelijk: ongezond eten, slechte taalbeheersing, overgewicht, houterig bewegen. Ouders weten ook gewoon niet dat het beweegadvies voor kindjes onder de vier jaar drie uur per dag is, waarvan één uur buiten.”

„Als kinderen op twee- of driejarige leeftijd te zwaar zijn, dan is de kans veel groter dat ze het blíjven. Wie te zwaar is, gaat steeds minder bewegen. Die kinderen kunnen niet zo hard rennen bij tikkertje op het schoolplein. Ze gaan aan de rand van het plein zitten. Krijgen te horen dat ze niet mee mogen doen, want ze lopen niet hard genoeg.”

„Als ouders zien dat hun kinderen niet mee kunnen komen of worden gepest, staan ze open voor een gesprek over eten en bewegen. Ze schrikken soms ook wel van die poster met de frisdrank en klontjes suiker. Drie pakjes chocolademelk per dag, dat is toch niet zo handig, zeggen ze dan weleens. Als ik op dát moment vraag of hun kinderen weleens buitenspelen, komt het ineens binnen. Maar om iets te veranderen moet het hele gezin meewerken. Ouders moeten ruimte in hun hoofd hebben. Dan kunnen we, heel soms, een kantelpunt vinden. Maar als ze weer weg zijn, denk ik vaak: hoe gaat dit kindje zich redden in het leven?”

Boksschool in Rotterdam-Zuid‘Het motortje gaat aan’

Errol Esajas, die in Rotterdam-Zuid kinderen met obesitas boksles geeft: „We zijn hier meer bezig met vechten tegen angst dan tegen overgewicht.”

Foto’s Merlin Daleman

Mascherano (9) klapt erop, moet even op adem komen en deelt dan nog een serie stoten uit. Doffe klappen op de bokszak. Links-rechts-links-rechts. „Vooruit”, roept een trainer. „En links! En rechts!” Iets verderop staat Dinara (11) uit te puffen tegen een zak. Haar paarse shirt wordt steeds donkerder.

Een oude loods in Rotterdam-Zuid, grijs bedrijventerrein tegenover het stadion van Feyenoord. De kinderen die hier staan te boksen zijn bijna allemaal gebracht met de auto, over de toegangsweg naar het terreintje waaraan een stuk of zes fastfoodketens zitten. Veel ouders zijn na het afzetten weer weggereden. Sabrina Westdijk, de moeder van Mascherano en Dinara, zit nog langs de kant.

De kinderen in de groep zijn hier omdat het moet van de dokter. De meesten hebben een doorverwijzing gekregen van het ziekenhuis, de afdeling bariatrie, waar obesitas wordt behandeld. Ze hebben overgewicht. Sommigen heel ernstig, en al lang. Eén van hen is 9 jaar en weegt 93 kilo, een ander is 13 jaar: 136 kilo.

De bokstraining in de sportschool van oud-atleet Errol Esajas hoort bij hun behandeling. Ze werken met een diëtist, en moeten gaan bewegen. Sommigen hebben dat nooit goed geleerd. Esajas wijst op de motoriek van een paar kinderen. Ze vallen vaak, hebben hun lichaam niet goed onder controle, bewegen houterig.

De kinderen in de groep zijn hier omdat het moet van de dokter. De meesten hebben een doorverwijzing gekregen van het ziekenhuis, de afdeling bariatrie, waar obesitas wordt behandeld

Van de kinderen in Nederland (tussen de 4 en 17 jaar) heeft 13 procent overgewicht. Dat is al zo sinds 1990; het percentage gaat door de jaren wat op en neer, maar verandert niet echt. In Rotterdam liggen die aantallen flink hoger, in sommige wijken – zoals hier ‘op Zuid’, net als Kanaleneiland in Utrecht – heeft een kwart van de kinderen overgewicht.

