In een Noorse fjord waar de natuur nog is zoals zij altijd was, buigt Trond Lødøen voorover en legt zijn linkerwang plat op het rotsblok waar hij net enthousiast bovenop is gesprongen. De archeoloog doet voor hoe hij hier vier jaar geleden op exact dezelfde plek lag. Het was aan het eind van een zomerdag, tijdens de jaarlijkse bijeenkomst met collega-archeologen. Net voordat de zon achter de bergwand zou verdwijnen, gleden de laatste stralen langs het rotsblok waarop hij zijn bijna twee meter lange lijf had neergelegd. Van dat fijne strijklicht dat hij nodig had om het rotsblok goed te bekijken.
„En toen zag ik dit”, zegt hij, terwijl hij even met z’n vingers over het rotsblok veegt. Een rotstekening, of petroglief, zoals archeologen het noemen. Nieuw was de tekening natuurlijk niet, ze zat er al duizenden jaren, maar ze was niet eerder ontdekt. Lødøen riep ‘verdomd!’ of gaf een soort brul, denkt hij nu, en bewonderde vervolgens met z’n collega’s het rotsblok waarin vier op edelherten lijkende dieren waren gekerfd.
Daarna dronken ze wijn. Veel wijn.
Het is tot nu toe de laatste grote rotstekening die hij in het Vingengebied heeft ontdekt. „Maar als het een wedstrijd was en je gaf me geld om twee weken aan één stuk door te kunnen zoeken, dan zou ik zeker twintig nieuwe vinden”, zegt hij beslist. De archeoloog is ervan overtuigd dat ze nog lang niet alles gevonden hebben in Vingen, het grootste en belangrijkste gebied in Noord-Europa met rotstekeningen. Meer dan 2.200 tekeningen zijn er tot nu toe op een paar vierkante kilometer ontdekt. De afbeeldingen zijn 6.000 tot 7.000 jaar oud en tonen menselijke skeletten, zeezoogdieren, andere dieren en abstracte vormen.
Lødøen staat weer op en tuurt over de rotsen, als een generaal die zijn troepen inspecteert. „Mooi, hè”, zegt hij. Hij is universitair hoofddocent archeologie, verbonden aan het Universiteitsmuseum van Bergen. Daar heeft hij een prima werkkamer, maar deze verlaten plek tussen de rotsen beschouwt hij als zijn kantoor.
Het gebied omsluit een smalle baai, van zo’n honderd meter. Aan beide kanten steken grijze rotsmassa’s uit het water. Over de rotsen stromen watervallen. Het is alleen per boot bereikbaar. „En duizenden jaren was het hier dus precies zo, alleen het zeeniveau was hoger. De vissers en jagers die hier de tekeningen in de rotsen kerfden en krasten, hadden dezelfde wind, hoorden dezelfde geluiden, zoals het kletteren van de watervallen, en keken tegen dezelfde rotsen aan. Er staan een paar boerderijtjes in het gebied en hutten van vissers, maar verder is het onaangetast. Dat is uniek. Alsof je zo terug wordt gestuurd, de prehistorie in.”
De grote bedreiging
Een half uur voor Lødøen zijn demonstratie gaf van een archeoloog in actie, voer hij op weg naar Vingen langs een plek die een grote bedreiging vormt voor het gebied met de eeuwenoude rotstekeningen. Op die plek heeft een Nederlands bedrijf een haven gepland, om stenen af te voeren die uit een nieuwe groeve op de top van de naastgelegen berg Aksla moeten komen.
Explosies! Trillingen! Lawaai! Stof!
Dan is het dus gedaan met het unieke gebied met rotstekeningen, vreest Lødøen. Nee, de tekeningen zullen niet verdwijnen, maar hun omgeving wordt wel aangetast. En wie kan garanderen dat er in het stuk waar industrie moet komen geen onontdekte tekeningen liggen?
Lang waren het slechts plannen van het Nederlandse bedrijf Bontrup, dat de nieuwe groeve en bijbehorende infrastructuur wil aanleggen. Het familiebedrijf uit Amsterdam – ‘innovative with nature’ – heeft al een steengroeve in dezelfde berg, maar wil een tweede, om klanten altijd te kunnen leveren. Is er een storing in de ene groeve, dan kan het werk in de andere gewoon doorgaan. En verhinderen de weersomstandigheden schepen aan de ene kant van de berg aan te leggen, dan is de haven aan de andere kant mogelijk wel bereikbaar. Leveringszekerheid noemt het bedrijf dat.
