Eindelijk is de geschiedenis van de ‘restmensen’ van het verdwenen eiland Schokland geschreven

Waarom zou je schrijven over een eilandje dat een paar keer bijna door de zee werd verzwolgen en inmiddels niet meer bestaat en is opgegaan in de Noordoostpolder? Een lapje grond met enkele niet noemenswaardige gehuchten en een kleine 700 armlastige inwoners, dat tot overmaat van ramp – alsof de vergetelheid als het ware voorbeschikt was – ook nog eens zo goed als geen sporen of documenten heeft nagelaten. Die vraag naar het waarom en hoe van het beschrijven van een verdwenen cultuur moet historica Eva Vriend zich gesteld hebben toen ze het plan opvatte om Het eiland van Anna. Schokland en de geschiedenis van een thuis te schrijven.

Het is een vraag die in de geschiedschrijving steeds opnieuw opkomt en die telkens weer nieuwe onzichtbaren in beeld brengt. Dikwijls bleken die niet geziene groepen en personen deel uit te maken van een sociale categorie: vrouwen, landarbeiders, dienstmeisjes, keuterboeren of paupers. De gevolgen van het behoren tot zo’n klasse of groep waren vaak tot in de derde en vierde generatie voelbaar. En – niet onbelangrijk – hun verhalen openbaarden dikwijls iets over de ontvangende samenleving. Het zogeheten ‘ingroeien’ bleek, indien daar al sprake van was, een moeizaam proces, temeer ook omdat de leden van de zittende maatschappij op z’n minst partieel blind waren voor wat ‘die restmensen’ hadden toe te voegen, behalve arbeid. Hun geschiedenis was – zo moest erkend – ook onze geschiedenis, en hun geschiedschrijving drukte eenkennig Nederland op dat bepaald niet vanzelfsprekende feit.

Eva Vriend, die eerder schreef over de verdwenen Zuiderzee-wereld (Eens ging de zee hier tekeer), voegt aan dat alsmaar uitdijende vaderland een nieuwe groep toe: het vissersvolk van Schokland oftewel een sociaal etnische categorie, die niet alleen een eigenstandige economische positie innam, maar ook een eigen cultuur bleek te bezitten.

Dramatisch verhaal

Het verhaal van de Schokkers, zoals ook de nazaten zich nog altijd noemen, is even dramatisch als eenvoudig. Het eiland dat bij een storm in 1825 geheel onder water verdween en zich daarvan herstelde, was te duur om te behouden. De overheid, zag maar één oplossing: ontruimen in plaats van beschermen door dijkverzwaring en vergelijkbare kostbare ingrepen. Dat gebeurde in 1859, niet op bevel, maar op basis van verleiding. Elke eilandbewoner die vertrok kreeg van regeringswege maar liefst 975,25 gulden en moest zijn houten huisje afbreken en meenemen om herbewoning te voorkomen. De arme Schokkers kozen eieren voor hun geld en gingen, massaal, een nieuwe leven elders als visser tegemoet.

Hier begint feitelijk het verhaal waar het de schrijfster om gaat. Want ze wil niet alleen weten hoe het op het eiland was. Ze wil ook achterhalen hoe het haar hoofdpersoon Anna en de Schokkers verging en hoe ze terugkeken op hun cultuur die ze wellicht met hun eiland voor altijd achterlieten – en hoe Nederland naar die puist in de Zuiderzee keek.

Hier ook blijkt, net als bij de reconstructie van het eilandleven, hoe lastig het is om een groep te vatten die bij gebrek aan papieren nalatenschap de onhebbelijke neiging heeft door de vingers van de onderzoeker te glippen. Eva Vriend lost het op door alle snippers in de archieven op te sporen, allerlei nazaten te achterhalen, middagen met hen te organiseren en samen ‘Schokkerliederen’ te zingen – waarvoor ze zelfs zangles neemt.

De integratie verliep volgens het klassieke patroon. Echt welkom van overheidswege waren de Schokkers in het algemeen niet. Spreiding wordt aanbevolen vanwege ‘hunne kwade hebbelijkheden’, terwijl ze elkaar blijven opzoeken in den vreemde. Het Zuiderzeestadje Kampen ving de meesten op, zij het in een armoedig volkswijkje dat de nieuwkomers verwelkomt, omdat ze niet alleen iets komen halen, maar ook iets brengen: welvaart door visserij. Zo is de bevinding met relevantie voor nu van de onderzoeker. Integratie, opgevat als opgaan in de nieuwe samenleving, duurt lang. De drie broers van Anna worden allemaal politieagent, en Anna zelf blijft als derde generatiekind heel lang haar Schokkerse huisje trouw, maar tegelijkertijd spint ze op mogelijkheden om als coupeuse een nieuw leven te beginnen.

Geromantiseerde aandacht

De culturele identificatie vertoont een vergelijkbaar traag tempo. De eerste generatie maalt nog niet om het verleden. De tweede evenmin. Pas de derde en de vierde generatie ontdekt haar Schokkerse existentie. Dat doet ze op eigen kracht, maar ze wordt evenzeer aangestoken door de geromantiseerde aandacht voor de geïsoleerde Zuiderzeecultuur als best bewaarde geheim van het ‘echte Holland’. De Schokkers omhelzen elkaar op bijeenkomsten, zingen samen liederen over vissers die thuiskomen, verstrooien as van overledenen op het drooggelegde eiland, en herkennen de Schokker in elkaar. Ook Anna blijft een echte Schokker. Ze is trots als de directeur van het Zuiderzee Museum haar huisje wil hebben voor de vaste expositie, totdat ze op de dag van de opening ontdekt dat ze er een wit betegeld modern toilet van hebben gemaakt – ‘ons huisje wordt in ieder geval goed bezocht’ zou ze later zeggen, als de woede is weggeëbt.

Eva Vriend heeft het allemaal invoelend en met lichte toets opgeschreven. Ze betoont zich een ware schatgraver van een ogenschijnlijk verdwenen eilandcultuur en weet een wereld te voorschijn te brengen die voorgoed verloren leek. Haar belangrijkste conclusie: integratie en heimwee naar eigen etniciteit kunnen heel goed samengaan.