Drukt een nieuw kabinet straks op de pauzeknop rond het klimaat of wordt het toch de shredder?

Al sinds de verkiezingen hangt de vraag in de lucht. Hoe ziet het klimaatbeleid er straks uit als de formerende partijen een kabinet vormen? Gaat het „door de shredder”, zoals de PVV wil? Of gaan PVV, VVD, NSC en BBB gewoon moedig voorwaarts met de uitvoering? In de reactie van de formerende partijen op de klimaatplannen uit de Voorjaarsnota viel deze week één ding op: de rechtse partijen hebben geen zin in méér maatregelen of doelen. En ze kondigden alvast aan volgende maand tegen het kabinetsplan te stemmen om de industrie een hogere prijs voor CO2 op te leggen.

Die verhoging van de CO2-heffing voor bedrijven kondigde demissionair minister Rob Jetten (D66) maandag in een Kamerbrief aan. In wezen is een CO2-heffing niet nieuw. Die is ingevoerd ten tijde van het Klimaatakkoord, als middel om vervuiling een prijs te geven en verduurzaming te stimuleren.

Het werkt als volgt: industriële bedrijven ontvangen voor een deel van hun uitstoot zogeheten ‘dispensatierechten’ en betalen voor dat deel geen extra kosten voor CO2. Stoot een bedrijf meer uit dan waar het ‘recht’ op heeft, dan betaalt het via de nationale CO2-heffing een prijs.

Daarnaast vallen de grootste industriële bedrijven ook onder Europese wetgeving. De industrie ontvangt door dit Europese systeem (ETS) ook rechten; elektriciteitsbedrijven moeten deze kopen. De komende jaren zal het aantal rechten geleidelijk worden afgebouwd, waardoor de prijs voor CO2-uitstoot voor deze bedrijven verder oploopt.

Met dit plan wil Jetten voor de ruim twintig bedrijven die zeer veel uitstoten (boven 50 megaton CO2 per jaar) de CO2-heffing vanaf 2028 verhogen. Naast de Europese prijs voor CO2 betalen deze grootste uitstoters hiermee extra voor een deel van hun uitstoot, een kostenpost die vervalt wanneer zij minder weten uit te stoten.

In het coalitieakkoord van Rutte IV staat dat een CO2-heffing voor de industrie fors minder uitstoot in 2030 moet hebben veroorzaakt. Tegelijkertijd is het demissionaire kabinet bezig met zogeheten ‘maatwerkafspraken’, in samenspraak met de twintig grootste vervuilers in Nederland, waarbij deze bedrijven met behulp van subsidie sneller dan gepland zullen verduurzamen. De precieze uitwerking van deze afspraken is nog onduidelijk.

Met de CO2-heffing lijkt het kabinet te willen afdwingen dat de uitstoot van de industrie daadwerkelijk omlaag gaat. Vorig jaar werd in een advies aan het kabinet al een hogere CO2-heffing als optie genoemd om de eigen doelstellingen alsnog te kunnen halen.

Concurrentiepositie

Kritiek op de CO2-heffing is al te horen sinds de invoering ervan in 2019 onder minister van Economische Zaken en Klimaat Eric Wiebes (VVD). De industrie zag het plan niet zitten, omdat zij vreesde dat een hogere prijs voor CO2 in Nederland de concurrentiepositie zou verslechteren. Werkgeversorganisatie VNO-NCW lobbyde daarom voor de opslag van CO2 in plaats van een heffing, als manier om de industrie te verduurzamen. Voorstanders zagen de maatregel juist als prikkel om sneller te verduurzamen. In landen zoals Noorwegen en Frankrijk geldt zo’n nationale CO2-prijs namelijk al langer.

Inmiddels kijkt een rechtsere Tweede Kamer met andere ogen naar plannen die vervuiling hoger beprijzen. De Eerste Kamer verwierp eind vorig jaar een ander plan van Jetten dat uitstoot voor industriële bedrijven wilde belasten. Onder de tegenstanders van Jettens plan waren naast SGP, CDA, FVD, JA21 en 50Plus ook de formerende partijen PVV, VVD, en BBB.

Een paar maanden na de verkiezingen worden de contouren van de klimaatpolitiek onder een mogelijk nieuw kabinet van PVV, VVD, NSC en BBB steeds zichtbaarder. De formerende partijen laten zich nadrukkelijker horen in klimaatdebatten. „Ga niet wéér extra heffingen opleggen”, zei Henk Vermeer (BBB) deze week. „Je haalt er misschien een paar honderd miljoen [aan staatsinkomsten] mee binnen, maar je spoelt miljarden aan investeringen door de plee.”