De stenen die Bontrup verkoopt, worden vooral gebruikt voor aanleg van snelwegen in Nederland en andere Europese landen. Uit de nieuwe groeve wil het bedrijf 130 miljoen kubieke meter halen. Deze stenen hebben een bijzondere samenstelling, en ze zijn maar op een paar plekken in Noorwegen te vinden. „Door de hardheid van dit steen is de remafstand korter, hetgeen leidt tot meer veiligheid in het wegverkeer”, aldus Bontrup.
Foto’s: Natascha Libbert
Lødøen hield zich nooit echt met de plannen van Bontrup bezig, en de lokale bevolking maakte zich er evenmin druk over. Ze zouden wel zien of het er ooit van kwam. Meer dan tien jaar werkte het bedrijf er al aan. Tot het ministerie van Lokaal Bestuur en Regionale Ontwikkeling de plannen in februari dit jaar plotseling goedkeurde.
En sindsdien is de archeoloog bezig om nationaal en internationaal het Vingengebied en de unieke rotstekeningen onder de aandacht te brengen en te strijden tegen de ramp die de omgeving boven het hoofd hangt. Het gaat hem goed af. Hij wist het onderwerp op de Franse radio te pluggen („un magnifique pétroglyphe”), zorgde voor een artikel in The Guardian, had contact met Amerikaanse journalisten en trommelde over de hele wereld wetenschappers op om te ageren tegen de plannen. Hij steunt omwonenden die een referendum zijn begonnen dat de lokale politiek moet verplichten de groeve te bespreken.
Een student van Lødøen begon een petitie op Facebook: ‘Stop de steengroeve in Bremanger!’. De Nederlanders Luc Amkreutz, bijzonder hoogleraar publieke archeologie aan de Universiteit van Leiden, is een van de ondertekenaars. Ook hij zegt dat het bijzondere van dit gebied juist is dat het landschap eromheen nog volledig intact is. „Rotskunst wordt niet gewoon maar ergens in een isolement op een vlak stuk gekrast. Het is een integraal onderdeel van het landschap. De plekken met rotskunst waren mogelijk routes van dieren, of plekken die een bijzondere betekenis hadden in de kosmologische ideeën van de bewoners.”
Amkreutz ziet de spanning tussen economische en sociaal-culturele belangen op meer archeologische plekken, bijvoorbeeld bij Stonehenge in Groot-Brittannië, waar vlakbij de aanleg van een tunnel en rotondes gepland is. „Dit erfgoed is uitzonderlijk zeldzaam en resoneert met de omgeving waarin het gemaakt is en thuishoort.” Volgens hem is het simpel: „Je ruilt het culturele erfgoed en de langetermijnwaarden van de hele gemeenschap in voor de kortetermijnperspectieven en -belangen van enkelen.” Dat laatste betreft het duwtje dat het Nederlandse bedrijf en de Noorse beleidsbepalers aan de lokale economie beloven, en de winst voor het bedrijf zelf.
De waarde op lange termijn is volgens Lødøen het imago van Noorwegen als groen, ongerept paradijs. Dat gaat naar de gallemiezen. En dat is al langer gaande. Het hele land wordt „verpatst aan commerciële types”, zegt hij. „We pompen ook veel meer olie op dan nodig is.”
De nationale omroep van Noorwegen, NRK, onthulde begin dit jaar dat lokale overheden op grote schaal ontheffingen verlenen, waardoor in waardevolle, kwetsbare gebieden gebouwd kan worden. Zo verdwijnt dagelijks een oppervlak van twee voetbalvelden aan oerbos, moeras, rendier-, rivier en beekgebied. NRK telde 44.000 ingrepen in natuurgebied – bebouwing, wegenaanleg – in vijf jaar tijd.