Slechte keuzes, zegt Esajas, zijn in wijken als deze overal. Híj vindt dat je naar de markt moet gaan om aan het eind van de dag groente te kopen met hoge korting, maar hij snapt wel dat niet iedereen daar tijd voor heeft. Of ruimte in het hoofd. „Meer dan de helft van de mensen in dit land is te dik. Je moet als ouder heel sterk in je schoenen staan als je steeds ‘nee’ zegt tegen alle fastfood die er is. Of om hun telefoontijd zo te beperken dat kinderen naar buiten moeten.”

Hij traint meerdere groepen en is wel wat gewend, zegt hij, „maar soms schrik ik me wezenloos”. Niet eens door hoe kinderen eruitzien, zegt Esajas, maar vooral door hun verhalen: „Ze worden gepest, geslagen op het schoolplein, sommigen willen niet meer leven. Als een kind van veertien tegen me zegt dat ze ongelukkig is… We zijn hier meer bezig met vechten tegen angst dan tegen overgewicht.”

Dinara was altijd een beweeglijk kind, vertelt haar moeder. Veel dansen, buitenspelen. Maar een paar jaar geleden werd ze ineens voller. „Ze is heel gevoelig geworden voor spanning en sfeer. Als we haar meenamen naar een dansles, dan durfde ze al snel niet meer. Hier in de boksschool zie ik haar zelfvertrouwen terugkomen. Ze wordt langzaam weer zichzelf.”

Van de kinderen in Nederland (tussen de 4 en 17 jaar) heeft 13 procent overgewicht. Dat is al zo sinds 1990; het percentage gaat door de jaren wat op en neer, maar verandert niet echt

Ze zijn hier eigenlijk gekomen voor Mascherano, haar zoon, die is doorverwezen door de kinderarts. Westdijk: „Mijn zoon is onwijs groot voor zijn leeftijd. Obesitas geeft op heel veel manieren problemen, fysiek en mentaal. Door hier te zijn heeft hij al minder klachten. Zijn motortje is aangegaan. Dat is al heel wat.”

Westdijk en haar man – sportieve mensen – leren zelf ook veel. Ze zijn anders gaan eten, met minder „ongemerkte” calorieën, ze brengen hun kinderen bijna elke dag naar een sportclubje. De kinderen vinden het soms lastig – wortels, broccoli en verplichtingen – maar ze wennen er wel aan. Mascherano komt erbij staan. Eerst durft hij niets te zeggen. Dan, voorzichtig: „Ik kan nu zonder te stoppen een rondje om een voetbalveld rennen. Dat vind ik heel fijn.”

Het Rijnlands Lyceum in Sassenheim Met de e-bike naar de middelbare

Het Rijnlands Lyceum in Sassenheim heeft een topsportafdeling en leerlingen kunnen voor extra sportles kiezen – maar alsnog bewegen veel leerlingen te weinig.

Foto’s Merlin Daleman

Sabrina Bijvank (42), oud-korfbalinternational, moest vroeger elke ochtend 20 kilometer naar school fietsen, en ’s middags weer terug. Altijd wind tegen natuurlijk. Toen ze twee jaar geleden rector werd van Het Rijnlands Lyceum in Sassenheim kwam ze een keer in de fietsenkelder. „Ik wist niet wat ik zag: het stond vol met elektrische fietsen.”

Uit Warmond, Teylingen en Lisse komen ze elke dag naar school, dwars door de bollenvelden. Wind tegen maakt niet meer uit. Bijvank begrijpt het wel, vertelt ze in haar kamer op de begane grond, maar ze weet ook dat na de basisschool bijna de helft van de kinderen stopt met bewegen. Dat maar een derde van de leerlingen op de middelbare school genoeg beweegt en dat er, buiten 80-plussers, geen groep minder actief is. Ze weet dat veel kinderen dat nooit meer oppakken en dat vanaf de middelbare school het aantal kinderen met overgewicht toeneemt. Ze was niet verbaasd toen het RIVM kortgeleden wees op de elektrische fiets als belangrijke oorzaak van het feit dat jongeren steeds minder bewegen.

