Ik denk dus ik draag bij aan de wereld

Wat hebben we aan filosofie? Een simpele vraag nu de Maand van Filosofie weer is begonnen. Gaat het simpelweg om ‘wijsbegeerte’, oftewel het verlangen naar wijsheid? Is het een manier om op kritische wijze waarheden en waarden te onderzoeken? Of gaat het erom, wat met name de publieksfilosofie beoogt, filosofische ideeën toegankelijk te maken voor een breed publiek?

Stine Jensen, bijzonder hoogleraar publieksfilosofie, zei in haar aanvaardingsrede begin februari dat de taak van de publieksfilosoof moet zijn om bij te dragen aan debatten over de actualiteit. Ze wees er ook op dat het tegenwoordig lastig kiezen is wat de grote kwesties van deze tijd zijn: ‘Social media, polarisatie, populisme, klimaatverandering, woningnood, digitalisering, individualisering, technocratisering, oorlog, AI, onze naderende ondergang, het overstromen van ons land.’

Dat er veel aan de hand is, maakt het inderdaad moeilijk voor filosofen om deze ingewikkelde tijden te duiden. Maar dat daar veel pogingen toe worden ondernomen, met name in de publieksfilosofie, blijkt wel uit de vijf boeken die dit jaar zijn genomineerd voor de shortlist van de Socratesbeker. Deze prijs voor ‘het meest urgente, oorspronkelijke en prikkelende Nederlandstalige filosofieboek’ is in het leven geroepen om de lezer anders naar de wereld te laten kijken. Dat kan op verschillende manieren: in het klein, vanuit het individu beredeneerd, of met de insteek om grote maatschappelijke problemen aan te kaarten.

Opvallend dit jaar is dat inderdaad bijna alle boeken een poging ondernemen om de onrustige en polariserende wereld te duiden of zelfs te willen verbeteren. De ene denker is daarin radicaler dan de ander, maar opvallend is dat veel van deze boeken ook geplaatst kunnen worden binnen een bredere filosofische traditie. Dat kan de lezer inspireren om, los van deze boeken, ook nog eens een andere denker ter hand te nemen.

1
Doe zelf normaal

Hoe zit het met de verhouding van de mens tot technologie? In zijn utopische geschrift Nieuw-Atlantis (1626) beschreef de filosoof Francis Bacon al hoe een ideale samenleving, gebaseerd op religieuze tolerantie, wetenschap en technologie, eruit zou kunnen zien. Ook René Descartes had het in zijn Verhandeling over de Methode (1637) al over de wijze waarop de technologie de mens zou kunnen verlossen van honger, uitbuiting en fysieke kwalen. Vanuit die traditie is het interessant om nu Doe zelf normaal van rechtsfilosoof, ethicus, essayist Maxim Februari te lezen. In dit essay onderzoekt Februari de impact van ondermeer digitale technologie op de rechtsstaat en de democratie. Maar in plaats van technologische ontwikkelingen toe te juichen, toont Februari aan dat burgers door de overheid steeds meer worden behandeld als datasets waar, met behulp van statistische analyse, voorspellingen over gedragskeuzen aan onttrokken worden. De overgang van een overzichtelijke hiërarchische overheid naar een complexe informatiegebaseerde iOverheid leidt eerder tot problemen dan dat het voor oplossingen zorgt.

Verder lezen? Francis Bacon: Nieuw-Atlantis. Inleiding Thomas Heij. ISVW, 160 blz. €18,00

2
Limitarisme

Ook onderdeel van een langere filosofische traditie is Limitarisme. Pleidooi tegen extreme rijkdom. In dit prikkelende werk stelt Ingrid Robeyns, als hoogleraar Ethiek van Instituties verbonden aan de Universiteit Utrecht, dat de buitensporige welvaart van de allerrijksten moet worden ingedamd, niet alleen omdat extreme rijkdom moreel onaanvaardbaar is – de kloof tussen rijk en arm neemt alleen maar toe – het vormt ook nog een gevaar voor de democratie en de toekomst van de planeet. Want wanneer wordt rijkdom verkwistend? Wanneer oefent rijkdom te veel invloed uit op het politieke bestel? Met de term ‘limitarisme’ wil Robeyns aangeven dat er een harde grens moet zijn aan vermogen. Deze politieke vermogensgrens zou moeten liggen bij zo’n tien miljoen euro per persoon en in de fiscale systemen moeten worden vastgelegd. Een gedurfde stelling en één die raakt aan klassieke politiek-filosofische discussies – denk Thomas Hobbes, Rousseau, Isaiah Berlin, John Rawls – over de mate van inmenging die de staat mag hebben op het leven van de burger. Welke waarde is belangrijker? Vrijheid of gelijkheid? Hoe moeten deze tegen elkaar worden afgewogen?

Verder lezen? Isaiah Berlin: Twee opvattingen over vrijheid. Boom, 116 blz. €13,50

3
Trots

In zijn filosofie richtte de Griekse filosoof Aristoteles zich op de wereld zoals we die met onze zintuigen kunnen waarnemen. In de Ethica Nicomachea onderzoekt hij hoe de mens zich zou moeten gedragen om het geluk te bereiken. Zo beschouwt hij de deugd als het midden tussen twee kwaden of extremen. Moed houdt bijvoorbeeld het midden tussen lafheid en roekeloosheid.

