Het begon onschuldig. Op de allereerste dag van zijn ontgroening bij studentenvereniging Reuzegom moest de 20-jarige Sanda Dia in een apostelkostuum zoveel mogelijk rozen verkopen in het centrum van Leuven.
Maar toen kwamen de volgende opdrachten. Sanda moest urenlang in zijn onderbroek in een zelf gegraven put zitten, gevuld met ijskoud water, braaksel, vissaus en een levende paling. Hij moest een gemalen muis eten, twee levende goudvissen doorslikken en halve liters gin en zoute visolie drinken.
Op 7 december 2018, drie dagen na de rozenverkoop in de Leuvense binnenstad, overleed Sanda Dia in het Universitair Ziekenhuis in Antwerpen aan hersenoedeem, veroorzaakt door een te hoge zoutinname.
Sanda is niet overleden, zegt zijn vader Ousmane Dia (55). Sanda is vermoord. Vijf jaar na de dood van zijn zoon publiceert Dia er een boek over. In Ze hebben mijn zoon vermoord, dat Dia met hulp van schrijver Thomas Blommaert schreef, beschrijft hij in dichtvorm hoe hij de afgelopen jaren heeft ervaren, en hoe de studenten van Reuzegom zijn leven hebben verwoest.
In zijn woonkamer in Brussel, waar een grote foto van Sanda aan de muur hangt, weegt Ousmane Dia zijn woorden. Hij praat zacht, aarzelt soms over de manier waarop hij zichzelf in het Nederlands verwoordt en vult zijn zinnen regelmatig aan in het Frans. Maar over de inhoud van zijn tekst heerst geen enkele twijfel: Sanda Dia had niet mogen sterven, de Reuzegom-leden zijn te laag bestraft en het Belgische rechtssysteem is doordrenkt van klassenongelijkheid. „Wat mij is overkomen, gun ik niemand.”
Vergiffenis
Toen Dia het graf van Sanda bezocht, niet lang na zijn dood, trof hij daar een onbekende jongeman. Hij zat op de grond. „Toen hij mij zag, stond hij op om weg te gaan. Ik vroeg hem wie hij was.” Het bleek een Reuzegommer te zijn.
„Hij vertelde me dat wat er met Sanda was gebeurd, nooit de bedoeling was geweest. Hij was daar, bij het graf, om vergiffenis te vragen. Ik zei tegen hem dat ik geen haat voelde, dat ik hem heb vergeven voor wat hij heeft gedaan, en gaf hem een knuffel. Maar ik zei ook: zeg tegen je ouders dat ik nog altijd boos op hen ben.”
Het is het grootste thema van dit gesprek: wat betekent het iemand te vergeven die jou zoveel leed heeft aangedaan? Dia vindt het moeilijk uit te leggen. „Er zijn geen woorden die het goed kunnen omschrijven. Het is een gevoel.” Een gevoel dat niet alleen ontstaat voor de ander, maar ook omdat je jezelf gunt de haat los te laten, zegt Dia: „Je hebt vergiffenis nodig om door te kunnen gaan met je leven. Als ik die jongens van Reuzegom niet vergeef voor wat zij gedaan hebben, maak ik mezelf kapot.”
Toen Dia de Reuzegommer tegenkwam bij het graf, zag hij hem voor wat hij was: „een jongen zoals alle jongeren”. Hij voelde medelijden, zegt hij: „Wanneer je jong bent, maak je soms onbewust fouten. De gevolgen daarvan moet je je hele leven met je meedragen.” De daders zijn op hun eigen manier slachtoffers, voegt Dia eraan toe: „Slachtoffers van de maatschappij, slachtoffers van hun opvoeding, slachtoffers van het idee dat zij beter zijn dan de rest… Ik weet het niet.”
Die ene student, daar bij het graf, wilde vergeven worden. „De andere jongens hebben in de rechtszaal sorry gezegd, maar ik heb nooit het gevoel gehad dat ze echt om vergiffenis hebben gevraagd.” Toch heeft Dia ze vergeven, zegt hij. Waarom kan hij datzelfde gevoel niet opbrengen voor de ouders van de Reuzegommers?
„Het is niet hetzelfde”, antwoordt Dia stellig. „De ouders dragen een grotere verantwoordelijkheid voor wat er is gebeurd. Als je kiest kinderen te krijgen, ben je verantwoordelijk voor hun opvoeding. Zíj hebben hun kinderen opgevoed op een manier die tot de dood van Sanda heeft geleid. Een kind met goede normen en waarden zal nooit doen wat de Reuzegommers gedaan hebben.”
„Ik ben boos dat ik mijn zoon verloren heb. Heel erg boos. Maar ik voel geen haat. Als ik die mensen ga haten voor wat ze mij hebben aangedaan… Dan maak ik mezelf ziek. Wanneer je haat voelt, wil je de ander pijn doen. Je wilt hen laten voelen wat jij voelt. Dat kost je te veel energie.” Bovendien: „Het brengt Sanda niet terug.”