De formerende partijen laten zich steeds nadrukkelijker horen in de debatten over het klimaat. ‘Realisme’ is voor hen het toverwoord

Ook NSC en VVD lieten merken het plan niet te willen steunen. „Dit gaat om een verhoging van de heffing, terwijl er al een prijspad afgesproken was, waardoor nu allemaal businesscases verstoord worden”, zei VVD-klimaatwoordvoerder Silvio Erkens. De formerende partijen vrezen dat industriële bedrijven zullen vertrekken als de maatregel van kracht wordt.

Zij halen daarbij het Planbureau voor de Leefomgeving aan, dat deze week een studie publiceerde naar de effecten van een CO2-heffing. Daarin waarschuwde PBL dat een hogere CO2-heffing niet leidt tot verduurzaming als de „randvoorwaarden”, zoals een oplossing voor het overvolle stroomnet, niet geregeld zijn.

Ook schrijft het PBL dat het bereiken van voldoende vermindering van de uitstoot van broeikasgassen in de industrie afhangt van „individuele investeringsbeslissingen van een aantal grote spelers”. Het halen van de doelen hangt volgens PBL meer af van de vraag of het lukt om vóór 2030 een groot project voor CO2-opslag onder de Noordzee klaar te hebben, dan van een veel hogere CO2-heffing.

De maatregel is „niet zo nieuw en verrassend” als deze wordt voorgesteld, zegt klimaatminister Jetten tegen NRC, en was „aangekondigd in het Voorjaarspakket van vorig jaar”. Ook is er rekening gehouden met bedrijven die last hebben van een vol stroomnet, zegt Jetten. „De verhoging raakt alleen de 26 bedrijven die het meeste uitstoten, meer dan tweehonderd bedrijven vallen onder een lager tarief.”

De kritiek dat bedrijven naar het buitenland zouden vertrekken, werpt de minister van zich. „Het gaat om het totaalpakket, het zoet én het zuur. We investeren via de maatwerkafspraken ook drie miljard euro in de verduurzaming van de industrie.” Volgens de demissionair minister is de maatregel „een signaal” voor bedrijven die zich niet willen vastleggen in de maatwerkafspraken. „Als je zelf niet vol aan de bak gaat, mag vervuiling een prijs hebben.”

Tussenstap

Geen aanvullende maatregelen of eisen, maar vooral aandacht voor het uitvoeren van de bestaande plannen of even de pauzeknop indrukken. Zo klonken de formerende partijen de afgelopen weken vaker, zoals eind maart in het debat over het Europese klimaatdoel voor 2040. Een maand eerder had de Europese Commissie een voorstel gedaan om 90 procent vermindering van broeikasgassen af te spreken voor 2040, als tussenstap tot klimaatneutraal zijn in 2050.

Kamerlid BBBHenk Vermeer Ga niet wéér extra heffingen opleggen

In het debat toonden PVV, NSC en BBB zich kritisch en leken ze zich niet aan een dergelijk doel te willen committeren, waartoe Europese wetgeving de lidstaten verplicht. Nederland heeft „de grootste moeite” om de klimaatdoelen te halen, zei Henk Vermeer (BBB). „Soms moet je een stapje terug zetten om meer ruimte te krijgen. Welke consequenties moeten ervoor gelden als Nederland in 2040 niet aan het tussendoel voldoet?” Later verduidelijkte hij dat hij niet aan 90 procent wil tornen, maar het doel zéker niet wil verhogen, zoals veel linkse partijen bepleiten.

Ook bij NSC klinkt een roep tot pauzering. „We willen het akkoord van Parijs niet loslaten”, zei Wytske Postma. Maar de bestaande klimaatplannen behelzen volgens haar wel „veel zaken waarvan we eerst nog met z’n allen moet kijken of die ons wel verder helpen”, zoals ‘gedragsverandering’ en de opslag van CO2. NSC wil daarna pas een besluit nemen of een tussendoel moet worden vastgelegd. De PVV vroeg zich retorisch af of Nederland niet al „genoeg klimaatdoelen” had.

Uiteindelijk hebben deze partijen weinig ruimte om géén doel af te spreken: Europese wetgeving schrijft voor dat er een doelstelling moet komen. Met de huidige klimaatplannen lijkt Nederland in 2040 op zo’n 88 procent minder uitstoot uit te komen.


Lees ook
Klimaatbeleid slaagt pas als de pijn eerlijk wordt verdeeld

Klimaatbeleid slaagt pas als de pijn eerlijk wordt verdeeld

Het is duidelijk dat VVD, NSC, BBB en PVV de groene ambities van het huidige kabinet flink willen temperen. Niet meer hoog inzetten, maar rustig kijken wat mogelijk is. Je moet niet steeds „eenzijdig de spelregels” willen veranderen, typeerde BBB-kamerlid Henk Vermeer zijn standpunt en daarmee de politieke verschuiving over klimaatbeleid. Dat alleen al markeert een kantelpunt sinds de afspraken van het klimaatakkoord, de jaren waarin klonk dat Nederland een stapje extra moest zetten. Inmiddels is een ‘realistisch’ klimaatbeleid het toverwoord in Den Haag.