Ruim een jaar geleden vertelde een kennis aan Judi Mesman over zijn ervaringen, als persoon van kleur, in een leiderschapspositie in Nederland. Is daar eigenlijk onderzoek naar gedaan, vroeg ze zich af. „Niet echt dus. Ik heb diezelfde avond nog een onderzoeksvoorstel geschreven, tijdens mijn sabattical.”
Mesman dacht een aantal mensen te interviewen en dan een kort verslag te schrijven. „Maar het liep uit de hand.”
Nu ligt er het rapport Leiderschap in kleur: ruim zeventig pagina’s met honderdvijftig literatuurverwijzingen. Mesman interviewde veertig mensen van kleur op topposities in de (semi-)publieke sector: onder meer cultuur, onderwijs, overheid, zorg. „Die sector is er om de samenleving te dienen, die heeft een norm hoog te houden.”
Judi Mesman is universiteitshoogleraar maatschappelijke verantwoordelijkheid en impact aan de Universiteit Leiden. Ze was in 2015 een van de oprichters van Athena’s Angels, vrouwelijke hoogleraren die opkomen voor belangen van vrouwen in de wetenschap. Ze heeft alle soorten grote Nederlandse en Europese onderzoekssubsidies binnengehaald, waaronder, in 2021, de Stevinpremie van 2,5 miljoen euro voor haar inzet voor de vertaling van onderzoek (vooral naar kinderen in de multiculturele samenleving) naar praktijk. Dat jaar publiceerde ze ook het populair-wetenschappelijke boek Opgroeien in kleur: opvoeden zonder vooroordelen.
Op haar niveau had ze die veertig interviews makkelijk kunnen uitbesteden aan jonge onderzoekers. „Maar ik denk dat de geïnterviewden juist wilden meewerken omdat ik een vrouw van kleur ben met managementervaring, en niet een jonge witte promovenda.” Mesman heeft een Indische achtergrond. „Het waren gesprekken tussen gelijken. Mensen dachten: als ik dit vertel, wordt het begrepen.”
Op dit punt in dit artikel zou ik als journalist een casus willen beschrijven, bijvoorbeeld wat die ene kennis die Mesman op het spoor zette van haar onderzoek, precies meemaakte. Maar het punt is, zegt Mesman: „Het is heel makkelijk om bij dit onderwerp afgeleid te worden door de specifieke omstandigheden van één casus.” Om excuses te verzinnen waarom die persoon dat heeft meegemaakt en het weg te redeneren.
De essentie is dit: er bestaan ideeën dat mensen van kleur inferieur zijn aan de witte norm. Weten dat die ideeën bestaan, dat ze onbewust invloed kunnen hebben, en dat er mensen zijn die ze openlijk aanhangen, roept bij iedereen ongemak en weerstand op. Bij witte mensen de angst om racistisch gevonden te worden, of om racistisch te zijn. En bij mensen van kleur onder meer eenzaamheid, verdriet, machteloosheid, het gevoel er niet bij te horen. Zulke gevoelens zijn voor veel mensen herkenbaar, ook aan de top.
„Je moet niet onderschatten”, zegt Mesman, „dat bij iemand van kleur die hartstikke succesvol is, en tot de elite behoort, de worsteling met dit thema nog steeds speelt. Dat die zich nog steeds in een uitzonderingspositie bevindt. En dat diens leiderschapspositie de uitkomst is van een heel lang pad waarin diegene zich steeds heeft moeten aanpassen aan de meerderheid.”
Bijvoorbeeld qua taal: vrijwel alle deelnemers aan Mesmans onderzoek spraken accentloos Nederlands, terwijl ruim de helft buiten Nederland geboren is. En qua onderwijs. De helft van de deelnemers die in Nederland naar school was geweest, had een te laag schooladvies gekregen en moest bijvoorbeeld onderwijs ‘stapelen’ om op de universiteit te kunnen komen. „Je moet als persoon van kleur héél veel doorzettingsvermogen hebben, bestand zijn tegen tegenslagen, en weten wat je wilt om het te redden op weg naar de top. Het gaat de goede kant op, maar we zijn er nog niet. En er is zoveel onbegrip over wat deze mensen meemaken.”
Wat dan bijvoorbeeld?
„Dat je als persoon van kleur altijd maar de enige bent. Eén is geen, een enkeling is een drenkeling. En altijd als het over diversiteit en inclusie gaat, gaat het ook over jou, en het type weerstand dat je tegenkomt gaat ook over jou. Als mensen zeggen: we kijken alleen naar kwaliteit, moeten we bepaalde groepen wel bevoordelen? Of als er hardop gezegd wordt: jij zit hier alleen maar omdat je van kleur bent. Dan moet je je extra bewijzen, je moet zorgen dat je een heel vet cv hebt, dat je meer dan gekwalificeerd bent om alle twijfel weg te nemen.”
