Deze klassieker over droogte en klimaatverandering is ten onrechte vergeten

‘Wie zijn die mensen? Die de lucht vervuilen, bomen omhakken en velden kaal maken?’ Zo luidde de vraag die Josephine Johnson in 1969 in The New York Times stelde. Ze vond het onbegrijpelijk dat mensen hun omgeving vernielden en er omwille van meer winst onder de meest hopeloze omstandigheden op het land werd gewerkt.

De omgang met de natuur en de daaraan gekoppelde ongelijkheid zaten haar al decennia dwars. Al in 1936 had ze zwarte landarbeiders op de katoenvelden opgeroepen om te gaan staken omwille van betere werkomstandigheden. De toen nog jonge schrijver Josephine Johnson (1910-1990) werd daarop prompt gearresteerd. Zou Johnson nu geleefd hebben, dan had ze zich vast aangesloten bij Extinction Rebellion.

Zou die kritische houding de reden zijn waarom haar debuutroman Now in November – nu vertaald als Nu in november – waarmee ze in 1935 de Pulitzer Prize won, al vrij snel vergeten raakte? Johnson was de jongste winnaar ooit – 24 jaar – en het boek zette de extreme droogte die de Verenigde Staten in de jaren dertig teisterde subtiel en indrukwekkend neer. Aan het onderwerp lag het in ieder geval niet. Net als de Dust Bowl-klassieker The Grapes of Wrath van haar generatiegenoot John Steinbeck werd de roman na verschijning geprezen en veel gelezen. Toch werd Nu in november vergeten en is Steinbecks roman dé klassieker over de jaren van de Grote Depressie.

Dat is gek, want Nu in november, waarin het verhaal wordt verteld van een gezin dat naar het platteland vertrekt om daar opnieuw te beginnen, leest modern en de observaties over het klimaat lijken over het heden te gaan. Misschien kwam het door haar activisme of omdat van een vrouw toen minder snel verwacht werd dat ze een klassieker zou schrijven; misschien kwam het ook doordat de kracht van Nu in november niet zozeer zit in de gebeurtenissen die het gezin treffen, maar in de weergave van de troosteloze omgeving die de personages én de lezer langzaam maar zeker naar de strot grijpt. De roman is daardoor niet eenvoudig na te vertellen: Johnson vangt namelijk vooral de stilte en de ‘dorst’ naar liefde. Ook beweegt het verhaal zich heel langzaam voort, waarbij de gebeurtenissen een soort sluipmoordenaar zijn met catastrofale gevolgen.

Het helderst wordt die traagheid tot uiting gebracht door de middelste dochter Margaret: ‘Het leven veranderde nooit plotseling, en er was ook geen aanwijsbaar moment dat ons in het bijzonder had gevormd of een andere wending gaf. We waren de trage aanwas van de dagen, als een koraaleiland samengesteld uit talloze verschillende grondstoffen.’ Vanuit haar perspectief volgen we de familie, vanaf het moment dat een gezin met drie dochters naar een oud familiehuis vertrekt in het Midwesten van de Verenigde Staten. Vader Arnold Haldmarne, vijftiger en financieel aan de grond, besluit dat dit de beste kans is om te overleven. Het huis en de grond eromheen vormen het enige familiebezit dat er nog is, al ligt er een schuld op het geheel die zo groot is dat het nooit te verkopen zal zijn.

Geen enkele illusie

Wanneer uit wanhoop mais en fruitbomen de toekomst moeten veiligstellen, belooft dat weinig goeds. Johnson heeft daar geen enkele illusie over: de droogte veroorzaakt een financiële strop die per bladzijde strakker wordt aangetrokken. Aanvankelijk lijken de twee jongste dochters nog van hun nieuwe vrijheid en de schoonheid van hun omgeving te kunnen genieten, maar ook dat mag niet baten. Een knecht, die de liefdesgemoederen behoorlijk los weet te maken, biedt eveneens eerst nog wat hoop, maar ook die levert niets op naarmate de leefomstandigheden zwaarder worden en de heimelijke liefdes geen vaste grond vinden. Zo voelt de oudste zuster zich vanaf het begin beklemd in de nieuwe wereld, zowel als vrouw en als inwoner van het afgelegen gebied. En ook de moeder, die met zwijgen en een glimlach hoopt haar gezin te redden, maakt weinig kans in zo’n omgeving.

De roman had eenvoudig omgetoverd kunnen worden tot zo’n Amerikaans verhaal over hoe mensen hard werken om het hoofd boven water te houden en uiteindelijk de kracht vinden er bovenop te komen, maar daar was het Johnson niet om te doen. Ze legt niet alleen het accent op de droogte en de daarbij horende ellende, maar koppelt die meteen aan de verrotting van de maatschappij. Wie geld heeft redt het, hard werken is niet genoeg (met een zelfmoord en een dood door brand tot gevolg) en wie geen witte Amerikaan is, heeft al helemaal geen schijn van kans.

Almanak

Die raciale ongelijkheid komt tot uiting in de verhalen over de buren van de Haldmarnes. Aan de ene kant wonen zij die het land verpachten en daardoor verzekerd zijn van inkomsten, aan de andere kant zijn er de Ramseys, die het land en huis al jaren pachten. Na de verdorde oogsten worden zij gedwongen hun huis te verlaten. Niet dat iemand iets aan hun vertrek heeft – er zijn geen andere huurders – maar de Ramseys zijn zwarte Amerikanen en dat is kennelijk weinig reden voor vertrouwen bij de pachtbaas: ‘Zwarten zijn geen goede huurders. Een witte man had het wel gered.’

Dat blijkt onwaar. Schitterend beschrijft Johnson dat er regen op komst lijkt (een passage die niet onderdoet voor hoe Steinbeck in The Grapes of Wrath vertelt over het uitblijven van de regen). Het gras is stro en zelfs het onkruid is gruis geworden als er een windstoot komt en in de verte grijze wolken opdoemen. Het hele gezin haalt alles naar buiten dat een druppel kan opvangen.

Terwijl iedereen uitzinnig van vreugde is, tikken de ‘eerste druppels op wat dorre bladeren van de klimplanten’, maar die enkele druppels zinken meteen weg in de bodem. ‘Naar het noorden verscheen een strook blauw die zich akelig snel uitbreidde. De dreigende donderwolken bleven hoog hangen en trokken verder richting zuiden. Er viel geen druppel meer, uit het wolkendek kwam alleen een lange baan licht naar beneden. Een verschroeid, ruig gat in de wolken waar het oog van de zon doorheen gluurde.’

Daarna verdwijnt het laatste restje hoop, en daarmee verdwijnen ook de personages een voor een uit het verhaal. Voor de vader blijft er weinig anders over dan op de veranda te zitten en in de almanak de regenvoorspellingen te lezen. Schaamte voor mislukking, angst voor getob omdat ‘je verstand en ziel er broos van worden’, het hulpeloos toezien hoe het leven je te grazen neemt: dat zijn de recepten van deze opnieuw relevante klassieker, die nadrukkelijk naast Steinbecks intense Dust Bowl-roman hoort te staan.