Ik kende een vrouw van 27 die altijd in haar zithangmat op haar balkon te vinden was. Als ik beneden aanbelde bij haar appartement, op drie hoog, liep ze op blote voeten naar de deur en liet me binnen. Terwijl ik de trappen beklom, liep ze terug. Als ik eenmaal binnen was, zat ze weer opgekruld in haar wiegende nest, een krukje met een asbak, een glas whiskey en een boek binnen handbereik, de Adidas-trainingsbroek losjes om de heupen, indolent, afwezig. Ze wilde niets weten van depressie, dat was niet haar probleem. Ze had alleen zo weinig zin om zichzelf over te leveren aan de vooruitgang.
Maar op een dag – ik had aangebeld, telde de traptreden onder mijn voeten, liep haar halletje in rechtstreeks naar haar balkon – bungelde de zithangmat leeg heen en weer. Ik keek naar beneden, de zompige tuin van de onderburen in, me schrap zettend voor het onheil, maar voelde toen een hand op mijn schouder. Ik draaide me om. En daar stond ze, in een spijkerbroek, een wit hemdje, een gouden kettinkje om haar nek, loafers, een pet. Haar huid glansde rozig, alsof ze de stilstand van zich had afgeschraapt.
Vanaf dat moment was ze in beweging, alsof het leven haar eindelijk toekwam. Het was haar makkelijk afgegaan, deze verandering, dat merkte je aan de simpele woorden die ze aan haar nieuwe zijn verbond. „Het was gewoon klaar met dat niksige”, zei ze dan bijvoorbeeld. „Ik moest er gewoon voor gaan.”
Inmiddels heeft ze een bedrijf, een relatie, een journal, kookt ze veel met dille en hebben de muren in haar huis de kleur van garnalen. Haar bestaan is coherent, vanaf nu hoeft ze waarschijnlijk nog maar een paar graden van koers te veranderen, zo af en toe. Ik weet niet of haar tweede leven beter is dan het eerste, maar het is in ieder geval geruststellender. Bovendien komen de meeste mensen, geloof ik, uiteindelijk het meest tot hun recht in een leven van matigheid. En dille.
Dat vermogen tot verandering wordt met de jaren steeds roestiger. De sporen in de hersenen van eind-dertigers zijn inmiddels zo ingelopen, dat het ingewikkeld is om plotsklaps de boel om te gooien. Dat is best een ontluisterende wetenschap. Grillen die je altijd als tijdelijk hebt beschouwd, blijken permanent bij je geliefden te horen. Iemand die al twintig jaar lang liegt dat hij ziek is op de dag van het feestje, zal dat waarschijnlijk blijven doen. Iemand die altijd boos is om het onrecht dat haar is aangedaan, klaart waarschijnlijk niet zomaar op, maar loopt eerder kans in totale bitterheid te verzanden.
‘Zelfacceptatie’ is een woord waar men na een bepaalde leeftijd duchtig mee strooit, vanaf het moment dat de gedachte aan transformatie je al uitput. Vanaf dan zeg je plompverloren dat je geen boeken meer wil voor je verjaardag, omdat je ze toch niet leest.
Ik sta, geloof ik, voor de laatste horde voor die ontluistering z’n intrede doet. Ik accepteer mezelf dan ook totaal niet op het moment. Milder worden, minder perfectionistisch, lachend door het leven gaan: het moet! Echt! En hoppa, ik ben er al mee bezig, ik ben al drie dagen niet boos geweest, op niemand, en geloof me, ik vóel me ook compleet nieuw! Zo werp ik duchtig sluiers op voor mezelf en anderen.
Maar, eerlijk gezegd: ik verlang ook steeds vaker naar een zithangmat.
schrijft elke week een column. Ze is de auteur van boeken, essays en toneelstukken.