Je hebt het in dat verband ook over ‘het recht op middelmatigheid’.
„Die uitspraak is van Seada Nourhussen, hoofdredacteur van OneWorld. Kijk, je zou willen dat als andere groepen met middelmatigheid aan de top kunnen komen, dat dat voor gemarginaliseerde groepen ook geldt. Maar nee, die moeten béter zijn. Ken je dat kinderboekje van Max Velthuijs, Kikker en de vreemdeling? Er komt een rat in het bos wonen en iedereen denkt dat ratten stinken en onbetrouwbaar zijn. Maar dan komt er brand, de rat redt iedereen, en dán vindt iedereen hem ineens leuk. De boodschap is dus: een vreemdeling moet een heldendaad verrichten voor hij geaccepteerd wordt, die kan niet gewóón leuk en goed zijn. Hetzelfde zag je bij die Malinese vluchteling in Frankrijk die een paar jaar geleden een kleuter van een balkon redde, en toen ineens een verblijfsvergunning kreeg.”
Werd je zelf niet verdrietig van dit onderzoek?
„Ik ben niet zo snel van slag, maar verschillende interviews waren heftig en ik zal ze echt nooit meer vergeten. Nooit meer. Maar dit zijn geen zielige mensen hè, dat is ook belangrijk. En ze doen gewoon hun werk, het is niet zo dat ze de hele dag van kleur lopen te zijn.”
Verschillende geïnterviewden zeiden hun kleur het liefst te willen vergeten. Maar je beschrijft ook dat kleurenblindheid onderdeel is van de ‘witte norm’, dat juist witte mensen liever geen kleur willen zien, én dat die mindset juist samenhangt met vooroordelen tegen zwarte mensen.
„Ja, een van mijn conclusies is ook dat de verhalen van de geïnterviewden vol paradoxen zitten. Je wilt niet dat je van-kleur-zijn de hele tijd zo op de voorgrond staat. Je bent gewoon een persoon met kennis, ervaring, passies en vaardigheden die je in je werk wilt inzetten. Maar je kunt je kleur niet afleggen en die maakt dat je als ‘anders’ gezien kunt worden. En dat komt altijd bovenop ‘gewoon’ carrière maken. Het zou lekker zijn als het geen rol speelde, maar dat doet het nu eenmaal.”
Bij vrouwenemancipatie spelen vaak vergelijkbare dingen als in dit onderzoek. Dat iedereen tegenwoordig diversiteit wil, maar vaak al tevreden is met één excuusvrouw erbij. Dat vrouwen juist in moeilijke tijden topfuncties krijgen, waarna geconcludeerd wordt: zie je wel, ze kunnen het niet.
„Dat zijn inderdaad overeenkomsten. Beide groepen moeten zich aanpassen aan de mannelijke witte norm om de top te bereiken. Beide groepen zijn ook eeuwenlang onderdrukt, door respectievelijk een patriarchaal en een mondiaal koloniaal systeem.
„Maar wat niet hetzelfde is: vrouwen vormen de helft van de bevolking, iedereen kent veel vrouwen. En wat ook niet hetzelfde is, is het hele negatieve discours rondom migratie, mede door politieke partijen die zich daarop profileren, en het feit dat mensen van kleur in de pers vaak in verband met problemen worden gebracht. Dat maakt dat mensen van kleur er in Nederland nóg minder vanzelfsprekend bij horen dan vrouwen. Van het woord racisme wordt altijd iedereen zenuwachtig, mensen zeggen vaak dat het te snel wordt gebruikt, maar ik vind eerder dat het niet vaak genoeg wordt gebruikt.”
Sommige geïnterviewden zeiden dat ze het onderwerp diversiteit op het werk heel voorzichtig bespraken, om mensen niet af te schrikken.
„Dat is strategisch, maar ook een kwestie van empathie. Niet iedereen is al op dezelfde plek in het denken hierover aanbeland. Als ik lezingen geef over mijn boek Opgroeien in kleur worstel ik ook nog steeds met mijn toon. Ik wil mensen bereiken, niet dat alle rolluiken dichtgaan. Je vangt meer vliegen met honing dan met azijn, maar laat ik het zo zeggen: soms kom ik wel met heel plakkerige handen thuis. Er zit altijd wel een wit iemand in het publiek die zegt: ‘Roodharigen worden toch ook gepest.’ Die staat op mijn persoonlijke bingokaart. Of die zegt: ‘U gebruikt nu het woord racisme, daar moet u héél voorzichtig mee zijn.’ Dan zeg ik: ‘Ik wás al heel voorzichtig.’
„En soms moet je accepteren dat je niet iedereen meekrijgt. Aan de top van een organisatie zeggen ze soms: ‘We vinden het belangrijk dat iedereen zich hier thuisvoelt.’ Dan zeg ik: ‘O ja, de racistische homofoob ook?’”