Wat Dia vooral voelt, is „puur tristesse”. Verdriet. „Veel van de dingen die ik vroeger deed, herinneren mij nu aan mijn zoon.” Voordat hij op kamers ging, woonde Sanda in Antwerpen bij zijn vader, die gescheiden is van Sanda’s moeder. „Alles in Antwerpen herinnert mij aan Sanda, aan onze mooie en minder mooie momenten.” Het is, zegt Dia, de reden dat hij in 2021 naar Brussel verhuisd is – al is het gevoel daarmee niet weg. „Ik probeer gewoon te bestaan, maar alles wat ik doe om te bestaan, maakt mij verdrietig.”
„Sanda was mijn ankerpunt. Alles in mijn leven was gericht op hem. Hoe betaal ik zijn studie? Hoe zorg ik dat hij genoeg geld heeft? Ik stond op om vier uur ’s nachts, zodat ik om zes uur ’s ochtends kon gaan werken als lasser in een fabriek. Ik wilde Sanda alles geven wat ik niet heb gehad.” Dia is even stil. „C’est très difficile. Ik vind het moeilijk om erover te praten.”
Klassenongelijkheid
Ousmane Dia vluchtte op 24-jarige leeftijd van Senegal naar België. Daar volgde hij een opleiding tot lasser. Zijn zoon koos een andere koers: hij besloot ingenieurswetenschappen te studeren aan de Katholieke Universiteit in Leuven (KUL). „Sanda was slim, hij leerde snel. Hij zei altijd: ‘papa, maak je geen zorgen, we gaan het maken’.”
In zijn boek spreekt Dia over klassejustitie: niet alleen het feit dat Sanda zwart is, maar ook het feit dat hij een arbeiderszoon is, hebben een rol gespeeld bij zijn dood, en in de rechtszaak die daarop volgde. Experimenteel onderzoek wees in 2018 uit dat minderheidsgroepen binnen het rechtssysteem vaker benadeeld worden: bij veroordeling zijn witte beoordelaars strenger tegenover beklaagden uit minderheidsgroepen. Maar of er in de zaak-Reuzegom, waar de beschuldigden wit waren en het slachtoffer zwart, sprake was van klassejustitie, is lastig te bewijzen.
Volgens Dia zijn er in deze zaak genoeg voorbeelden van te vinden. Hij somt moeiteloos een waslijst op. „In de eerste dagen na Sanda’s ontgroening is geen enkele Reuzegommer in voorhechtenis geplaatst. In de maanden die volgden is niemand van hen verhoord, omdat ze ‘examens hadden’. We hebben bij de rechter een reconstructie van de ontgroening aangevraagd, maar dat verzoek is geweigerd.” Hij gaat door: „Het hele proces werd door de advocaten van de tegenpartij een ‘trial by media’ genoemd, maar de namen van de Reuzegommers zijn lange tijd onbekend gebleven. Ondertussen werd ‘S. D.’ online al snel vervangen voor ‘Sanda Dia’. Ook mijn naam, Ousmane Dia, was na een paar maanden overal te vinden.”
Maar de ongelijkheid in het systeem was het allermeest zichtbaar in het prille begin. „Terwijl wij in het ziekenhuis waren en Sanda vasthielden, waren de achttien Reuzegommers met andere dingen bezig: ze vernietigden al het bewijs, dichtten de put waar Sanda urenlang in had gestaan en belden de allerbeste advocaten van België. Ze wisten precies wat ze moesten doen, bij wie ze moesten zijn. Ondertussen hadden wij nog niet eens door dat we een advocaat nodig hadden.” Die voorsprong, dát is klassejustitie, zegt Dia.
In zijn boek schrijft hij:
De snelheid waarmee de Reuzegommers
naar een advocaat holden
naar een advocaat holden
heeft me diep geschokt
waren ze maar even rap in actie gesprongen
voor mijn zoon
Dat hebben ze niet gedaan, constateert Dia. „Voordat ze Sanda in de auto legden om hem naar het ziekenhuis te brengen, bedekten ze de achterbank met vuilniszakken, om te voorkomen dat die vies werd.”
Het laat zien, zegt Dia, dat Sanda in hun ogen niets waard was. „Terwijl mijn zoon doodging, waren de Reuzegommers bezig met hun auto.”
Stilzitten en zwijgen
Na de dood van Sanda heeft Dia vijf jaar lang gezwegen. Dat was zwaar, zegt hij. „Ik was zo kwaad… Ik was continu aan het bibberen, het voelde alsof ik zou exploderen. Er werd van alle kanten aan mij getrokken voor een reactie. Gelukkig had ik mijn vrouw naast mij, die zei: zwijg. Ik was boos, wilde het liefst schelden. Al die leugens in de rechtszaal… Maar ik moest stilzitten en zwijgen.”