Het voorlopig dieptepunt, aldus Lødøen: begin dit jaar ging het parlement ermee akkoord dat Noorwegen als eerste land ter wereld mijnen van metalen op de oceaanbodem toestaat. Als er maar verdiend kan worden, zegt Lødøen. „We zijn gek geworden.”
Banen en nieuwe bewoners
Anne Kristin Førde, burgemeester van Bremanger, zucht aan de telefoon. Ze is verantwoordelijk voor de nieuwe steengroeve van Bontrup. Een lastig dossier, dat al liep voordat ze in 2019 burgermeester werd. Ja, en dat weegt ook mee. „Bontrup heeft er heel veel tijd, energie en geld in gestoken, hè? En een politieke meerderheid heeft ermee ingestemd. Moet ik dan zomaar zeggen: nou, daar gaan we eens even een streep door zetten? Dat is niet netjes.”
Dat doet zij dus niet. Kijk, de bestaande steengroeve is nogal lelijk, zegt ze zelf. Een lopende band voert het gesteente vanaf de haven, over het water heen, naar de schepen, De stenen rollen er, hop, zo in. Fraai is het niet. Maar de nieuwe groeve komt er echt veel mooier uit te zien, zegt ze. „Wacht maar even, dan mail ik de presentatie van Bontrup.”
Bovendien, zegt Førde, is het echt belangrijk voor de lokale economie. „De nieuwe groeve levert zo’n twintig nieuwe banen op.”
Of dat er veel zijn? En zijn het niet vooral buitenlandse werknemers, die een paar weken in Noorwegen verblijven tot hun shift erop zit?
Activiteiten bij de steengroeve van Bontrup in Noorwegen.
Foto’s: Natascha Libbert
Dat klopt, zegt ze. „Maar als tien van hen hier komen wonen, betekent dat veel voor onze gemeenten. En die buitenlandse werknemers geven hier wel geld uit, hè? Het levert ook werk op voor andere, lokale bedrijven.”
Alle nieuwe banen zijn belangrijk, zegt ze, ook als het er tien zijn. Het gaat om ‘het grotere plaatje’. „We kampen met een krimpende bevolking. In de hele gemeente zijn vorig jaar negentien kinderen geboren. Het is belangrijk dat we werkgelegenheid creëren. Dat het hier blijft leven en het dorp niet uitdooft.”
Ze hoopt dat inwoners van haar gemeente dat ook begrijpen en niet denken dat ze helemaal niks met de bijzondere rotstekeningen heeft, of met natuurpracht in het algemeen. „Ik wandel ook vaak in de natuur, hè?”
Nog een kleine hobbel
Dat schrijft ook de pr-adviseur van Bontrup, als hij namens general manager Michiel Peters antwoorden mailt op vragen over de nieuwe steengroeve. „Michiel is geen stadsmens, maar iemand die graag buiten is, wandelend of fietsend. Hij houdt van Noorwegen vanwege de mensen daar, maar ook vanwege de bergen en de ruimte, de enorme ruimte.”
Daarna benadrukt Peters dat Bontrup er alles aan doet om zo duurzaam mogelijk stenen te winnen uit de Noorse berg. Zo hakt het bedrijf er een schacht in om de rotsblokken een paar honderd meter naar beneden te laten vallen. Onderweg breken ze dan ‘gratis’ en omdat dit in de berg gebeurt, is er geen overlast van geluid of stof. Verder maken ze gebruik van ‘hybride of elektrische machines’ en ze wekken zelfs energie op bij het naar beneden laten rollen van de stenen.
Natuurlijk kan een groeve nooit helemaal ‘groen’ zijn, weet ook Peters. Maar zo modern als hun steengroeve vind je ze zelden. Ze hebben ook wel eens gekeken naar andere plekken in Noorwegen, het steen dat ze winnen komt ook elders voor. „Maar alleen hier hebben we voldoende ruimte en diepgang voor de schepen waarmee de stenen over de wereld worden vervoerd. Ook het productieproces met vallende stenen zouden we op andere locaties niet kunnen toepassen.”
De rotstekeningen in Vingen.