Sabrina Bijvank, rector van het Rijnlands Lyceum in Sassenheim.

Foto’s Merlin Daleman

Het Rijnlands is een overwegend witte school, met kinderen van hoogopgeleide ouders die hard werken. Het is een groep die volgens alle onderzoeken de beste kansen heeft om genoeg te bewegen. En toch gaat het ook op deze middelbare school vaak mis. Zelfs al is hier een speciale topsportafdeling en kunnen leerlingen voor extra sportlessen kiezen – maar dat doen vooral kinderen die tóch al veel bewegen.

Bijvank: „Kinderen van deze leeftijd zijn erg bezig met het perfecte plaatje. Ze zitten bijna non-stop op hun telefoon, met sociale media. Bij sport is heel zichtbaar of je er wel of niet bedreven in bent. Dat maakt het voor leerlingen onaantrekkelijk. Ze zijn bang om zich te schamen.”

Benjamin Hoogervorst, gymleraar, heeft op de eerste etage een groep leerlingen verzameld om over bewegen te praten. Hij werkt al lang op de school en ziet leerlingen motorisch steeds verder achteruitgaan – onderzoeken laten ook zien dat dit al jaren aan de gang is. Een bal vangen vinden veel jongeren lastig, een koprol maken zéker. Hij vraagt zich vaak af hoe dat toch kan.

Anna Caleno (14): „Ik heb altijd veel buiten gespeeld. Maar toen iedereen een jaar of tien was werd dat minder. Mensen begonnen afstand te nemen. Iedereen kreeg het druk met andere dingen.”

Fiene de Vos (13): „Op de basisschool was er niemand die geen sport deed. Hier is dat veel vaker. Het zal met de leeftijd te maken hebben en hoe druk je het krijgt op de middelbare. Je hebt huiswerk, je telefoon. Dan verdwijnt het gewoon snel uit je systeem.”

Kyle Koene (18): „Het zou wel helpen als er meer uren in een dag zaten.”

Ace Csellak (16): „Ja, 25!”

Kyle Koene: „We hebben school en veel sociale dingen eromheen. Ik slaap eigenlijk ook niet genoeg, want ik probeer alles in elkaar te passen.”

Daan Nauta (18) houdt zijn telefoon omhoog: „Uiteindelijk komt het allemaal hier op neer. Netflix, TikTok, andere sociale media, de hele dag online. me kan vanuit je bed en kost geen energie. Voor je het weet zijn er weer uren voorbij.”

De gymleraar: „Sociale media had je vroeger niet. Maar het lijkt er voor mij ook op dat jullie bewegen helemaal niet meer belangrijk vinden.”

Kyle Koene: „Het is wél belangrijk. Naar school fietsen of in de buurt wandelen zorgt ervoor dat mijn hoofd leeg raakt. Echt te kunnen nadenken over wat er gebeurt in je leven, wat dingen te verwerken.”

Scrollen kan vanuit je bed en kost geen energieDaan Nauta (18)

Kimberly de Waal (15): „Ik ga soms boulderen, als mijn broer kan rijden. Het helpt om even weg te zijn van alles. De dag van je af te schudden.”

Tim Vos (17): „Mensen verwachten dat je steeds bereikbaar bent. Als je sport heb je bijna het gevoel alsof dat niet kan. Maar dat mag natuurlijk nooit zo zijn. Ik zwem twee keer in de week. Dan zet ik alles op een rijtje. Wat moet ik morgen doen? Hoe plan ik dat? Het geeft rust in mijn hoofd. Naar school fietsen heeft dat effect ook. Uhm, ja, wel elektrisch, maar toch.”

Ace Csellak: „Ik doe veel aan ritmische gymnastiek. Juist wel bij een club, omdat er veel vrienden zitten. Sociaal is het heel belangrijk voor me.”

