Eén ooggetuigenverslag, een paar verdachte pootafdrukken en één enkele haar – dat waren in 2019 de intrigerende tekenen dat de Javaanse tijger wellicht toch níét is uitgestorven. Maar die ene haar is nu genetisch onderzocht en alles wijst erop dat de waarnemer gelijk had: er sluipt nog minstens één Javaanse tijger rond in de bossen van West-Java. Dat schreven Indonesische biologen eind maart in het wetenschappelijke tijdschrift Oryx.
De Tasmaanse buidelwolf, de ivoorsnavelspecht, de Yangtze-rivierdolfijn en de Javaanse tijger: het zijn allemaal illustere dieren die officieel zijn uitgestorven, maar waarvan toch met enige regelmaat ooggetuigenverslagen opduiken, vage foto’s of zelfs geluidsopnamen, zoals van de ivoorsnavelspecht. De waarnemingen zijn soms schimmig, soms geloofwaardig, maar telkens wanneer wetenschappers hele gebieden uitkammen en cameravallen neerzetten, vinden ze niets. Zo ook bij de Javaanse tijger (Panthera tigris sondaica).
De laatste bevestigde waarneming van deze ondersoort dateert uit 1976. Een groep studenten vond in 1987 sporen. Maar alle waarnemingen daarna bleken niet te kloppen. Een foto uit 2016 die ophef veroorzaakte, was van een Bengaalse tijger in een dierentuin. Een ranger die 2017 op Java een tijger dacht te hebben gezien, zag in werkelijkheid een Javaanse luipaard – ook bijzonder, want daarvan bestaan er nog maar een paar honderd.
De laatste serieuze zoektocht naar Javaanse tijgers dateert uit 1999-2000. Toen kamden biologen een jaar lang de Javaanse bossen uit en plaatsten 35 cameravallen. Ze zagen nu en dan een prooidier op de foto’s, en heel veel stropers – maar niet één Javaanse tijger.
Wereldwijd leven er nu zes ondersoorten van de tijger – de Javaanse niet meegerekend. Het zijn er vijf op het Aziatische vasteland: de Bengaalse, Siberische, Zuid-Chinese, Indochinese en Maleise tijger. Op het vasteland stierf er eentje uit: de Kaspische tijger, die tot in de jaren 1970 tot in Turkije voorkwam. In Indonesië bestaat nu officieel nog maar één ondersoort: de Sumatraanse tijger, die ernstig bedreigd is. Twee eiland-ondersoorten zijn officieel uitgestorven verklaard: de Javaanse tijger in 2003 en de Balinese tijger in 2008. De redenen van het uitsterven zijn overal hetzelfde: jacht (voor trofeeën of uit angst), stroperij (voor de illegale markt van huiden en traditionele medicijnen) en het verdwijnen van leefgebied en prooidieren.
Een groot schimmig gebied
Het is de International Union for Conservation of Nature die diersoorten uitgestorven verklaart en de Rode Lijst van Bedreigde Diersoorten beheert. Voor alle classificaties zijn er strenge criteria. Het criterium van uitsterven is dat er ten minste dertig jaar geen waarneming is geweest die door wetenschappers is bevestigd en gepubliceerd in een erkend wetenschappelijk tijdschrift.
Maar er bestaat een groot schimmig gebied: van de ivoorsnavelspecht zijn er bloedserieuze, goed gedocumenteerde zichtwaarnemingen van gerespecteerde wetenschappers – maar omdat andere onderzoekers in grote surveys steeds niets vinden, geldt de soort – sinds 2021 – nu toch echt als uitgestorven.
Bij tijgers is er nog een ander aspect dat uitsterven schimmig maakt: de indeling in soorten, ondersoorten en zelfs sub-ondersoorten. Dat komt doordat veel soorten erg op elkaar lijken, een overlap hebben in hun lichaamskenmerken (zoals grootte en strepenpatroon), en soms ook nog eens met elkaar kruisen. Sommige ondersoorten zijn namelijk pas relatief recent uit elkaar gegaan: rond het eind van de laatste ijstijd, zo’n 10.000 jaar geleden.
De haar is gevonden op een hek waar het dier overheen is gesprongen
Op basis van de sporen en het betrouwbare ooggetuigenverslag geloofden de auteurs van het stuk in Oryx al dat de tijgerwaarneming klopte. Maar ze hadden dus ook een haar. Eén van hen had die gevonden, op aanwijzing van de lokale natuurbeschermer die de tijger had gezien. Ze vonden de haar op een hek waar een dier overheen was gesprongen. In de buurt vonden ze poot- en nagelafdrukken die van een tijger zouden kunnen zijn.
