In deze instellingen leren getraumatiseerde kinderen: hier laten de hulpverleners mij niet vallen

Mooi werk, zeggen jeugdhulpverleners over hun baan, maar niet eenvoudig. Dagelijks zijn ze in de weer met jongeren die niet meer thuis kunnen wonen omdat ze getraumatiseerd, verwaarloosd, misbruikt, mishandeld of verslaafd zijn. Soms zijn ze verstandelijk beperkt, lijden ze aan psychiatrische stoornissen en vormen ze een gevaar voor zichzelf en hun omgeving. Never a dull moment. Het zijn, zeggen medewerkers in deze zogenoemde residentiële jeugdzorg, jongeren die zijn opgegroeid in omstandigheden die om wat voor reden dan ook onveilig kunnen worden genoemd.

Het ontbreekt de jongeren aan „fundamenteel vertrouwen” in zichzelf en de wereld, zegt orthopedagoog Ellen van der Hulst, en ze verwachten in iedere relatie dat de ander op enig moment genoeg van hen zal krijgen, hun de rug zal toekeren. „Ze zijn boos of agressief. Of verwonden zichzelf. Ze toetsen daarmee voortdurend op welk moment de ander hen zal laten vallen. Want dat zijn ze gewend. Deze jongeren worden vaak ingewikkeld genoemd. Maar ze vertonen ingewikkeld gedrag omdat ze opgroeiden in een heel ingewikkelde wereld, bijvoorbeeld met verslaafde ouders, ouders met psychiatrische problemen of in gezinnen waar ze werden mishandeld. Dan is het logisch om vervolgens dit gedrag te vertonen. Eigenlijk is het normaal gedrag.”

Ellen van der Hulst
Foto Merlin Daleman

Van der Hulst werkt sinds vijf jaar voor woonvoorziening Heppie (t)Huis in het Brabantse Geldrop-Mierlo, een fraai maar onopvallend gebouw in een woonwijk, waar acht jongeren wonen onder begeleiding van elf ‘opvoeders’. De woongroep is een initiatief van Het Vergeten Kind, een stichting die een voorbeeld zegt te willen zijn voor „aandachtsvolle” omgang met kinderen in de jeugdzorg. Directeur Margot Ende: „Niemand vindt het goed als je een kind uit huis plaatst en vervolgens tien of vijftien keer verplaatst, waardoor het meer dan zestig verschillende hulpverleners ziet. We willen laten zien dat het anders kan. Daarom werken we hier met een vast team opvoeders. En de kinderen kunnen zo lang blijven als nodig is.”

Over de eettafels lopen

Initiatieven zoals Het Vergeten Kind hebben de wind mee, nu de intensieve jeugdzorg onder vuur ligt na onder meer het volgens staatssecretaris Maarten van Ooijen (VWS, ChristenUnie) „huiveringwekkende” rapport van Jason Bhugwandass over wat hij en vijftig andere jongeren hebben meegemaakt in de gesloten jeugdzorg. Daarin vertellen ze over aanhoudende misstanden: van langdurige eenzame opsluiting en pesterijen tot verkrachtingen door personeelsleden.

Het ging in het rapport om de allerzwaarste vorm van jeugdzorg, voor een relatief kleine groep jongeren die regelmatig gedwongen worden opgesloten. Ook binnen de minder zware jeugdzorg staat het afzonderen van jongeren sinds een paar jaar ter discussie. Onwenselijk, is de communis opinio, onder welke omstandigheid dan ook.

Jeugdzorginstellingen hebben al de nodige successen geboekt. Zo is het aantal jongeren dat binnen de gesloten jeugdzorg wordt gehuisvest bijna gehalveerd van ruim zeventienhonderd in 2018 tot bijna duizend in 2022. En het meest omstreden deel van de zorg, de eenzame afzondering, is minder vaak en ook minder langdurig ingezet, blijkt uit Ik laat je niet alleen, een onlangs verschenen onderzoek naar het verminderen van vrijheidsbeperkende maatregelen in de intensieve jeugdzorg, uitgevoerd door de Academische Werkplaats Risicojeugd.

En dan lig je daar, met vijf, zes volwassen kerels bovenop dat kind, met man en macht te knokken om het rustig te houdenHulpverlener in rapport ‘Ik laat je niet alleen’

Wel is het aantal gedwongen afzonderingen sinds najaar 2022 licht gestegen. In het onderzoek wordt nauwkeurig beschreven wanneer daartoe wordt besloten. Jongeren zijn geïrriteerd of boos door spanningen, bijvoorbeeld om een corrigerende opmerking of nadat ze uit de klas zijn gestuurd. Pedagogisch medewerkers hebben volgens het rapport het gevoel dat de jongere daarbij „de grenzen opzoekt”. Zoals: herhaaldelijk de televisie of muziek harder zetten, instructies negeren, zich vastklampen aan een medewerker, over eettafels heen lopen. „Uiteindelijk worden jongens in alle casussen verbaal en fysiek agressief en beginnen meisjes te tikken of te bonken tegen bijvoorbeeld het bureau of de kamerdeur in hun slaapkamer.”

