Welke maatregelen kunnen worden getroffen als Nederlandse parlementariërs zich hebben laten omkopen door Rusland? Vanuit Tsjechië kwamen daar vorige week berichten over. De Tweede Kamer debatteert dinsdag over deze kwestie, op verzoek van PVV-leider Geert Wilders. In een poging om achter namen van Nederlanders te komen, heeft het demissionaire kabinet „afgelopen weekend contact” gehad met de Tsjechische autoriteiten. Die hebben vooralsnog geen namen van „Nederlandse personen of Nederlandse organisaties” gedeeld, zo schrijven demissionair ministers Hugo de Jonge (Binnenlandse Zaken, CDA) en Kajsa Ollongren (Defensie, D66) in een brief die maandagavond naar de Tweede Kamer is verstuurd. Zolang er geen namen en concrete verdenkingen bekend worden gemaakt, belooft het een lastig debat te worden.
Staatsrechtgeleerden spreken van mogelijke ambtsmisdrijven. Volt-leider Laurens Dassen heeft vorige week aangekondigd alvast een parlementaire klachtprocedure voor te bereiden. Dit betekent dat de Tweede Kamer zelf onderzoek zou moeten doen naar de aantijgingen, en vervolgens de Hoge Raad vraagt om eventuele verdachten te vervolgen.
Dit zou een unicum zijn: via deze procedure is nooit eerder een bewindspersoon of Kamerlid vervolgd.
Russische operatie
Vorige week maakte de Tsjechische inlichtingendienst een Russische beïnvloedingsoperatie bekend. Politici uit verschillende Europese landen zouden contant geld hebben ontvangen, om in aanloop naar de Europese verkiezingen Russische propaganda over Oekraïne in het Europees Parlement te spuien. Dit zou ook in nationale parlementen zijn gebeurd. De betalingen zouden via de Tsjechische website Voice of Europe zijn gedaan.
Onder deze politici zouden Nederlanders zijn, van wie de namen niet door Tsjechië zijn gedeeld met de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD).
Lees ook
Omstreden pro-Russische website Voice of Europe was ook podium voor FVD-prominenten
Volt-leider Dassen sprak eerder van „heel serieuze aantijgingen”, en vroeg „openheid van zaken”. Nu het kabinet geen namen bekend heeft kunnen maken, wil hij dat de Tweede Kamer bespreekt „wat de mogelijkheden zijn om wel aan inlichtingen te komen”.
NSC-leider Pieter Omtzigt vroeg zondag in tv-programma Buitenhof om het „declassificeren” van geheime informatie omtrent de beïnvloedingsoperatie. „De regering weet iets en moet dat kenbaar maken, zodat het [Nederlandse] parlement en het Europees parlement weten hoe te handelen”, aldus Omtzigt.
Zelfs als de Tsjechische autoriteiten namen van Nederlanders met de inlichtingendiensten delen, is de kans klein dat het kabinet deze dan prijsgeeft, denken hoogleraren staatsrecht Hansko Broeksteeg van de Radboud Universiteit en Wim Voermans van de Universiteit Leiden. Beide hoogleraren vermoeden dat het kabinet dan zal zeggen dat het om staatsgeheime informatie gaat. „De Kamer kan dan nog een keer om informatie vragen, maar blijft met lege handen achter als de regering bij het standpunt blijft dat bekendmaking niet in het belang van de staat is”, zegt Broeksteeg.
Lees ook
Tsjechische geheime dienst: Europese politici, onder wie Nederlandse, omgekocht met Russisch geld
Commissie-stiekem
Informatie die inlichtingendiensten hebben, wordt volgens Voermans „nooit rechtstreeks prijsgegeven”. Het idee daarachter is dat de AIVD zich „anders te veel in de kaart laat kijken”. Wel kan de Kamer geïnformeerd worden via de zogeheten commissie-stiekem waarin fractievoorzitters vertrouwelijk worden bijgepraat over onderzoek van de inlichtingendiensten. Maar met wat ze dáár horen, mogen Kamerleden niets doen. „Dat zou een misdrijf zijn”, aldus Voermans.