De biologen vergeleken het dna uit de haar met dat van haren van Sumatraanse en Bengaalse tijgers, van Javaanse tijgerhuiden uit musea, en van de Javaanse luipaard. Ze keken daarbij naar verschillende dna-kenmerken. Die lieten allemaal zien dat de haar genetisch gezien het best bij de Javaanse tijgers past. En omdat de biologen dat dna heel succesvol in het lab konden vermeerderen, concludeerden ze dat het dna vers was, en niet uit een museumcollectie. Maar, concluderen ze voorzichtig, „of de Javaanse tijger echt nog in het wild voorkomt, zal verder genetisch en veldonderzoek moeten uitwijzen”.
Drie Belgische drugscriminelen zijn zondag door de Verenigde Arabische Emiraten uitgeleverd aan België. Dat schrijft onder meer De Standaard. Vanuit Dubai vliegt zeker een van hen, de ‘cocainemiljardair’ zoals de Belgische krant hem noemt, een jarenlange gevangenisstraf tegemoet. Het lijkt erop dat het verdrag met de golfstaat in de praktijk vruchten begint af te werpen.
De man is volgens de Belgische politie de „meest tot de verbeelding sprekende Antwerpse drugscrimineel”, aldus De Standaard. Dat zou onder meer te maken hebben met zijn vermogen: in Dubai, waar de man tot zondag verbleef, zou hij voor meerdere miljoenen aan panden bezitten.
In december werd hij gearresteerd. Maar het duurde enkele maanden voordat de drugsbaas daadwerkelijk werd uitgeleverd, omdat hij onder meer zijn uitlevering aanvocht. Tegen de Gazet van Antwerpen zegt een woordvoerder van de Belgische minister van Justitie dat dusdanige uitleveringen erg complex zijn.
De uitlevering is een „belangrijke doorbraak”, schrijft de Gazet van Antwerpen. België heeft sinds eind 2021 een uitleveringsverdrag met de Verenigde Arabische Emiraten dat een jaar later in werking trad. Al bleven de uitlevering van zogeheten ‘high value targets’ lang uit.
Nederlandse uitleveringen
Ook voor Nederland hebben afspraken met de Verenigde Arabische Emiraten resultaat opgeleverd. De golfstaat hielp bij onder meer de arrestatie van Ridouan Taghi, ’s Nederlands bekendste drugsbaron, en de uitlevering van zijn zoon.
Ook oud-profvoetballer Quincy Promes wist niet te ontkomen aan vervolging nadat Dubai hem vorige maand op het vliegtuig naar Nederland zette. Nederland heeft sinds 1 augustus 2023 verdragen met de VAE voor „wederzijdse rechtshulp in strafzaken en uitlevering”, aldus het Openbaar Ministerie.
Lees ook
Hoe Quincy Promes jarenlang aan justitie wist te ontsnappen via Moskou en Dubai – tot nu
„Decennialang hebben we ons best gedaan om niet in de positie te komen dat we het Tapijt van Bayeux uit moesten lenen”, zei de Franse president Emmanuel Macron afgelopen woensdag tijdens een ceremonie om afspraken over het beroemde Middeleeuwse tapijt te bestendigen. Het tapijt wordt tussen september 2026 en juli 2027 voor het eerst uitgeleend aan het British Museum. „We wisten altijd experts te vinden die tot in detail konden uitleggen waarom uitlenen een slecht idee was. En geloof me, dat hadden we weer kunnen doen.”
Het wereldberoemde borduurwerk van 68 meter bij 50 centimeter, dat rond 1068 gemaakt werd, verbeeldt als in een stripverhaal de Slag bij Hastings in 1066, waarop de voorbereiding en de Normandische verovering van Engeland wordt afgebeeld. Op het werk zijn 626 mensen te zien, 190 paarden, 35 honden, 506 andere dieren, enkele gebouwen en wat bomen en struiken. Het was de slag waarbij Willem de Veroveraar, hertog Willem I van Normandië, versloeg op het slagveld de Engelse koning Harold II. Harold was negen maanden eerder op de troon terechtgekomen, terwijl die eerder was beloofd aan Willem. De Normandische overwinning zorgde ervoor dat Willem de Engelse kroon veroverde.
De experts aan wie Macron refereerde in zijn toespraak, waren lang tegen de uitleen. Het kón wel, maar woog de opbrengst op tegen het risico dat de reis vormt voor het Tapijt van Bayeux? Nee, was in het verleden de uitkomst.