Als na een incident besloten wordt tot afzondering, komt het niet zelden tot fysiek ingrijpen. De jongeren beschrijven de isolatie als „angstig” en „pijnlijk” en, zo schrijven de onderzoekers, „de opgebouwde spanning en het vechten met pedagogisch medewerkers omdat ze niet in een afzonderingsruimte geplaatst wilden worden, kost hun veel energie”.

Ook de hulpverleners gaat zo’n incident niet in de koude kleren zitten, zegt een van hen in het rapport. „Het fysieke ingrijpen is natuurlijk niet waarom we dit werk doen. En dit is een jong kind en dan lig je daar met vijf, zes volwassen kerels bovenop, met man en macht te knokken om het kind rustig te kunnen houden.”


Lees ook
Jason kwam zelf in de gesloten jeugdzorg terecht. Nu onthult hij de misstanden

Jason Bhugwandass, ervaringsdeskundige in de jeugdzorg, presenteert zijn rapport.

Te vaak hebben hulpverleners in de residentiële jeugdzorg ten einde raad en in hun machteloosheid de jongere dan maar opgesloten, daarover zijn deskundigen het wel eens. Bij de gesloten afdelingen van jeugdzorginstelling Levvel in Amsterdam wordt geen kind meer in afzondering geplaatst. De vraag is wat het alternatief is. Want wat doe je met meisjes die het personeel ernstig bedreigen, zichzelf willen verwonden met het glas van een gloeilamp, of die de deur uit willen lopen om af te spreken met een vriendje aan wiens aandacht ze verslaafd zijn, of met hun pooier, en zo een groepsverkrachting riskeren? En die om hun wens kracht bij te zetten gerust een paar uur in de gang bij de voordeur gaan zitten?

Teamoverleg bij jeugdzorginstelling Levvel op het behandelcentrum op een geheime locatie in Amsterdam.
Foto Merlin Daleman

Investeren in ‘nabijheid’

Levvel heeft de afgelopen jaren de behandelgroepen steeds kleiner gemaakt en investeert in wat hoofdbehandelaar Anne-Marije Hanekamp „nabijheid” noemt. „Elke keer moet je benoemen dat het meisje boos is en dat jij dat vervelend voor haar vindt, maar dat je er voor haar bent en bij haar blijft. Zeggen: ‘Als je niet meer boos bent en je wilt wel in gesprek, weet dan dat ik hier sta, dat ik klaar sta voor jou’.”

Hanekamp werkt als hoofdbehandelaar in een centrum met meerdere kleinschalige leefgroepen, meisjes vooral, even buiten het centrum van Amsterdam. PinQ heet de woonvorm, met veel aandacht voor onderwijs. „Je mag hier niet vertellen waar je woont. Het is een beschermd adres want anders staan hier voortdurend ongewenste personen, uit criminele netwerken, voor de deur”, zegt teamleider Esther Jalink. De kwetsbare meisjes met een ‘machtiging gesloten jeugdzorg’ verblijven er drie tot negen maanden en kunnen daarna blijven met een ‘open machtiging’.

Wat doe je met meisjes die het personeel ernstig bedreigen, zichzelf willen verwonden met het glas van een gloeilamp of willen afspreken met hun pooier?

Hanekamp: „Als ze hier komen, is er sprake geweest van acute onveiligheid. Meisjes die misbruikt zijn door vriendjes, vriendengroepen soms. Die in heel nare situaties hebben gezeten. En dan is onze eerste taak te kijken hoe we ze weer kunnen stabiliseren. En laten zien dat we een veilige plek hebben, waar we structuur kunnen aanbieden. Dat we het onderwijs kunnen opstarten. En dat we samen met die meisjes en hun ouders kunnen kijken hoe we ze weer perspectief kunnen bieden.”

Teamleider Jalink: „Ze mogen terugvallen in oude patronen. En als ze dat doen, zeggen wij: we zijn er voor jou. Want voorheen is tegen hen gezegd: ik heb al tien keer verteld dat je dat niet moet doen, de deur gaat dicht, ga weg.”

Hanekamp: „Als ze hier komen, moeten ze ons gaan vertrouwen. Dat is heel eng voor hen. Dus wat ze dan doen, is kijken hoever ze kunnen gaan, waar onze grenzen liggen: ‘Wil je echt voor mij gaan, of kan ik je wegjagen?’ Het gaat erom dat die meisjes merken dat wij ons niet laten wegjagen. Dat geeft rust. Het idee: ik mag boos worden zonder dat ik iedereen weer wegjaag en alleen overblijf.”


Heppie (t)Huis in Geldrop.

