N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Nieuwe carrière Na een topsportcarrière kan de overstap naar het werkende leven lastig zijn. Sportkoepel NOC*NSF biedt sporters hulp. „Een hele dag achter een bureau en niet bewegen – dat is een schrikbeeld voor sporters.”
Ze vindt het zelf een beetje ‘kneuzig’ klinken, maar polsstokhoogspringster Femke Pluim (28) wil graag leren hoe werken werkt. Te beginnen met solliciteren. „Ik ging online eens naar vacatures kijken en klikte op iets wat me wel interessant leek. Voordat ik het wist, had ik in mijn enthousiasme per ongeluk gesolliciteerd en kreeg ik een uitnodiging voor een gesprek!” Ze moet er zelf ook om lachen. „Ik ben gewoon nog niet zo handig met dit soort dingen.”
Dat hoort Wanda Schapendonk wel vaker. Ze is sportpsycholoog en projectleider duale carrière bij sportkoepel NOC*NSF. „Topsporters zijn al vanaf zo jonge leeftijd serieus met hun sport bezig dat ze niet altijd een bijbaantje hebben gehad of een studie hebben gevolgd. Ze hebben de meest prestigieuze toernooien gewonnen, maar bij wijze van spreken nog nooit een Powerpoint-presentatie in elkaar gezet. Het gebrek aan dit soort ervaringen maakt dat ze zich onzeker kunnen voelen. Want als je die medailles niet meer mee mag tellen: wat blijft er dan nog over?” Op die vraag zoeken tien topsporters een antwoord tijdens het groepsprogramma (Her)ken jezelf, een cursus die NOC*NSF (oud-)topsporters aanbiedt om „stappen richting de arbeidsmarkt te zetten”.
Veel van hen hebben moeite de stap naar een volgende carrière te maken, bleek ruim vijf jaar geleden uit een enquête. Vanuit het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is er inmiddels structureel subsidie voor de begeleiding van sporters bij die stap, onder de noemer TeamNL@work.
Zo zijn er lesprogramma’s die zich richten op ondernemen of hoe je leert spreken voor een publiek. Ook is er individuele loopbaancoaching en af en toe een doorverwijzing naar een psycholoog, vertelt Schapendonk. „Bij iedere sporter die zich aanmeldt, doen we een intake en kijken we waar de precieze hulpvraag ligt. Soms is dat een brede zoektocht naar waar je competenties liggen en waar je blij van wordt. Maar soms is het ook een simpele: ik heb geen cv, help mij.” De begeleiding is gratis voor alle sporters met een topsportstatus.
Confronterende dag
De groep topsporters die vandaag in de bossen van Austerlitz bijeen zijn voor groepsdag drie van (Her)ken jezelf, is gemêleerd – de deelnemers zijn onder anderen een baanwielrenster, een waterpoloër, een schermer en een parasnowboarder. Het programma bestaat uit vier groepsdagen en drie individuele sessies, verspreid over vier maanden. De deelnemers hebben gisteren al een cursusdag met elkaar doorgebracht en zijn vanmorgen fris begonnen aan de meest „confronterende dag van het programma”, aldus trainer en oud-hockeyster Sylvia Karres. Om de vertrouwelijke en veilige sfeer niet al te zeer te verstoren, schuift de verslaggever pas bij de lunch aan bij de groep.
De sporters hebben dan net het programmaonderdeel afgerond waarbij ze op een vel papier moeten opschrijven op welk gedrag van zichzelf ze minder trots zijn. Dat kan gedrag zijn dat ze in hun sportcarrière misschien verder heeft geholpen, maar waarvan ze nu merken dat het ze belemmert. De sporters bespreken de antwoorden in de groep. Daarna lopen ze een voor een naar het terras om het papier in een vuurschaal te verbranden.
Bobsleeër Dennis Veenker (30) geeft achteraf toe dat hij aanvankelijk wat weerstand voelde bij de opdracht. „Ik dacht bij die vuurschaal: zucht, oké dan. Het zal wel. Maar nu we het hebben gedaan, moet ik toegeven dat het goed voelt. Mijn gedachten gingen van mijn hoofd naar het papier en toen – woesh – weg. In de vlammen.”
Veenker begon ooit als meerkamp-atleet, maakte de overstap naar bobsleeën en zette na de Olympische Winterspelen in Beijing van vorig jaar een punt achter zijn carrière. Nu werkt hij als zelfstandig hardloop- en krachttrainer en loopt daarnaast stage op de afdeling beleid & regie bij de gemeente Heerenveen. Op zijn briefje voor in de vuurschaal schreef hij dat hij wel wat aardiger voor zichzelf mocht zijn. „Ik denk al snel: iemand weet het vast beter of ik kan het toch niet, dus ik houd me maar stil. Daar voel ik me dan achteraf een beetje boos over, of verdrietig. Door dat gedrag nu letterlijk te verbranden, kan ik het hopelijk wat sneller van me afzetten. Want het helpt me in mijn stage bijvoorbeeld niet verder.”