Daan Nauta: „Ik zit op rugby, eigenlijk ook alleen nog omdat ik het met een vriendengroep doe. Anders deed ik veel liever iets dat ik zelf kon indelen. Soms ga ik naar de sportschool, maar nooit alleen. En sinds ik een rijbewijs heb fiets ik niet meer. Dat scheelt veel tijd. Ik probeer het op te vangen door te sporten. Maar als ik eerlijk ben gaat gemak wel boven bewegen.”

Tim Vos: „Ik denk dat onze generatie moet ontdekken hoe sporten en sociale media te combineren zijn. Misschien niet altijd voor gemak kiezen. Je lichaam laten bewegen, geen elektrische apparaten. Anders blijft het de verkeerde kant op gaan.”

elisabeth-TweeSteden ZiekenhuisOperatie

Mascha Verboven (42) krijgt een maagverkleining. Ze hield van volleybal, zumba en pilates, maar met haar gewicht van voor de operatie lukt alleen aquagym nog.

Foto’s Merlin Daleman

Ze is van de weegschaal gekomen en ligt op een ziekenhuisbed. Mascha Verboven (42), ze werkt op een zorgboerderij, kijkt de arts aan. „Hoeveel is het?” Dareczka Wasowicz, maagchirurg: „Ik zag 106”. Verboven: „Goh. Thuis was het nog 104. Maar ik heb zware schoenen aan.” Wasowicz: „Mag ik even voelen aan uw buik?”

Ze heeft er al een halve dag op zitten in het Tilburgse Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis. Voorlichting. Bloedprikken. Een hartfilmpje. En nu is ze bij de chirurg die de maagoperaties doet. Ieder jaar krijgen 12.000 mensen in Nederland een maagverkleining – vijftien jaar geleden waren het er nog enkele honderden. Om in aanmerking te komen voor een operatie moeten mensen een BMI van boven de 40 hebben, of boven de 35 met klachten.

Het lichamelijk onderzoek is voorbij. Mascha Verboven kijkt even naar de stoel voordat ze gaat zitten in het kantoor van de arts. Wordt het een maagverkleining plus omleiding van de darm (gastric bypass) of een ‘gewone’ maagverkleining (sleeve)? Wasowicz: „Ik ben geneigd om richting de sleeve te denken. Ik kan u op de lijst zetten voor 26 februari. Dan gaat het gebeuren.”

Een paar maanden voordat ze in het ziekenhuis komt is Mascha Verboven, uit het dorp Haghorst in Noord-Brabant, naar haar huisarts gegaan. Het gaat echt niet meer, zei ze tegen hem. Ze wil geholpen worden. Alles heeft ze geprobeerd om af te vallen, niets is gelukt. Dan maar „de laatste strohalm”, zoals ze het noemt.

Het heeft geholpen dat ze via Facebook in contact kwam met een oude schoolvriendin, Daan van Helvoirt (44). Van Helvoirt kreeg dezelfde operatie een jaar geleden. Ze is erbij in het ziekenhuis. „Ik heb een nieuw leven gekregen”, zegt ze een paar keer. Ze ging de operatie in met 116 kilo en viel 50 kilo af. Tegen haar vriendin: „Het gaat zo’n opluchting voor je zijn, Mas.”

Alles heeft ze geprobeerd om af te vallen, niets is gelukt. Dan maar „de laatste strohalm”, zoals ze het noemt

De man van Verboven is sceptisch. Die zegt: waarom zou je gaan snijden in een gezond lichaam? „Dan zeg ik tegen hem: het lijkt goed te gaan, maar mijn lichaam ís niet gezond.”