Foto Loic Venance
In 2020 deden experts opnieuw onderzoek naar de staat van het tapijt. Een team van acht restauratoren onderzochten elk één meter per dag. Ze zagen: 24.204 vlekken, 16.445 vouwen, 9.646 gaten in de stof en in het borduurwerk, 30 niet-gestabiliseerde scheuren. Vooral de eerste meters van het werk waren aan het verzwakken. Het Bayeux Museum in Normandië bevestigde in 2022 in een statement nog eens: volgens de experts is verplaatsing van het tapijt „alleen te rechtvaardigen als dat voor restauratie is”.
Die restauratie komt er nu weliswaar pas ná de tentoonstelling in Londen, maar toch neemt het museum inmiddels een andere positie in. Het museum sluit op 31 augustus voor verbouwing. Hoofdconservator Antoine Verney, die zich eerder „niet kon voorstellen” dat het tapijt verplaatst zou worden, ziet het daarom nu anders: „Het tapijt kan ofwel weggehaald worden uit zijn display, om vervolgens onzichtbaar voor het publiek opgeborgen te worden. Óf er kan een overeenkomst tussen de twee overheden worden gesloten zodat het werk publiek gepresenteerd wordt in het Verenigd Koninkrijk.”
‘Gallische grap’
Voor Macron komt het goed uit. Hij beloofde het tapijt al eens in 2018. Dat ging toen niet door, de coronapandemie bemoeilijkte de uitdaging en de groep van acht experts zag veel bezwaren in de conditie van het werk. Daarnaast was toen de Brexit aanstaande. Er werd wat gegrapt door Britten over Macrons „gallische grap”: de grote afbeelding van hoe de Britten verslagen werden, werd door sommigen een wat vreemd cadeau bevonden.
Maar, zo schreef journalist John Lichfield in een opiniestuk in The Guardian in 2018: het tapijt gaat niet per se over hoe de Britten verslagen werden, het gaat vooral over hoe nauw ze verbonden zijn met het continent. Of, om het bij Engeland te houden, het 21ste-eeuwse land kent veel vormende invloeden, die van Normandië is daarin een belangrijke. Hij omschrijft het zuiden van Engeland als een soort „Normandische kolonie, die het moederland voorbij is gestreefd”. Kortom: het tapijt kan volgens hem worden beschouwd als een symbool van hoe cultureel verbonden beide landen zijn, en dus ook van hoe Europees de Engelsen zijn. „Misschien”, schreef Lichfield, „is dat wat Emmanuel Macron in gedachten had.” Deze verbondenheid is ook wat nu tijdens het bezoek van Macron deze week wordt benadrukt.
Een team van acht restauratoren onderzochten elk één meter per dag. Ze zagen: 24.204 vlekken, 16.445 vouwen, 9.646 gaten in de stof en in het borduurwerk, 30 niet-gestabiliseerde scheuren.
Natuurlijk, „er is niet zoiets als geen risico, maar we moeten het werk hoe dan ook verhuizen”, zegt een woordvoerder van het museum tegen The Guardian (op vragen van NRC reageerde het museum niet). „Dat het werk nu naar het British Museum gaat, betekent dat de reis wat langer wordt.” Het museum heeft een manier gevonden om het werk zo veilig mogelijk te vervoeren. Het tapijt wordt op een soort vouwbare constructie geplaatst, in een afgesloten doos, die weer in twee dozen wordt gedaan. Per vrachtwagen reist het tapijt naar de kanaaltunnel, waarna het via trein de onderzeese overtocht aflegt.
Een stijlregel bij behoud van kunstwerken: „Alles wat je doet, is in feite niet goed”, elke handeling doet op een manier afbreuk aan het werk, zegt Sjouk Hoitsma, hoofd collecties bij het Textielmuseum. Dat geldt ook voor aanrakingen die gericht zijn op restauratie.
Het Tapijt van Bayeux is eigenlijk geen tapijt, maar een borduurwerk van wol en goud op linnen. „Linnen, dat is ongelóóflijk, dat is zo duurzaam. En dit is bijna duizend jaar oud, je zou verwachten dat het verpulvert als je het aanraakt. Maar ik vermoed dat het nog steeds sterk en soepel is. Het zijn de borduursels die het kwetsbaar maken.” Sommige draden zijn omwikkeld met goud, dat materiaal is kwetsbaar omdat het scherp is, het snijdt en breekt snel.
