Het stormt rond de NPO en dat is niet voor het eerst. Talloze commissies adviseerden al over het omroepbestel en zijn leden. Het laatste adviesrapport van september vorig jaar bepleitte hervormingen die het bestel „sterk, onafhankelijk en goed geworteld” zouden moeten maken. Maar door de verkiezingen is het debat in een stroomversnelling geraakt en is de toon van constructief kritisch naar ronduit vijandig verschoven. De formerende partijen hebben het over drastisch bezuinigen (VVD), ‘een zendertje minder’ (NSC, BBB) of zelfs algehele opheffing (PVV); standpunten die ze herhaalden in een recent Kamerdebat over de NPO.
Nu is er zeker het nodige op de NPO aan te merken; een vluchtige blik op het rapport-Van Rijn over grensoverschrijdend gedrag bij de publieke omroep is al genoeg om een beeld te krijgen van wat er allemaal misgaat. Toch is het zorgelijk dat de discussie vooral over interne aangelegenheden lijkt te gaan. Buitenproducenten, omroepstructuren, salarissen en omgangsvormen: het zijn allemaal zaken die de bredere context grotendeels buiten beschouwing laten. En juist die bredere context is belangrijk bij de manier waarop de NPO in de toekomst zijn opdracht zal vervullen.
Het krachtenveld waarbinnen media opereren is radicaal veranderd. Publieke zenders concurreren al lang niet meer uitsluitend met hun commerciële evenknieën. Alle aanbieders van radio en televisie – publiek én commercieel – zien hun marktaandeel afnemen ten gunste van de grote streamingdiensten als HBO Max, Netflix en Disney+. Platforms als YouTube, TikTok en Spotify bieden een oneindige stroom video’s en muziek, door algoritmische curatie perfect op de voorkeuren van hun gebruikers toegesneden. Veel influencers hebben meer volgers dan omroepen leden hebben.
Ongemerkt transformeert ook de werking van het bredere mediasysteem en hebben nieuwe partijen de touwtjes in handen gekregen. Zo plaatst Samsung alvast apps van grote aanbieders op zijn nieuwe televisies en koopt Netflix voor veel geld een knopje op de afstandsbediening, dat de kijker zonder omhaal naar de eigen inhoud leidt. Op AI gebaseerde spraakassistenten als Alexa en Siri zijn geprogrammeerd om hun gebruikers via Spotify naar het nieuws te laten luisteren. En ook in de auto rukken deze partijen op: met de komst van digitale radio verdwijnt de FM-knop – en daarmee de automatische verbinding van traditionele radio met de omroepen.
Nieuw informatieregime
Kortom: mediamultinationals mengen zich op allerlei manieren in de Nederlandse markt. En deze bedrijven hebben doorgaans geen boodschap aan de publieke opdracht aan de NPO zoals die in de mediawet staat, namelijk het verzorgen van een „media-aanbod dat tot doel heeft een breed en divers publiek te voorzien van informatie, waaronder journalistieke inhoud, cultuur en educatie”, inclusief amusement als middel om die doelen te bereiken of onder de aandacht te brengen.
Sterker nog, door de werkwijze en het ongekende succes van de nieuwe internationale mediaconcerns, treedt er een aantal bijeffecten op dat schadelijk is voor de Nederlandse samenleving. Burgers kunnen namelijk steeds lastiger informatie vinden die volgens journalistieke standaarden is vergaard – informatie die nodig is om betekenisvol deel te nemen aan de democratische samenleving. Het maakt ook dat burgers extreem verschillende nieuwsdiëten voorgeschoteld kunnen krijgen, en werkt zo polarisatie in de hand. We betwisten hier niet het bestaansrecht van de digitale mediaplatforms. Maar ze hebben wél een nieuw informatieregime geïntroduceerd, waarbij nationale en regionale (zowel publieke als private) spelers uit de markt worden gedrukt, en de informatiepositie van de bevolking wordt verzwakt.
Algoritmen
Dat gegeven moet centraal staan in elk debat over de NPO. De omroepen anders organiseren – hoe belangrijk ook – is geen afdoende antwoord op veel prangender vraagstukken rond de zichtbaarheid en vindbaarheid van het aanbod dat ze produceren.
Publiek aanbod moet op eigentijdse wijze breed beschikbaar komen. De toegang tot dat aanbod – oud en nieuw, lineair en non-lineair – kan niet zonder algoritmen die inspelen op de voorkeuren van kijkers maar ook verrassen met divers aanbod, en een op alle apparaten uitstekend werkende zoekfunctie. Vindbaarheid en zichtbaarheid impliceren ook dat derde partijen op hun platforms of apparaten ruimte maken voor publiek aanbod, of er zelfs voorrang aan geven. Het is geen probleem als netten en kanalen plaatsmaken voor een platformstructuur, maar die moet wel dienstbaar zijn aan de Nederlandse samenleving.
We hoeven niet zelf het wiel uit te vinden. Landen als Duitsland en Frankrijk hebben al regels om de online vindbaarheid en zichtbaarheid van media-inhoud van algemeen belang te vergroten. Internationale samenwerkingsverbanden van mediaorganisaties en -onderzoekers werken aan ‘publieke aanbevelingssystemen’ en ‘publieke mediaplatforms’ om omroepen te helpen moderniseren.
We moeten het zelf wél belangrijk vinden. Juist in het huidige digitale mediasysteem is het van groot belang om een stevige plek voor lokale, regionale en nationale mediadiensten te reserveren. Maar dan wel op zo’n manier georganiseerd dat het aanbod daarvan ook op de lange termijn voor een breed publiek zichtbaar en vindbaar blijft.
De hoge kwaliteit die de NPO weet te leveren – tegen relatief geringe kosten, zo leert landenvergelijkend onderzoek – verdient een discussie die voorbij de interne kwesties kijkt en het democratisch belang van journalistiek, cultuur en educatie vooropstelt.
Lees ook
Wat blijft er nog over van de NPO als de formerende partijen hun drastische bezuinigingen mogen doorvoeren?