Het debat over transgenders in de sport wacht niet op de wetenschap

Ze wordt gezien als het gezicht van sportende transgendervrouwen: zwemster Lia Thomas. In 2017 begon ze te zwemmen voor het mannenteam van de Universiteit van Pennsylvania. In 2020, een jaar na haar transitie, stapte ze over naar het vrouwenteam. Weer twee jaar later won ze goud op de 500 meter vrije slag bij een universiteitskampioenschap.

Hoe beter Thomas (25) presteerde, hoe groter de weerstand. Haar deelname als transvrouw aan vrouwentoernooien zou een uiting van woke-denken zijn. Meerdere Amerikaanse staten voerden de afgelopen jaren wetten in om transmeisjes te weren bij schoolsport voor meisjes. Tegelijkertijd werkt president Biden aan wetgeving die scholen alleen nog in uitzonderlijke gevallen toestaat transgenderpersonen uit te sluiten van sportteams.

„Ik had wel wat weerstand verwacht”, zei Thomas in een interview. „Maar zó erg? Nee. Het is ongezond voor mij om te lezen en er überhaupt mee bezig te zijn.”

In soortgelijke bewoordingen liet darter en transvrouw Noa-Lynn van Leuven zich eerder deze week uit, nadat twee collega’s bekend hadden gemaakt dat ze niet langer met haar voor Nederland wilden uitkomen. De ophef had haar „veel energie” gekost, zei Van Leuven tegen de NOS. Ze wilde verder niet op de kwestie ingaan.

Net als bij Thomas neemt het rumoer rond Van Leuven toe nu haar sportieve resultaten gaan opvallen. Ze won vorige week een toernooi in het Duitse Hildesheim in de gemengde categorie, waar in de praktijk vooral mannen aan meedoen. Een paar dagen later schreef ze de titel bij een vrouwentoernooi in het Engelse Wigan op haar naam.

Maar anders dan Thomas, die een advocaat inschakelde nadat de internationale zwembond in 2022 de regels voor transvrouwen aanscherpte – ze mogen alleen nog aan vrouwentoernooien meedoen als ze vóór hun twaalfde hun transitie hebben afgerond – heeft Van Leuven (voorlopig) niets te vrezen. De Nederlandse Darts Bond zei deze week in een verklaring dat Van Leuven aan alle eisen voldoet om speelgerechtigd te zijn in de vrouwencategorie.

Waar baseren internationale sportbonden hun regels precies op? En wat zegt de wetenschap over dit onderwerp?

Oneerlijk en disproportioneel

„Elk mens heeft het recht te sporten zonder gediscrimineerd te worden en op een manier waarbij hun gezondheid, veiligheid en waardigheid gewaarborgd wordt’, schrijft het Internationaal Olympisch Comité (IOC). Tegelijkertijd mag een sporter geen „oneerlijk en disproportioneel voordeel hebben boven de rest”.

Sportbonden moeten die twee uitgangspunten tegen elkaar afwegen. Dat blijkt niet eenvoudig. Want staat onomstotelijk vast dat transvrouwen en -meisjes in sport voordeel hebben ten opzichte van concurrenten die geen transitie hebben doorgemaakt? Of breder gesteld: staat vast dat mannen sportief beter presteren dan vrouwen? En zo ja: geldt dat alleen voor ‘fysieke’ sporten of ook voor een sport als darten, waar relatief weinig kracht bij komt kijken?

Hoewel er brede consensus is dat mannen en vrouwen verschillend presteren in sport – reden waarom sportbonden ooit mannen- en vrouwencategorieën hebben ontworpen – lopen de verklaringen voor die verschillen uiteen. Zo vond voormalig wereldkampioen darten Linda Duffy – nu universitair hoofddocent psychologie aan Middlesex university in Londen – geen bewijs dat mannelijke darters veel beter presteren dan vrouwelijke darters vanwege fysieke verschillen.

Voor haar onderzoek, gepubliceerd in het blad Research Quarterly for Exercise and Sport, keek ze onder meer naar verschillen in lengte en armbereik van veertig mannelijke en veertig vrouwelijke darters uit Engeland en Wales. Daarnaast werden prestaties en trainingsmethoden van groepen darters met elkaar vergeleken. Hoe kan het, vroeg Duffy zich af, dat vrouwen die op internationale toernooien uitkomen, tóch nog altijd minder goed presteren dan mannen die op clubniveau spelen?