„Textiel is net zo kwetsbaar als papier”, zegt Hoitsma, „zo wordt er ook naar gekeken bij conserverende handelingen.” Je moet er weinig licht toelaten, en zo min mogelijk schommelingen in de klimatologische omstandigheden.
Hoitsma heeft het tapijt wel eens gezien. Het is tentoongesteld in een hele donkere ruimte, „onder de 50 lux”. Als je er binnenkomt, herinnert ze zich, moet je eerst even aan het licht wennen. Daarna, als je ogen er aan toe zijn, word je naar het verlichte tapijt toegetrokken.
Als niets doen eigenlijk het beste is, hoe onverantwoord is de uitruil met Londen dan? „Het kán”, zegt Hoitsma. Het moet goed vervoerd worden, níét gevouwen (maar wel: opgerold), dat is niet goed voor het linnen. De kist waarin het vervoerd wordt moet klimatologisch aansluiten op de omgeving waar het tapijt hing, dat geldt ook voor de bestemming. Op reis is het belangrijk dat het zo min mogelijk schommelt en schokt. Dat is goed te ondervangen door het in de juiste verpakking te doen.
Maar, uiteindelijk, zegt Hoitsma: „Als je uitzoomt, en je de vraag stelt: moet dit nou? Dan zijn de belangen eromheen nog veel interessanter.” Er is dus een afweging gemaakt: wat het oplevert, „het werk en de conditie daarvan is ondergeschikt aan die doelen.”
Lees ook
Lees ook: De slag om de vraag ‘Waar is Willy?’ ontvouwt zich verder bij het penistellen op het Tapijt van Bayeux
Bayeux-diplomatie
De meeste historici gaan ervan uit dat het Tapijt van Bayeux in Engeland werd gemaakt, maar al snel na voltooiing naar Bayeux is vervoerd. Het is sindsdien nooit meer in Engeland te zien geweest, ondanks dat er veel verzoeken waren. Zo wilde het Victoria and Albert Museum (V&A) het graag in bruikleen om de kroning van koningin Elisabeth in 1953 luister bij te zetten. Bijna alles stond klaar opdat het werk zes maanden lang getoond kon worden: er waren afspraken gemaakt voor de bruikleen, de verzekeringen waren afgesloten en de politie zou bewapend en al het hele proces begeleiden, maar op het laatste moment zeiden de Franse autoriteiten het toch af, omdat er experts – daar zijn ze weer, die experts waar Macron het over had – waren die voor schade vreesden.
In 1966, ter gelegenheid van de 900ste verjaardag van de Slag bij Hastings, werd er opnieuw een poging gedaan. Opnieuw zou V&A de expositie organiseren, en er zouden zelfs gesprekken zijn het wandkleed tentoon te stellen in de Verenigde Staten. Het ministerie van Cultuur was indertijd akkoord, bij monde van de romanschrijver André Malraux die 1959 tot 1969 die post bekleedde. Alleen zag men het in de gemeenteraad van Bayeux niet zitten. Er werd gevreesd voor verkleuring en schade, en het was te onduidelijk wie alle kosten bij schade op zich zou nemen. En Bayeux zelf zou gecompenseerd moeten worden voor een gebrek aan inkomsten omdat toeristen weg zouden blijven, terwijl Londen juist meer toeristen zou trekken. Malreux trok het voorstel in, en wederom ging het wandkleed niet richting Engeland.
Hoewel nu alle instanties, ook Bayeux zelf, achter de uitleen staan, gaat het hier vooral om een gebaar dat de verstandhouding tussen Frankrijk en Groot-Brittannië beter is. Macron prees tijdens de persmomenten de banden tussen de twee landen, en benadrukte de politieke motivatie. In het British Museum stelde hij dat er „geen handelsoorlog of importheffing is tegen deze culturele aanpak… dat er sowieso geen grenzen zijn”. Dat laatste was opmerkelijk, omdat de migranten die via Calais de oversteek naar Dover maken een van de kernonderwerpen van het bezoek was.
De Britse premier Keith Starmer zag in het Tapijt ook een ander politiek gebaar: „Culturele schatten vertellen over oorlog, macht en politiek, over bondgenootschappen en vijanden, zoals we die ook nu nog maar al te goed kennen.”
De Britten verwachten met de terugkeer – het officiële onderzoek over de kwetsbaarheid is nog wel bezig – de blockbuster van deze generatie in huis te hebben. De conservatieve politicus en voorzitter van het British Museum, George Osborne, zag het als een „terugkeer van het gezond verstand”.