Foto’s: Universiteit Bergen
Met het unieke gebied met rotstekeningen, waarvan de kern zes kilometer verderop ligt, houden ze naar eigen zeggen rekening. Uit onderzoek dat ze hebben laten doen, blijkt dat nauwelijks sprake zal zijn van geluidsoverlast. Daarnaast is cultuurhistorisch onderzoek gedaan, en is een impactanalyse opgesteld. Op basis daarvan zien provincie en gemeente geen bezwaren.
Nu de plannen zijn goedgekeurd, hoopt Bontrup snel aan de slag te gaan. Nog een kleine hobbel rest. Het bedrijf moet een contract zien te sluiten met de acht eigenaren van de grond waar steengroeve en haven zijn voorzien. Peters: „Met twee van hen hebben we al een overeenkomst. Met de anderen verwachten we er ook uit te komen.”
Kijk uit voor dynamiet
Trond Lødøen jakkert met z’n gehuurde Volvo de berg Aksla op, over een rotspad vol gaten dat naar de bestaande steengroeve van Bontrup leidt. Borden waarschuwen voor het gebruik van dynamiet om de rotsblokken los te krijgen. Vlak voor het terrein van de steengroeve staat een verbodsbord: onbevoegden mogen niet verder. „Niks gezien”, zegt Lødøen en hij trapt het gas in.
Als hij boven is, stapt hij uit en kijkt om zich heen. Van de top van de berg is niets meer over. Terreinauto’s en vrachtwagens rijden op een grote, grijze vlakte. Op sommige plekken ligt nog een restje sneeuw. „Alsof de berg onthoofd is”, constateert Lødøen. Hij wijst opzij, waar de nieuwe groeve moet komen. „Komt er nog zo’n grijs maanlandschap bij.”
Hij rijdt een stukje verder, naar beneden, als links een enorm gat in de berg verschijnt. „Ah, de tunnel waar ze de stenen in dumpen.” Vandaar vallen ze een paar honderd meter omlaag, naar de voet van de berg, waar ze op een lopende band belanden die vanuit de haven de fjord insteekt.
Net naast de haven wonen Bjørn Dyregrov Haugeland en Silje Kristin Dyrstad, met hun twee jonge kinderen. Vier jaar geleden verhuisde het stel van de stad Bergen naar het dorpje Dyrstad, waar Silje vandaan komt. Vandaar de achternaam. Ze wilden weer in de natuur wonen. Vanuit hun tuin is de lopende band van Bontrup goed te horen: als een skilift die permanent rondjes draait.
Binnen bij de steengroeve van Bontrup, waar de stenen van boven naar beneden gegooid worden en zodoende vergruisd beneden aankomen.
Foto’s: Natascha Libbert
Ze zijn buren van de steengroeve. Én ze zijn, met de buurman, eigenaar van die grond. In feite graaft Bontrup steeds een stukje van hun bezit weg. Maar daar staat een prima vergoeding tegenover. Hoeveel willen ze niet zeggen. „Laat ik het zo zeggen: we werken beiden als leraar in het basisonderwijs, en dat hoeven we niet voor het geld te doen”, zegt Haugeland.
De vader van Silje Dyrstad sloot ooit het contract met Bontrup, en nu is het hun verantwoordelijkheid. Ze hebben er eigenlijk nooit echt over nagedacht – tot er vorig jaar ineens plannen waren van een Australische zakenman voor een ammoniakfabriek aan de overkant van de fjord waaraan ze wonen. Recht voor hun neus, hemelsbreed op zo’n negenhonderd meter. Nu maken ze zich zorgen om hun gezondheid.
Haugeland wijst naar boven, waar windmolens staan. „Die zijn van Italianen. De ijzerfabriek verderop is van Chinezen. De steengroeve van Nederlanders. En dan heb je nog die Australiër met z’n plannen. Waarom moeten we alles aan buitenlanders verkopen?”
Nu kijken ze ook anders naar hun contract met Bontrup. „We willen een fijn en gezond leven”, zegt Dyrstad. Haugeland: „We denken anders dan de oude generatie. We geloven niet zo in industrialisatie als beste economische oplossing. Waarom zetten we niet meer in op kenniswerk en toerisme?”
Soms denken ze erover het contract met Bontrup op te zeggen. Dat kan vast niet zomaar, daarvoor moeten ze het contract eens goed lezen. „We zouden ook zonder de vergoeding van de groeve een goed leven kunnen leiden”, zegt Haugeland.