Op een soortgelijke wijze ontrafelt filosofe en podcastmaker Martha Claeys, verbonden aan het Centrum voor Ethiek van de Universiteit Antwerpen, menselijk gedrag in haar boek Trots. In dit boek onderzoekt ze hoe emoties, en met name trots, van invloed kunnen zijn op ethische kwesties en beschrijft ze de verschillende houdingen die ten grondslag liggen aan trots – zelfwaardering, zelfrespect en zelfliefde.

Daarnaast kijkt ze ook naar de grotere maatschappelijke impact die deze emotie heeft, vooral met betrekking tot de meritocratie. Wanneer je ervan uitgaat dat je positie in de samenleving voor een groot deel te danken is aan je eigen prestaties, hoe verhoud je je dan tot toevallige factoren zoals gender, opleidingsniveau of huidskleur? Hoe beïnvloeden deze onze gevoelens van trots? En wanneer is trots een uitingsvorm van gevoelens van superioriteit? Het zijn interessante kwesties en ondanks de wat opsommerige schrijfstijl van Claeys zijn de vragen die ze opwerpt relevant en weet ze op een slimme manier het denken van Martha Nussbaum en John Rawls te koppelen aan maatschappelijke kwesties als gendervrijheid, MeToo-situaties en de Black Lives Matter-beweging.

Verder lezen? Martha Nussbaum: Woede en vergeving. Ambo Anthos, 400 blz. € 34,99

4
Nieuwe lichamelijkheid

Het lichaam als een opzichzelfstaand ding, los van het denkend ik, komt voor in het denken van de filosoof René Descartes. In zijn Meditaties (1641) maakt hij ondermeer een onderscheid tussen het denkend ding (res cogitans) en het lichaam (res extensa). Over dit dualisme in het denken en de analyse van de ‘medische blik’ bij Michel Foucault gaat ondermeer het boek van Jenny Slatman.

In Nieuwe lichamelijkheid richt ze zich op miskende of onderdrukte identiteit en pleit ze voor een meer inclusieve houding ten aanzien van gezondheid en ziekte. Aanleiding voor haar boek was een tekening van de Nigeriaanse medische illustrator Chidiebere Ibe van een zwarte foetus in de baarmoeder. Het maakte Slatman, hoogleraar Medical & Health Humanities aan Tilburg University, bewust van het feit dat ons beeld van lichamelijkheid wordt gevoed door een specifieke anatomie waarbij het witte lichaam de standaard is. Maar hoe zit het dan met zwarte lichamen, dikke lichamen, berolstoelde lichamen of lichamen in transitie? Als de witte norm nu en in de toekomst niet meer het uitgangspunt is, moet dit ook maatschappelijke consequenties hebben, aldus Slatman. Wie wil zorgen moet ook bijdragen aan een gedifferentieerde wereld: een plek waar variëteit wordt aangebracht in anatomische modellen, in de ontwerpen van apparaten en hulpmiddelen, in ruimtes die inclusief zijn en rekening houden met de veiligheid van degenen die deze willen betreden. Diversiteit moet niet enkel in voorschriften worden beleden, maar ook vorm krijgen in onze materiële wereld.

Verder lezen? René Descartes: Meditaties over de eerste filosofie. Boom, 304 blz. € 39,90

5
Schoonheid

Cultuur-en kunstfilosoof Stéphane Symons houdt zich minder met grote maatschappelijke misstanden bezig, maar richt zich vooral op de esthetica – de waarneming van het schone. In Schoonheid vraagt hij zich af waarom het ideaal van de schoonheid, met name in de musea en andere kunstkringen, onder vuur is komen te liggen. Zo moet kunst vaak wringen, confronteren of provoceren. In een poging terug te grijpen op het klassieke schoonheidsideaal duikt Symons ondermeer in het denken van Immanuel Kant. Schoonheid is, zoals Kant aangaf in zijn Kritiek van het oordeelsvermogen (1790), simpel gezegd iets dat je aan den lijve moet ondervinden. Bij het ervaren van schoonheid verdwijnt de drang tot analyse, het is een beschouwde ervaring waar zintuigen, gedachten en verbeelding samenkomen. Dat geeft de toeschouwer een gevoel van welbehagen. Het gevaar daarbij is dat schoonheid ficties creëert en ons een wereld voorschotelt die is losgeweekt van de ‘reële wereld’. Maar is dat altijd zo? In zijn boek laat Symons, aan de hand van voorbeelden, zien hoe schoonheid soms wel degelijk met de werkelijkheid kan worden verbonden en zo een politieke of sociale dimensie kan krijgen. Een directe oplossing voor een polariserende wereld is dat niet, maar kunst draagt bij aan hoop. En wat is er belangrijker dan dat?

Verder lezen? Immanuel Kant: Kritiek van het oordeelsvermogen. Boom, 480 blz. € 29,90