Foto’s: Merlin Daleman

Meedoen met voetballen

Aandacht en nabijheid in plaats van repressie, het is een terugkerende wens in de gesprekken met jeugdhulpverleners. In de gesloten instelling in Amsterdam kunnen de meisjes onder meer yoga beoefenen, muziek maken en schilderen. En ze volgen onderwijs; sommigen op de school die ze al bezochten toen ze nog thuis woonden, anderen gaan naar een eigen school, OnderwijsPlus, in een gehuurde vleugel van een school in Amsterdam-Zuidoost. Daar krijgen ze speciaal op hen afgesteld onderwijs. Ze worden er met busjes heen gebracht.

Ook bij Heppie (t)Huis in Geldrop gaan de jongeren zo veel mogelijk naar hun oude school, komen ouders regelmatig op bezoek, vieren de kinderen verjaardagen met hun ouders én hulpverleners, hangen ze in de tuin en doen ze aan sport. Opvoeder Luuk Trommelen: „Ik heb elders in de jeugdzorg gewerkt. Ik belde daar ouders alleen als hun kind een slechte dag had gehad. Na een paar maanden vertrokken de kinderen en hoorde ik later dat ze wéér waren overgeplaatst.

Luuk Trommelen.
Foto Merlin Daleman

„Ik had geen ruimte om bij te dragen aan hun ontwikkeling. Voor overleg met collega’s was geen tijd, behalve in crisissituaties. Vaak werkte ik met invallers. Hier is die ruimte er wel. Hier voetbal ik met de jongeren en sta ik zaterdag op het voetbalveld om te kijken. Dat vind ik supergaaf. Ik ben ook wel eens scheidsrechter.”

Orthopedagoog Van der Hulst: „Het is wel eerlijk om te vertellen dat we soms moeite moeten doen om een jongere mee te laten spelen. Vaak zet de club iemand van wie ze gehoord hebben dat hij ‘ingewikkeld gedrag’ vertoont in een team voor jongeren met een licht verstandelijke beperking. Als Luuk dan met de trainer gaat praten, hem tips geeft, blijkt zo’n jongere best te kunnen meedraaien in het team van de eigen voorkeur.”

OnderwijsPlus in Amsterdam.

Foto’s: Merlin Daleman

‘Totaal ontregeld’

Wat de jeugdhulpverleners overeind houdt, zeggen ze, is enerzijds de collegiale ondersteuning en de mogelijkheid om te overleggen, anderzijds de kleine successen die ze boeken. Op de besloten behandelgroep in Amsterdam is de groepsleiding soms al blij als een meisje weer eens op een min of meer normale tijd opstaat.

„Sommige jongeren zijn totaal ontregeld als ze hier komen”, zegt kinder- en jeugdpsychiater Emma van der Meulen. „Ze hebben een verstoord dag-nachtritme. Heel veel kinderen zijn met name ’s nachts alleen op hun kamer heel angstig, omdat ze veel seksueel misbruik hebben meegemaakt. Daardoor hebben ze enorme slaapproblemen. Soms lukt het dat ritme weer te stabiliseren.” Dat is al heel wat.

Vaak zijn de kinderen ook zwaar verslaafd, aan lachgas, cannabis of alcohol. Iets simpels als tandenpoetsen kan dan als een overwinning voelen. Of een gezamenlijk uitje naar een musical, over Tina Turner. Paardrijden. Een zwemdiploma halen. Meisjes die na hun behandeling onder begeleiding zelfstandig gaan wonen. Die een baantje vasthouden, onderwijs volgen en diploma’s halen. Maar ook iets ogenschijnlijk simpels als ‘sorry’ leren zeggen.

Hoofdbehandelaar Hanekamp: „Sommige meisjes werden gepest op de basisschool en hebben op de middelbare school bedacht: dat gaat me niet nog eens gebeuren, nu ben ik degene die gaat pesten. Veel kwetsbare meisjes denken dat ze boos moeten worden om gehoord te worden, ook om niet meer als slachtoffer te worden gebruikt. Dan is het al een stap als een meisje kan herstellen en zeggen: ‘Sorry, ik had niet zo agressief mogen worden.’ Of: ‘Ik had het niet mogen doen en ik wil kijken hoe ik dat de volgende keer anders kan doen.’”

Teamleider Jalink: „Er worden hier geen reuzensprongen gemaakt. Maar van kleine stapjes kun je samen genieten. Samen een wandeling maken, even fruit halen op de markt.” En er is nog iets, zegt psychiater Emma van der Meulen: „We zijn hier niet alleen maar het gedrag van de kinderen aan het verdragen. We zijn ze ook aan het motiveren. Wat ik opvallend vind, is dat ze pedagogen vaak zien als een voorbeeld. Veel van de jongeren willen later zelf ook groepsleider worden.”


Lees ook
Was ik ontspoord of was de gesloten jeugdzorg dat?