Dat heeft een psychologische oorzaak, is de hypothese van Duffy. „Darten wordt door veel mensen als een mannensport gezien”, vertelt ze via de telefoon. „Net als snooker en rugby. Vrouwen die de sport beoefenen worden – nog steeds, zij het minder dan voorheen – als masculien gezien. Dat beïnvloedt hun zelfvertrouwen, motivatie en weerstand. Vrouwelijke darters zijn daardoor in het nadeel.”

Duffy kiest haar woorden zorgvuldig op de vraag of transvrouw Noa-Lynn van Leuven in het voordeel is als dartster. „Ik ken haar niet, dus praat liever over transvrouwen als groep. Transvrouwen hebben zich ooit als man ontwikkeld. Psychologisch heeft dat invloed gehad. Hoe weten we niet precies, maar zeker is dat mensen zich gedragen op basis van genderrollen. En dat kan doorwerken in een sport als darts, blijkt uit mijn onderzoek.”

Meerdere experts zeggen dat transvrouwen in fysieke sporten als atletiek en zwemmen in het voordeel zijn, zeker als ze een transitie hebben ondergaan na hun puberteit, en dus als jongen meer spiermassa konden ontwikkelen door een sterke toename van testosteron. Reden waarom de wereldatletiekbond – net als de internationale zwembond eerder – transvrouwen die na hun puberteit een transitie ondergingen, sinds vorig jaar weert bij toernooien voor vrouwen. Eerder mochten transvrouwen in deze sporten wel meedoen bij vrouwentoernooien als ze hun testosteron verlaagden.

„Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat de spiermassa bij een typische transvrouw die de puberteit heeft doorgemaakt, gedurende minstens één tot drie jaar hoger blijft dan de spiermassa van een typische cis-vrouw”, zei endocrinoloog Bradley Anawalt van de University of Washington School of Medicine vorig jaar in een universiteitsblad. „We hebben geen onderzoeken met grote aantallen transgenderpersonen, en we hebben geen onderzoeken die langer duren dan één tot drie jaar. [..] Maar sommige veranderingen die door de puberteit worden veroorzaakt, zoals lengte en handgrootte, kunnen niet worden teruggedraaid door testosteron te onderdrukken. Die zouden een permanent concurrentievoordeel kunnen opleveren in sporten waar lengte of handgrootte het verschil maken, zoals basketbal en volleybal.”

Maar hoe het precies zit, blijft onduidelijk. Sportbonden verwijzen naar uiteenlopende wetenschappelijke resultaten om hun beleidslijn kracht bij te zetten. En dat levert weer veel maatschappelijke discussies op. Niet alleen sporters bemoeien zich ermee, maar ook politici en mensenrechtenactivisten. Sportende transvrouwen zijn een speelbal geworden in een veel breder, politiek-maatschappelijk debat. En dat terwijl het in sportland VS om hooguit honderd sporters in competities op universiteiten gaat, zei een expert vorig jaar in Newsweek.

De wetenschap staat nog in de kinderschoenen als het om gender en sport gaat, maar het debat erover dendert door. En dat raakt niet alleen fysieke sporten. In augustus bepaalde de internationale schaakbond Fide dat vrouwencompetities niet zonder meer toegankelijk zijn voor transgender vrouwen. Zij moeten ‘voldoende bewijs’ leveren dat ze een geslachtsverandering hebben doorgemaakt. Dat bewijs – een identiteitsdocument bijvoorbeeld – moet bovendien overeenkomen ‘met hun nationale wetten en regelgeving’.

Hoe gevoelig de discussie ligt bleek deze week ook uit berichtgeving van de BBC. De Britse omroep had meer dan honderd Britse topsportvrouwen gesproken, die zeiden dat ze zich niet op hun gemak zouden voelen als transgendervrouwen in de vrouwencategorie van hun sport zouden uitkomen. Velen durven hun standpunt niet publiekelijk te delen, omdat ze bang zijn van discriminatie te worden beticht.

„Je carrière is voorbij”, zei de een. „Je krijgt veel over je heen”, zei een ander. Waarop sportminister Stuart Andrew reageerde met de multi-interpretabele woorden: „Als het om de deelname van transgenderatleten aan competitiesport gaat, ben ik ervan overtuigd dat eerlijkheid de voornaamste overweging moet zijn.”