Honing is het geheim
Archeoloog Lødøen is in zijn nopjes met wat hij net heeft gehoord. Bontrup heeft de grond van de huidige én de nieuwe groeve helemaal niet in bezit. Dus als het geen overeenstemming bereikt met de landeigenaren, gaat dat nieuwe plan helemaal niet door. Hij ziet kansen en gaat er direct op af. Per speedboot, eigendom van de universiteit.
Achter zijn rode, houten schuur, aan de rand van de kade staat Ansgar Hennøen (88) een zeeduivel in stukken te snijden die hij net uit het water heeft gevist. Op de grond ligt bloed. De ingewanden mikt hij soepel het water in. „Honing, dat is mijn geheim. Elke dag een beetje”, zegt hij uit zichzelf, gewend aan vragen over zijn leeftijd.
Hennøen is een van de eigenaren van een deel van berg Aksla waar de nieuwe groeve moet komen. Dat bezit is van generatie op generatie doorgegeven. Met nog zeven anderen overlegt hij al tijden met Bontrup over verkoop of verhuur van de grond, zodat het Nederlandse bedrijf aan de slag kan. Hij twijfelt. Hij heeft weinig zin om tegen zo’n haven aan te turen, maar maakt zich vooral zorgen over de gevolgen voor de visstand. Want hoe goed een bedrijf het ook belooft te gaan doen, er komt altijd vuil in het water. In dit geval gruis en stof, wat schadelijk is voor de kieuwen van de vissen. „En wat hebben wij eraan? Van al dat geld dat die bedrijven verdienen, zien wij helemaal niks.”
Hennøen wil er eigenlijk zo min mogelijk mee te maken hebben. Hij wijst naar het water. Daar moet zijn buurman Magnar Hennøy nu ergens varen, ook grondbezitter. Die weet vast hoe de boel er nu voor staat met Bontrup. Dan kan hij verder met de vier zeeduivels die hij nog moet schoonmaken.
Daar vaart inderdaad Hennøy (67). Hij keert net terug van zijn dagelijkse vistocht. Hij maakt de vangst van de dag schoon op het dek. De resten gooit hij in het water, een grote troep meeuwen begeleidt zijn boot. Hij legt die even stil, draait een peuk en bevestigt dat hij en de andere eigenaren al tijden met Bontrup in overleg zijn. De afgelopen jaren hebben ze ook vergoedingen gekregen voor het gebruik van hun land voor onderzoek.
„Het overleg zit al een tijdje vast”, zegt hij. De reden? Geld. Kijk, dat buitenlandse bedrijven de boel opkopen en winst maken, dat zal wel. „Zo gaat dat al jaren. Het is wat het is.” En natuurlijk wil hij ook niet dat ze de natuur vernielen, maar ook dat houd je niet altijd tegen. Waar hij helemaal klaar mee is, is het onderlinge gezeur van de landeigenaren. De een hoort de kassa al rinkelen, een ander meent dat er meer uit te slepen is, en weer een ander ligt sowieso bij alles dwars. Nee, hij noemt geen namen. „Maar ik heb er geen zin meer in. Laat maar zitten.”
De duivel
Archeoloog Lødøen vaart de speedboot terug door de fjorden en denkt na over wat hij net gehoord heeft. Hebzucht, die verhoudingen in een gemeenschap onder druk zet. Misschien wordt dat wel de redding van het gebied met rotstekeningen. Het zou mooi bij het mythische gebied passen.
Want hij is nu al tijden druk met het hier en nu, terwijl hij eigenlijk met het verleden bezig wil zijn. „Er is nog zoveel dat we helemaal niet begrijpen over de rotstekeningen en de makers.” Want waarom zijn die duizenden rotstekeningen juist hier gemaakt? Was dit een plek waar ze verzamelden voor de jacht? Was het een goede visplek? Of misschien een religieuze plek? „Was het hun verbinding met de onderwereld?”
Hij vraagt zich af of ze zich dat bij Bontrup allemaal wel realiseren. Uiteindelijk moet je met de bergen van een fjord niet sollen. „Als je te diep graaft, kom je de duivel tegen.”