Ze danst al jaren niet meer. Volleybal, zumba, pilates, ze vond het allemaal leuk, maar hoe zwaarder ze werd, hoe minder goed het ging. Met haar moeder kan ze er goed over praten. Die heeft ook een leven lang gelijnd, bleef te zwaar, maar koos nooit voor een operatie. Aquafitness, dat doet Verboven nu – „dat gaat nog met mijn lichaam.”

Ze kan haar veters niet goed strikken. Loopt langs een terras en scant de stoelen – past ze daar wel in? Niet te veel eten als er anderen bij zijn. Het shotje laten staan dat speciaal voor haar man, Prins Carnaval van het dorp, is gebrouwen. Op haar hoede in het busje van de zorgboerderij, als ze ouderen moet vastzetten. Hoe buig ik over die mensen heen? Krijg ik mijn adem weer onder controle achter het stuur? „En ondertussen de hele tijd mijn mooie masker opzetten. Want ik ben zo gezellig.”

Hoe het zo is gekomen kan ze niet goed achterhalen. Deels genetisch, denkt ze. En toch ook een ongezond leven. Na elk dieet volgde weer een terugval. Algoritmes zorgen ervoor dat haar sociale media vol staan met perfecte lichamen, van mensen die zogenaamd vroeger ook te zwaar waren. „Maar zo is het leven niet. Je gaat steeds weer eten”, zegt ze.

Verboven kwam in een vicieuze cirkel waarin veel mensen met overgewicht belanden. Het lichaam is ontregeld, de hersenen geven te vaak het seintje ‘honger’. Daar uit komen is heel ingewikkeld – zelfs ná een operatie. Mensen die flink afvallen moeten dubbel zoveel bewegen (vijf uur matig-intensieve beweging per week). Wat ze eten moeten ze na hun operatie heel strak plannen, hoeveelheden afwegen. Terwijl de hersenen vaak nog wel het signaal afgeven om meer te eten. Op gezond gewicht blijven ná een maagoperatie is daarom heel moeilijk.

Foto Merlin Daleman

Dareczka Wasowicz, de maag-darm-chirurg: „Bij mijn patiënten is het probleem vaak al op kinderleeftijd begonnen, en ze komen niet meer uit de ongezonde patronen. De maatschappij werkt niet mee. Overal schermen, stoelen, elektrische vervoersmiddelen. We hebben met z’n allen een groot probleem – dat er steeds meer mensen een operatie krijgen is daar een logisch gevolg van.”

Mascha Verboven hoopt vooral op een normaal leven. „De trap op lopen zonder te hijgen, werken, een wijntje drinken. Niet meer de hele tijd met mijn lijf bezig zijn.”

Twee weken na de operatie stuurt ze een e-mail. Ze is net terug van een controle bij de chirurg. Het was best een pijnlijke operatie. Driekwart van haar maag is verwijderd via een kleine snede. Ze eet nog vloeibaar, als het goed is hoeft dat niet lang meer. „Het komt goed, maar het gaat allemaal iets langzamer dan gehoopt”, schrijft ze. Ze heeft al zes kilo verloren. De verwachting is dat er nog een stuk meer af gaat. Haar maag is zoveel kleiner dat ze minder zal kunnen eten. „Maar dit is zeker een goed begin.”

Strand van NoordwijkEén voor één

Beweegcoach Willemijn van Gastel geeft sportles aan zee.

Foto’s Merlin Daleman

De zon gaat onder op het strand van Noordwijk als Willemijn van Gastel (54) diep door de knieën gaat en de grond aantikt. Michiel (55), in stevige schoenen en winterjas, doet haar na. Hij buigt, gaat diep, tikt tegen het zand, komt overeind. Al snel staat hij te hijgen, hij lacht een beetje verontschuldigend.

