Verschillende benaderingen van zwarte gaten in twee exposities

Zwarte gaten zijn de krankzinnige kosmische concentraties van massa en zwaartekracht waaraan zelfs licht niet kan ontsnappen. Maar dat hoef je er eigenlijk niet meer bij te zeggen, zo tastbaar, bekend en tot de verbeelding sprekend zijn deze duistere hemellichamen geworden, sinds de eerste detectie van zwaartekrachtsgolven in 2015, en vooral sinds de eerste foto van een zwart gat door de Event Horizon Telescope (EHT) in 2019.

Op dit moment zijn er twee tentoonstellingen te zien over zwarte gaten: een in het museum Valkhof in Nijmegen (tijdelijk gevestigd aan het Keizer Karelplein) en een in wetenschapsgeschiedenismuseum Boerhaave in Leiden. Al is de overlap klein: Boerhaave is 21 maart van start gegaan, die in het Valkhof is nog maar tot en met 21 april te zien.

Zo’n dubbele tentoonstelling laat mooi zien hoe verschillend je zoiets kunt benaderen. In het Valkhof zijn vooral kunstwerken te zien, zoals het Orbihedron, een installatie van Evelina Domnitch en Dmitry Gelfand. Het is een ondiep bassin vol water, met in het midden een draaikolk. Van onder wordt daardoor gekleurd licht geprojecteerd, die op het plafond van het donkere zaaltje een projectie werpt: een pikdonker centrum met daarom een lichtende ring die doet denken aan de gloeiende ring van heet stof en gas om een echt zwart gat.

Grillig flakkerende ring

De eenvoud van de installatie, de strakke zwarte schijf, de grillig flakkerende ring maken het mysterie van het zwarte gat voelbaar: geen starre mathematische abstractie of gelikte computersimulatie, maar een grillig en onvoorspelbaar kolkend natuurverschijnsel met diep donker in het midden.

Topstuk – waar een vriendelijke suppoost je desnoods op attent maakt – is de spiegelkamer, die zich met zes spiegelwanden oneindig lijkt uit te strekken. Op de spiegels wordt een simulatie van een zwart gat geprojecteerd. Kolkende lichtpuntjes, die je met handbewegingen kunt laten opwervelen, stromen via vreemde banen, gekromd door de extreme aantrekking en de optische vervorming van de zwaartekracht.

Ook zijn er een paar feitelijker uitleganimaties, die oprecht hun best doen om bijvoorbeeld de hoofdpijnopwekkende abstractie van de krommende ruimtetijd uit de doeken te doen. Maar dit is duidelijk meer de route die Boerhaave gekozen heeft met een lange reeks filmpjes waarin jonge onderzoekers zwartegatenonderwerpen uitleggen: van het imploderen van sterren tot de techniek waarmee de beroemde EHT-foto is gemaakt („alsof je een foto van een donut op de maan wilt maken, met je mobiele telefoon”).

Het Valkhof vertelt over de telescopen die voor deze foto gebruikt zijn, niet vreemd aangezien EHT-leider Heino Falcke aan de Nijmeegse Radboud-universiteit verbonden is. Boerhaave speelt zijn eigen troef uit: de wetenschapsgeschiedenis. We zien de vulpen waarmee Einstein zijn Algemene Relativiteitstheorie pende, en het telegram waarmee Einstein van Hendrik Lorentz zijn theorie bevestigd kreeg.

Boerhaave, dat volop gebruik maakt van de state-of-the-artsimulaties van onderzoeker Jordy Davelaar, is gepolijster en inhoudelijker. Valkhof is zintuiglijker en meer filosofisch. Wie zijn eigen ruimtetijd genoeg kan vervormen om beide nog te gaan zien, moet zich zeker aangetrokken voelen.