N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Luister naar
06:20
De spanning was om te snijden op de effectenbeurs van New York, op maandag 17 september 2001. Het was zes dagen – en vier handelsdagen – na de aanslagen die het World Trade Center met de grond gelijk maakten en in Washington een gat sloegen in het Pentagon. Nu zetten beleggers, banken, politici en centrale bankiers zich schrap voor de koersreactie die eindelijk, na al die dagen stilte, de kans kreeg.
Het grote sussen had al plaatsgevonden. Centrale bankiers hadden hun rentes wat verlaagd, zakenbanken zagen af van rapporten met nieuwe adviezen over individuele aandelen, beleggingsfondsen werden tot terughoudendheid gemaand – alles om een koers-armageddon te voorkomen.
Dat lukte vrij goed, aldus destijds het verslag in The New York Times. Wie ooit het voorrecht heeft gehad in die jaren een dagje mee te lopen op de beursvloer van Wall Street, weet wat een enorme kakofonie dat kon zijn. Nu namen de handelaren eerst twee minuten stilte in acht en zongen samen God Bless America. Daarna verloor de Dow Jones Index 6 procent in drie kwartier en eindigde de dag 7 procent lager.
Dat viel mee, maar het was niet het meest opmerkelijke fenomeen van die dag. Die gebeurtenis zie je hier.
Inderdaad: alles, maar dan ook werkelijk alles daalde. Behalve defensie-aandelen. Die spoten omhoog. Met als kampioen Raytheon, niet zonder ironie de maker van de ook toen al vermaarde Patriot-luchtdoelraketten – die trouwens inmiddels razendsnel rond de hoofdstad Washington waren geplaatst.
Als oorlog dreigt, kopen beleggers defensie-aandelen. In Europa leken zulke aandelen de laatste jaren steeds meer terecht te komen in de categorie ‘immoreel’, samen met aandelen in de fossiele industrie. Maar die overgang had zich nog lang niet voltrokken toen Rusland Oekraïne binnenviel. Pensioenfonds ABP bijvoorbeeld stelde eerder dit jaar voor ‘enkele honderden miljoenen’ euro aan defensieaandelen in portefeuille te hebben. Een snelle schatting leert dat het waarschijnlijk – en met een ruime marge – eind vorig jaar om rond de 400 miljoen euro ging.
Dat bedrag moet behoorlijk zijn gestegen. Want wat Raytheon destijds was, dat is nu het Duitse Rheinmetall – maker van Leopardtanks en nog veel en veel meer. Hier zie je het koersverloop van Europese aandelen, Europese defensie-aandelen en twee individuele defensiebedrijven die er op de beurs uitspringen.
Gezien het koersverloop van Rheinmetall moet de waarde van ABP’s belegging van 26 miljoen in dat aandeel, per eind 2023, alleen al in de afgelopen drie maanden zijn verdubbeld.
Nu is het een misvatting te denken dat een belegger geld ‘geeft’ aan een bedrijf waarin hij of zij belegt. Een belegger geeft, via de beurs, enkel geld aan een andere belegger van wie het aandeel wordt gekocht. Wel steunt een belegger zo de koers, wat aantrekken van toekomstig vermogen en leningen makkelijk maakt en een bedrijf een betere positie geeft bij fusies of overnames.
Het échte geld voor defensie komt niet van beleggers, maar van klanten en subsidiegevers. En dat zijn vrijwel allemaal nationale overheden.
Omdat de orders in de defensiesector nu exploderen, stromen de orderportefeuilles vol en stijgen de verwachtingen van omzet en winst fors. Op de beurzen is de waardering van Europese defensiebedrijven, af te meten aan het aantal malen de winst per aandeel dat voor een aandeel wordt betaald, nu hoger dan die van de Amerikaanse concurrentie. Het komt de laatste jaren maar zeer sporadisch voor dat een Europese sector het op de beurzen beter doet dan zijn Amerikaanse evenknie.
De Europese Unie doet intussen haar best de Europese defensie-explosie te stroomlijnen en concurrerend en vooral financierbaar te maken. Een nieuwe European Defense Industrial Strategy (EDIS) en het European Defense Industrial Plan (EDIP) moeten daarbij helpen.
Onderdeel daarvan is het deels financieren van de Europese defensie-renaissance met gezamenlijk Europees geld, zoals dat drie jaar geleden ging met geld voor de coronacrisis. Dat werd toen met gezamenlijke ‘eurobonds’ tegen gunstige voorwaarden geleend op de kapitaalmarkt.
Duitsland en Nederland zijn nu tegen: hun angst is dat het de financiële discipline van de rest van de EU-lidstaten aantast. Want waarom kan er zo gunstig, tegen relatief lage rentes, worden geleend? Door de ijzeren reputatie op de kapitaalmarkt van Duitsland en Nederland, met hun lage staatsschuld. Dat argument is, op zijn zachtst gezegd, aan de bedenkelijke kant. Waarom? Dat zie je hier:
Frankrijk heeft sinds de val van de muur veel meer uitgegeven aan defensie, het Franse leger heeft een relatief hoge staat van paraatheid. En Frankrijk voorziet, nu de Britten weg zijn, de EU van zijn enige atoomparaplu. Dat kost geld. Als Berlijn evenveel had uitgegeven aan defensie als Parijs, was de Duitse staatsschuld (inclusief extra financieringslasten) nu geen 66 procent van het bbp geweest, maar 94 procent. En dat is dan niet zo heel veel lager dan de Franse schuld.
Duitsland heeft zijn financiële reputatie grotendeels te danken aan zijn militaire zuinigheid. Dat geldt ook voor Nederland. En zij weigeren nu die reputatie in te zetten om Europese landen voordelig gezamenlijk voor defensie te laten lenen? Hmm.