Ze hebben thee gedronken in een strandpaviljoen. Al bij binnenkomst heeft Michiel gezegd dat hij niet herkenbaar in NRC wil. „We gaan het natuurlijk ook over gewicht hebben en… ja”, zegt hij. Willemijn van Gastel, beweegcoach, wist wel dat Michiel moeite had om erover te vertellen, maar ze heeft hem toch gevraagd om te komen. Hij vindt het zelf ook belangrijk. Er zijn veel mensen zoals Michiel, en ze vinden allebei dat naar hen niet vaak wordt geluisterd. Van Gastel: „Deze mensen zijn ziek en ze worden niet genoeg geholpen door de overheid. Ik zie veel verborgen leed.”

De overheid doet veel om mensen in beweging te krijgen maar drukt, zegt zij, „consequent” op de verkeerde knoppen. Uit een onderzoek van NRC bleek eerder dat de overheid zich er al decennia van bewust is dat er ieder jaar duizenden mensen overlijden omdat ze te weinig bewegen. Daar iets tegen doen is niet gelukt, al proberen gemeenten en het Rijk met allerlei beweegprogramma’s de trend te keren. Belangrijk probleem is dat plannen vaak tijdelijk zijn en mensen die even in beweging waren gekomen weer ‘verdwijnen’ als het potje geld op.

Van Gastel: „Deze mensen zijn ziek en ze worden niet genoeg geholpen door de overheid. Ik zie veel verborgen leed.”

Willemijn van Gastel zag het van dichtbij gebeuren. Ze adviseerde lange tijd de overheid bij het ontwikkelen van gezondheidsinitiatieven en raakte gefrustreerd. „De implementatie van het programma is een probleem, de doelgroep wordt niet bereikt” – dat schreef ze dan in haar nota’s. Steeds opnieuw.

Tot ze dacht: als het niet op grote schaal kan, dan ga ik mensen één voor één helpen. Ze werd leefstijlcoach en hardlooptherapeut en begon haar eigen ‘op stap’-programma. Geen publiekscampagnes, posters of flyers. Geen projecten van een tijdje en dan nooit meer contact opnemen. Van Gastel: „Mensen durven niet de eerste stap te zetten, en ze vinden het ook moeilijk om dóór te gaan.”

Wat gemeenten en de Rijksoverheid niet zien, zegt Van Gastel, is wat weinig bewegen met mensen doet. „Ze voelen zich een buitenstaander, hebben een moeilijke relatie met hun lichaam. Ik zie ze vaak gebogen staan, de trots ontbreekt.”

Beweegcoach Willemijn van Gastel geeft sportles aan zee.
Foto Merlin Daleman

Deze groep zal bijna nooit meer uit zichzelf beginnen met bewegen, zegt ze. Dus belt Van Gastel mensen, die worden aangedragen door artsen, zelf op en nodigt hen uit om te komen sporten. Haar trainingen, in de duinen en op het strand van Noordwijk, zijn voor iedereen – of mensen nu tien meter kunnen wandelen of vijfhonderd meter hardlopen. „We kiezen rustige routes, zodat ze niet worden bekeken. Niemand kan ‘laatste’ worden – echt niet alleen jonge mensen zijn daar gevoelig voor. Maar het gaat wel ergens over: het doel is drie keer per week actief bewegen.”

Michiel komt uit een gezin waar gezond werd gegeten en niemand problemen heeft met gewicht. Hij volgde een universitaire studie, heeft een goede baan. In zijn twintiger jaren kwam hij wat aan, maar hij sportte veel. Tot een auto-ongeluk. Hij werd van achteren aangereden. De pijn bleef.

Hij werd bang om het erger te maken. Zijn racefiets liet hij staan en hij werd steeds zwaarder. Net toen hij weer zin – en vertrouwen – had om te gaan fietsen, kreeg hij nóg een ongeluk met de auto. En toen ook nog een (vermoedelijke) Covid-infectie, met een dag op de intensive care.