Emoties moet je kunnen loslaten, weet Dia nu, „anders word je er ziek van”. Toch vermijdt hij de gevoelens die hij in die tijd verdrong nog steeds. „Ik heb er niets aan. Het brengt me alleen maar frustratie en verdriet. Voor mij is er geen gerechtigheid.
Ze hebben mijn zoon vermoord gaat daar niets aan veranderen. „Wat er met Sanda is gebeurd, is onomkeerbaar. Het doel van het boek is om de wereld te laten zien wat mij is aangedaan: onrecht. Absoluut onrecht.” Zijn stem klinkt nu vastberaden. „De Reuzegommers hebben mijn leven verwoest. Sanda was de continuïteit van mijzelf, hij had mijn bestaan kunnen voortzetten. Sanda had een volwassene moeten worden, hij had kinderen moeten krijgen. Misschien had een van Sanda’s kinderen zelfs mijn naam gehad. Misschien zouden zijn kinderen op mij lijken. Dat hebben ze allemaal van mij afgepakt.
Dia had gehoopt dat het schrijven van het boek hem zou helpen in zijn verwerkingsproces, maar het bood weinig verlichting. „Misschien gaat dat nog komen.” Wat wel troost biedt, zijn de reacties die hij sinds zijn publicatie heeft ontvangen: „Het onrecht dat ik heb ervaren wordt nu door veel mensen gezien en erkend. De steun die ik van deze mensen krijg, doet mij goed. Het heeft mij laten zien dat niet iedereen in onze maatschappij slecht is. Er zijn heel veel goede mensen.”
Witte, elitaire club
Waarom wilde Sanda lid worden van een elitaire club als Reuzegom? Dia weet het niet, hij kan alleen maar speculeren. „Sanda was ambitieus, hij zocht naar alle mogelijke manieren om het ver te schoppen. Ik denk dat hij Reuzegom zag als springplank.”
Dia vermoedt dat ze bij Reuzegom nooit écht van plan waren om Sanda toe te laten tot de studentenvereniging. Met de ontgroening wilden ze alleen een signaal afgeven. „Die Reuzegommers dachten: we gaan die zwarte jongen gebruiken. We gaan hem straffen, net zolang tot hij opgeeft. Dan kunnen mensen zien dat niet iedereen een van ons kan worden.”
Sanda had zijn vader niets verteld over Reuzegom en de geplande ontgroening. Het apostelkostuum dat hij nodig had, heeft hij het weekend daarvoor samen met zijn vader gemaakt. In dat kostuum zou hij rozen verkopen voor het goede doel, had hij zijn vader verteld. Dia was trots dat zijn zoon zich als vrijwilliger wilde inzetten voor iets betekenisvols. „Ik heb de rozen zelfs voor hem gekocht.”
Waarom verborg Sanda de waarheid voor zijn vader? Waarschijnlijk omdat hij een discussie uit de weg wilde gaan, zegt Dia. „Sanda wist hoe ik was. Als hij mij had verteld over de studentenvereniging, zou ik hem zeggen dat hij van niemand afhankelijk moest zijn, en dat hij hard moest werken om zijn doelen te bereiken.” Dia „weet niets over de wereld van de universiteit”. Dat maakte het mogelijk ingewikkeld voor Sanda om zo’n gesprek te voeren: hoe leg je aan je vader uit dat je lid wilt worden bij een studentenvereniging, waarvoor je eerst een uitputtende en vernederende ontgroening moet ondergaan?
Taakstraffen en boetes
In mei vorig jaar werden achttien leden van Reuzegom, die betrokken waren bij de dood van Sanda, door het Antwerpse Hof van Beroep schuldig bevonden aan „onopzettelijke doding” en „mensonterende behandeling” van Sanda. Ze kregen taakstraffen van tussen de 200 en 300 uur en een boete van 400 euro per persoon.
In navolging van de uitspraak van het Hof deelde de Vlaamse Nathan Vandergunst (24), ook wel bekend als youtuber Acid, een video waarin hij de namen van vier betrokken Reuzegom-leden onthulde. De rechtbank veroordeelde de youtuber tot een voorwaardelijke celstraf van drie maanden, een geldboete van 800 euro en een schadevergoeding 20.000 euro, wegens het bewust delen van privacygevoelige informatie.
Dat Vandergunst een hogere straf kreeg dan de Reuzegommers is exemplarisch voor de onevenwichtigheid waarmee hij sinds de dood van zijn zoon geconfronteerd wordt, vindt Dia. Hij voelt zich in de steek gelaten door het Belgische rechtssysteem, dat de Reuzegommers niet de straf heeft gegeven die zij volgens hem verdienen. „De ouders van de Reuzegommers, de KUL, de rechter… Het hele systeem heeft niets voor mij gedaan. Dat doet me veel pijn. Ik woon al dertig jaar in België. Ik ben nooit naar de gevangenis geweest. Ik rook niet, ik drink niet, ik respecteer alle regels die de maatschappij mij heeft opgelegd. Ik werk, ik betaal belasting zoals iedereen. En toch: voor het systeem ben ik niemand.”