Sinds de bekendmaking van de Russische beïnvloedingsoperatie gaan geruchten over politici van Forum voor Democratie (FVD). Europarlementariër Marcel de Graaff verkondigde eerder dit jaar in het Europarlement een Russische samenzweringstheorie over Oekraïense deelname aan westerse „pedonetwerken”. Partijleider Thierry Baudet toont zich al langer bewonderaar van de Russische president Vladimir Poetin, en heeft zich regelmatig door Voice of Europe laten interviewen.
Verder is FVD de afgelopen jaren meermaals onder vuur komen te liggen, vanwege de weigering van Kamerleden om neveninkomsten op te geven. Eind vorig jaar werd de gehele FVD-fractie bestraft met een week schorsing. Wel mochten Thierry Baudet, Freek Jansen en Gideon van Meijeren aanwezig zijn bij stemmingen.
Catch-22
Uit de beperkte beschikbare informatie over de Russische operatie komt naar voren dat er mogelijk sprake is van het ambtsmisdrijf omkoping, waarop in Nederland voor ambtsdragers zoals Kamerleden een maximale gevangenisstraf van acht jaar staat. Het Openbaar Ministerie is niet bevoegd om strafrechtelijke vervolging te beginnen tegen parlementariërs die worden verdacht van een ambtsmisdrijf. Artikel 119 van de Grondwet regelt dat in zo’n geval alleen de regering of de Tweede Kamer een klachtprocedure bij de Hoge Raad kunnen starten.
Om deze te beginnen, moet idealiter „bekend zijn om wie het gaat”, zegt hoogleraar Broeksteeg. Zijn collega Voermans spreekt van een „catch-22: de regering die de informatie heeft, kan ze niet delen, en de Tweede Kamer kan iets doen, maar heeft de informatie niet.”
Als de Tsjechische autoriteiten later wel namen van Nederlandse personen en organisaties delen, schrijven De Jonge en Ollongren, dan kan de AIVD het OM op de hoogte brengen. Maar als er namen van Nederlandse politici bekend worden, rest de dienst slechts twee opties: een partijvoorzitter op de hoogte brengen of een „waarschuwingsgesprek” voeren met desbetreffende personen. In het uiterste geval kan de inlichtingendienst besluiten om informatie toch in de openbaarheid te brengen, bijvoorbeeld voor „bewustwording in de samenleving” of als afschrikmiddel „jegens landen die zich schuldig maken” aan omkoping en ondermijning.
Parlementaire vervolging zou hoe dan ook een „draconische maatregel” zijn, volgens Voermans. Binnen de klachtprocedure hebben verdachte politici namelijk „veel minder rechten dan in het gewone strafrecht”. Politie en het OM mogen in een gewone strafprocedure alleen handelen „als er een concrete verdenking is”. Bij de parlementaire procedure volstaat „een vermoeden”. Als een partij bijvoorbeeld neveninkomsten niet opgeeft zou dat volgens Voermans kunnen gelden „als een vermoeden dat zo’n partij onoorbare financiële banden met Rusland heeft”.
Parlementaire aanklacht
Als tenminste vijf Kamerleden denken dat er een delict is gepleegd, mag een parlementaire aanklacht worden ingediend. De „enige bescherming” die een verdachte dan heeft, is dat een Kamermeerderheid vervolgens moet beslissen of een onderzoekscommissie ingesteld wordt, aldus Voermans.
Zo’n commissie heeft volgens de hoogleraar „heel veel bevoegdheden”, vergelijkbaar met een parlementaire enquêtecommissie: de commissie kan bijvoorbeeld huiszoekingen laten doen en bankgegevens opvragen. Een verdachte kan zich alleen verdedigen in een verhoor. „Tegenbewijs leveren mag niet”, aldus Voermans. Hij verwacht dan ook dat de Tweede Kamer alleen al daarom „niet lichtvaardig” in de parlementaire klachtprocedure zal stappen.
In 1880 werd deze bijzondere klachtprocedure voor het laatst aangewend om een medeverdachte van een gevluchte senator te vervolgen voor valsheid in geschrifte. Meer recent probeerde Geert Wilders in 2009 een klachtprocedure te starten tegen toenmalig minister Eberhard van der Laan (Wonen, PvdA), omdat hij geen inlichtingen wilde geven over „de kosten van allochtonen voor de samenleving”. Het verzoek werd destijds in stemming gebracht en kansloos verworpen.