Hij mocht een revalidatieprogramma doen, bewegen hoorde er ook bij. Zijn gewicht ging in een steile lijn naar beneden. Wonderbaarlijk vonden de artsen het – Michiel zelf ook. „Maar daarna word je losgelaten. Dan moet je het zelf gaan doen. En er zijn allerlei valkuilen, momenten dat het even niet lukt. Daar word je moedeloos van. En dan is het nog moeilijker”, vertelt hij.

Hij heeft een half mensenleven van proberen achter de rug. Fietsen en dan toch weer een tijd niet. Wandelen, soms, maar meestal niet. De chips laten liggen, en zich schuldig voelen als dat niet lukte. Hij volgde ook een beweegprogramma bij artsen, maar daar werd vooral gepráát. Praktische tips. Ga in de tuin werken, wandel elke dag in je pauze. Maar dat moest hij dan zelf doen. En hij begrijpt zelf ook niet helemaal waarom het nooit goed lukte. „Ik wil het zo graag anders doen, maar er zit een angst in mijn lijf waardoor het niet gaat.”

Hij heeft een half mensenleven van proberen achter de rug. Fietsen en dan toch weer een tijd niet. Wandelen, soms, maar meestal niet

En toen belde Willemijn van Gastel. „Een beetje dwingend misschien, zo rechtstreeks, maar voor mij was dat juist fijn. Iemand die zegt: ik ga je helpen. Die begrip voor je heeft”, zegt Michiel. Hij vond het spannend, die eerste keer in de duinen. „Houd ik het wel vol? Of valt het niet mee?”

Het viel mee. Het was gezellig, iedereen voelde zich prettig. Hij volgde het hele programma, zoals bijna alle mensen die meedoen. En hield daarna contact. Nu loopt hij nog elke week met twee andere deelnemers door de duinen. De één wat harder dan de ander. Ook als het regent, want ze laten elkaar niet vallen. En ze houden vol.

voetbalveld van Vitesse ’63 in KoekangeWandelend voetballen

Bij Vitesse ‘63 doen ze aan ‘walking football’ – na de training volgt een biertje.

Foto’s Merlin Daleman

Jos Kok (70) en Jeene Keizer (67) wandelen met acht teamgenoten in rode trainingsjasjes over een voetbalveld in Koekange, een plattelandsdorp in Drenthe. „Kom op mannen, even de pas erin”, roept de leider. En daar gaan ze. Steeds grotere stappen, zo snel mogelijk zónder te rennen, want dit is walking football. Slidings zijn verboden, de bal moet laag blijven. Ze noemen zich de Old Stars van Vitesse ’63.

Na de koffie en Bastognekoek kwamen ze het veld op. Warming-up, wat techniektraining en dan een partijtje. Het gaat er fel aan toe, soms trekt iemand een sprintje, al mag dat eigenlijk niet. „Schieten!”, roept Kok als iemand te lang treuzelt voor het doel. Keizer staat in de verdediging zachtjes te mopperen als zijn teamgenoot een kans mist. Al snel zijn de mannen buiten adem. Straks zullen ze een biertje nemen en aan de stamtafel praten over voetbal, Formule 1 en hun vrouwen.

Wandelend voetballen is een Engelse uitvinding die naar Nederland is gebracht door de Ouderenbond en een aantal betaald-voetbalclubs. 60 procent van de 65-plussers beweegt te weinig en eenzaamheid is een groot probleem onder ouderen: van de mensen boven de 75 is meer dan de helft eenzaam en dat wordt met de jaren steeds erger. Walking football zou een medicijn kunnen zijn.

Wandelend voetballen is een Engelse uitvinding die naar Nederland is gebracht door de Ouderenbond en een aantal betaald-voetbalclubs

De eerste training van de Old Stars in Koekange was acht jaar geleden. Er werd die dag een foto gemaakt. Tien mannen voor een bakstenen muurtje, de helft in een geel hesje. Jannes Hofsteenge was de trainer – hij was werkeloos en kreeg wat geld van de gemeente om het wandelend voetbal in de regio op te zetten. Dat ging niet meteen goed. Soms stonden ze maar met drie man op het veld. Bij het biertje is weleens geopperd om er maar mee te stoppen.

