Zelden heeft een oude, halfvergeten e-mail zoveel vreugde losgemaakt als het schrijven eind december 2020 van ene Casper Wubbolts. Stralende gezichten. Klinkende glazen. Juichende mensen.
Wubbolts had zijn mailtje gericht aan een woningcorporatie. Of nee, aan zes, zeven corporaties tegelijk. „Geachte heer/mevrouw”, begon het, en daarna schreef Wubbolts dat hij met een „grote groep” lotgenoten op zoek was naar sociale huisvesting. Een paar corporaties reageerden niet. Andere zeiden iets als ‘sorry, helaas’.Het spijt ons, schreef woningbouwvereniging Ymere, er is een tekort aan sociale huurhuizen, we hebben ze niet.
Hierna zakte Wubbolts’ mailtje diep in de inbox weg, terwijl de corporaties zich weer bezighielden met de zaken waar corporaties zich mee bezighouden. Zoals het al dan niet afstoten van tamelijk ongunstig bezit in oude binnensteden.
Want wat móést Ymere met die twee historische, aaneengeschakelde panden aan de Nieuwezijds Kolk in het hart van oud Amsterdam? Renoveren? Al die oude leidingen? Al dat kwetsbare dakwerk? Loonde dat de moeite nog? En dan die jarenoude club op de begane grond van het pand, Akhnaton, met luidruchtige dancefeesten tot vijf uur in de ochtend. Verre van ideaal voor de huurders erboven.
Zeker, je kon het als corporatie slechter treffen dan met Akhnaton. Zoveel danceparty’s waren er nu ook weer niet, en de eigenaren hadden voor tonnen geïnvesteerd in isolatie. Maar de diepste tonen van de periodiek terugkerende drum-’n bass-feesten dreunden daar doodleuk doorheen. En van decibellen worden corporaties gewoon onrustig.
Ymere wilde van de panden af.
‘Uitstervingsbeleid’
Verhuisde één van de vaste huurders uit de negen appartementen, dan plaatste de corporatie er een antikraakbewoner voor terug. Een „uitstervingsbeleid”, zegt eigenaar van Akhnaton Jeroen Oosterhout, die in de loop der jaren de antikrakers zag komen en gaan. Eentje runde er zelfs een tijdelijke bed and breakfast, smaalt hij. Oosterhout vreesde het ergste na een verkoop, straks moest Akhnaton nog wijken. Hij schakelde een advocaat in.
Zo werd Ymere’s pand aan de Nieuwezijds Kolk een hoofdpijndossier.
En de hoofdpijn verhevigde, want stadsdeel centrum van de gemeente Amsterdam kreeg lucht van de verkoopplannen. „Faliekant tegen” was Lotte Terwel, die direct na haar start als stadsdeelbestuurder twee jaar geleden met Ymere om de tafel ging. Er wáren al veel te veel sociale huurwoningen verdwenen uit de binnenstad, zei ze. En Akhnaton, dat was een begrip in Amsterdam, een bekende herberg van betaalbare feestjes, en wat krijg je er na verkoop voor terug? De zoveelste zuiptent voor toeristen, vreesde Terwel, garant voor overlast op elke dag van de week.
Misschien moeten we dan toch van de verkoop afzien, dachten ze bij Ymere, maar dat was een gedachte die de corporatie meteen weer benauwde. Dit pand was gewoon inherent problematisch.
En toen schoot Ymere’s manager verhuur iets te binnen. Was er niet een oude e-mail? Hij diepte ’m op.
Geachte/heer, mevrouw,
Wij zijn een grote groep dove volwassenen die communiceren via gebarentaal. (…) Omdat het overdag op werk of studie zeer veel moeite vraagt om te communiceren met horenden, zijn de meeste dove mensen als ze ’s avonds thuiskomen zeer vermoeid. (…) Wij wonen vaak heel ver van elkaar. Dit komt omdat de groep doven in verhouding heel klein is (…). Het gevolg is dat een grote groep dove mensen in een sociaal isolement terechtkomt en vereenzaamt. (…) Sociale huisvesting [samen] is voor onze groep eerder een noodzaak dan een luxe. (…) Het zou fijn zijn om na een dag werken of studeren eindelijk ‘gewoon’ in onze eigen gebarentaal te kunnen ontspannen en zo met elkaar te kunnen praten. Met andere woorden, een veilige plek om te kunnen wonen.” (…)
Eureka!
In februari 2023, twee jaar en twee maanden na het versturen van zijn mail, kreeg Casper Wubbolts ineens een hoopvol antwoord van Ymere. Had hij nog belangstelling? En het goede nieuws bleef maar komen, vijf appartementen – vijf! – zou Ymere na renovatie ter beschikking stellen aan Casper en vier andere doven.
Hij geloofde het niet. Zijn mail was een hartenkreet geweest. Casper Wubbolts werd doof geboren, al zijn hele dertigjarige leven draait hij mee in de horende wereld zonder er volledig deel van uit te maken. Net als veel andere doven. Slechthorenden kunnen vaak nog iets van een praatje aanknopen met de horende medemens. Doven hebben WhatsApp nodig, of een tolk. „Gebarentaal”, zegt Wubbolts per mail, „is mijn moedertaal.” En nu kon hij met vier taalgenoten een pand betrekken in hartje Amsterdam? „Fantastisch”, typt hij.
‘Match made in heaven’
Ymere bracht speciale vloeren aan tegen de geluidstrillingen van Akhnatons luidste feesten. En brandinstallaties die gepaard gaan met geflikker van licht. Onlangs kregen Casper Wubbolts en de vier andere dove woningzoekenden hun sleutel. Op een feestelijk moment, belegd door Ymere, straalden de gezichten. De glazen klonken, voor sommigen. En de nieuwe bewoners juichten, in stilte.
„Een match made in heaven!”, jubelde Ymere in Amsterdamse media, die erbovenop doken en blijdschap optekenden uit de monden en gebaren van alle betrokkenen. Of de match navolging krijgt – met andere dove woningzoekenden, met blinden? – durft Ymere niet te zeggen. Maar zo’n goednieuwsshow beleefde de corporatie nog nooit. En dat met dit pand.