De gemeente Amsterdam en vervoersbedrijf GVB gaan het geld dat tijdens de Tweede Wereldoorlog is verdiend aan Jodentransporten teruggeven aan de Joodse gemeenschap, schrijven ze vrijdag in een gezamenlijke verklaring. Het college stelt binnenkort 100.000 euro beschikbaar en heeft de organisatie Centraal Joods Overleg (CJO) gevraagd een voorstel te doen voor de besteding daarvan.
Daarnaast worden bij de tramhaltes aan de Plantage Middenlaan, Beethovenstraat en het Victorieplein gedenktekens geplaatst met informatie over de deportatie van Joden. Ook gaat het GVB in haar reisinformatie-app extra uitleg geven over „de verschrikkelijke gebeurtenissen” bij deze haltes.
Lees ook
Amsterdamse tramvervoerder verdiende aan deportatie van Joden, blijkt uit 23 opgedoken facturen
In totaal werden er tijdens de Tweede Wereldoorlog zo’n 63.000 van de 77.000 Joodse Amsterdammers gedeporteerd, van wie er naar schatting zo’n 48.000 per tram naar een treinstation werden vervoerd. Onder hen ook Anne Frank en haar familie.
‘Afschuwelijk en wreed’
Het GVB verdiende in totaal zeker 9.000 gulden aan de Jodentransporten, bleek uit het onlangs verschenen boek Verdwenen Stad van filmmaker Willy Lindwer en auteur Guus Luijters. Omgerekend naar de huidige tijd is dat zo’n 61.000 euro, maar het college heeft dat bedrag naar boven afgerond.
„Het is afschuwelijk en wreed dat het Gemeentevervoerbedrijf facturen heeft gestuurd voor het uitvoeren van de ritten om Joodse Amsterdammers naar het Centraal Station en het Muiderpoortstation te vervoeren”, schrijven de gemeente en het GVB in hun verklaring.
De burgemeester heeft het CJO nadrukkelijk laten weten dat het bedrag van 100.000 euro niet bedoeld is als schadevergoeding, maar alleen het teruggeven van geld dat de gemeente nooit had mogen ontvangen.
Na het verschijnen van een breder onderzoek van het NIOD dat aan het eind van dit jaar zal verschijnen zal het college „zich beraden op de financiële gevolgen van het totaal aan bevindingen”.