In Koekange en de omliggende dorpen kennen mensen elkaar. Dus de mannen vroegen in de supermarkt, op feestjes of bij de bakker aan anderen of ze een keer wilden meedoen. Langzaamaan kwamen er steeds meer mensen bij, tot er een wisselende groep van achttien spelers was. Ze zijn accountant, shovelmachinist, boer, vrachtwagenchauffeur, kunstenaar, klusjesman.

Jos Kok, die vroeger op de universiteit werkte en een bedrijfje in 3D-printers had, hoorde er in de beginperiode van en ging kijken. „Het leek me helemaal niks. Dat wandelen, ik ben nog niet bejaard! Toen ik bij het veld ging, staan werd meteen gevraagd of ik voetbalschoenen bij me had. Binnen een paar minuten was ik buiten adem”, vertelt hij. „Ik ben nooit meer weggegaan.”

Jeene Keizer, eigenaar van een klussenbedrijf, voelde nog meer weerstand. Hij is hier geboren en heeft vroeger bij Vitesse ’63 gespeeld, in het eerste. Een harde verdediger. Fysiek, stevig in de duels. „Ik houd van alles wat bij dit spelletje niet mag. Dus ik zei: dat doe ik nooit. Maar dan doe je toch een keer mee. En dan grijpt het spelletje je toch hè. En we hebben nog best een aardig niveau.”

Het leek me helemaal niks. Dat wandelen, ik ben nog niet bejaard!Jos Kok doet aan ‘walking football’

Er kwamen meer spelers en een sponsor. Walking football-teams in Steenwijk, Zuidwolde, Dedemsvaart en Emmen. Toernooien in de regio, een jaarlijks toernooi met buitenlandse teams in Almelo en zelfs een keer met z’n allen voetballen op Mallorca in Spanje. Met een aantal andere verenigingen heeft Jos Kok een competitie opgezet waar nu acht teams aan meedoen. Hij had niet verwacht dat het zo populair zou worden. Inmiddels krijgt hij telefoontjes uit het hele land: hoe doe je dat, zo’n competitie?

Sommige teams komen „meer van de Ouderenbondkant”, vertelt Kok. Dan zien ze een groep mannen in een rondje de bal overgooien als ze op een ander sportpark komen. Enfin, ook goed, ze hebben zelf ook spelers die nooit gevoetbald hebben. Hoewel, een béétje winnaarsmentaliteit wil Jeene Keizer wel zien: „Wij worden regelmatig kampioen en we worden steeds beter. Ik wil gewoon graag winnen, dat zit er diep in.”

Jos Kok zit een beetje te lachen. Híj heeft pas nog een mailtje gestuurd aan alle teams – of het niet „wat rustiger” kon. Kok: „Ze begonnen elkaar een beetje achter de vodden te zitten en de scheidsrechters kregen van alles te horen. Dus toen heb ik gezegd: jongens, dit willen we niet meer. We zijn geen pubers en het blijft walking football.”

Er zijn mannen in het team die al jaren niets hadden gedaan, vertellen ze. Ze waren aangekomen, hadden nul conditie. Die werden gewaarschuwd: niet te snel beginnen. Er is weleens een hamstring gescheurd tijdens een eerste training. Kok: „Je merkt wel dat deze middagen heel belangrijk zijn voor veel mensen. Je ziet elkaar toch elke week, dat is fijn.”

Ze pakken de foto er nog eens bij van het eerste clubje Old Stars. Drie man zijn er nog steeds bij. De rest is gestopt door blessures of omdat de verplichting toch wat te veel werd. Kok: „Dan gaat de leeftijd wel meespelen. Maar ons oudste meespelende lid wordt bijna 80 jaar. Zo zie je maar: sommige mensen weten het behoorlijk te rekken.”