Intussen heeft hij al best wat stappen gezet, onder meer door het programma van TeamNL@work. Het belangrijkste is dat hij zichzelf niet ziet als iemand met een heel andere identiteit dan voor het einde van zijn sportcarrière. „Eerder dacht ik: ik heb mijn sportcarrière gehad, nu sta ik weer op nul en moet ik helemaal opnieuw beginnen. Terwijl ik nog steeds dezelfde Dennis ben, met dezelfde eigenschappen. Het is als één en hetzelfde boek waarvan ik een hoofdstuk heb afgerond en nu het volgend hoofdstuk gaat beginnen.”
Wanda Schapendonk rommelt intussen wat in dezelfde cursusruimte. Later zal ze zeggen dat ze blij wordt van dit soort uitspraken van oud-topsporters. „Dat van dat boek van Dennis: zo mooi! Dat ga ik op een tegeltje zetten.”
Lees ook dit interview: ‘Zie het zwarte gat na topsport niet als iets engs’
Doelen stellen
Topsporters zijn een bijzondere groep als het gaat om loopbaanbegeleiding, ziet Schapendonk. Ze zijn ergens héél goed in; misschien wel de beste van de wereld – maar dat is tijdelijk. Ooit, gepland of ongepland, komt er een volgende carrière. Het is nog wel eens een zoektocht hoe die in te vullen.
„Duidelijke resultaten en doelen stellen: dat zijn sporters gewend, en ze zijn bereid daar hun hele leven op in te richten. Als je dan opeens in een andersoortige omgeving terechtkomt, waar niet altijd een concreet resultaat te halen valt en waar zaken ook morgen kunnen – dat is even wennen. Ook het fysieke stuk. Een hele dag achter je bureau zitten en niet bewegen, dat is echt een schrikbeeld voor veel topsporters.”
NOC*NSF wil topsporters er zo vroeg mogelijk bewust van maken dat de topsport ooit stopt. Daar begint de sportkoepel al mee bij de talenten. Schapendonk: „Hoe eerder de bewustwording er is, hoe makkelijker dat laatste stukje zal gaan.”
Is dat om het beruchte zwarte gat na de ‘sportpensionering’ te voorkomen? Schapendonk is geen fan van die uitdrukking. „Een gat is iets waar je in valt. Wij zien het meer als een grote stap en willen topsporters alles aanreiken wat nodig is om die stap te nemen.”
Oogkleppen
Fan of niet: bobsleeër Dennis Veenker had wel degelijk last van een zwart gat. „Normaal neem je als bobsleeër een maand rust na het seizoen en ga je daarna weer opbouwen. Ik wist al lang dat ik na de Spelen zou stoppen, maar toch dacht ik na die maand: oké, let’s g…. oh nee, niet go. Wat nu dan? Wie ben ik eigenlijk zonder het bobsleeën, want dat was altijd het eerste waar mensen naar vroegen. Wat ga ik antwoorden als mensen vragen wat ik nu doe? Ik was het even helemaal kwijt.”
Overviel hem dat echt zo? Daar moet hij toch tijdens zijn sportcarrière al eens eerder over hebben nagedacht? „Nee, echt. Ik heb oogkleppen op gehad. Alle gedachten die me van het halen van de Spelen zouden afleiden, daar wilde ik geen tijd aan verspillen. Misschien kwam het daardoor nu wel zo hard aan.”
„Nou, dan heb je aan ons twee totáál verschillende verhalen”, reageert polsstokhoogspringster Femke Pluim. Ze is nog niet van plan als actief atleet te stoppen, en wilde zich toch alvast verdiepen in haar post-sportcarrière. „Veel sporters hebben geen idee wat ze dan willen doen. Mijn probleem is juist dat ik duizend-en-een dingen leuk vind. Ik dacht laatst bijvoorbeeld opeens: gipsmeester in een ziekenhuis, dát lijkt me nou interessant.”
Ze wil hier in Austerlitz uitzoeken hoe ze die brede interesse een beetje kan filteren, maar tot nu toe blijkt vooral het delen van dit soort dilemma’s met negen andere topsporters waardevol voor haar. „Als sporter heb ik me altijd een team van één gevoeld: ik moet een prestatie leveren en daar ben ik alleen verantwoordelijk voor. Hier voelde het meteen alsof ik het niet alleen hoefde te doen. We hebben allemaal dezelfde herkenbare struggles en kunnen elkaar verder helpen. Met een willekeurige vriend of de buurvrouw is dat toch wat lastiger.”
En, voegt ze toe, het is ook wel prettig dat het even niet zo prestatiegericht is. „Als je mij op een atletiekbaan zet, dan is er meteen competitie en een onderliggende hiërarchie. Hier is er geen goed of fout. Je hoeft niet de beste te worden van de groep. Dat is ook weleens lekker.”