Ook de schatkist is verslaafd aan fossiele brandstoffen

Column Een schoon wagenpark? De politiek moet nu wel gaan kiezen, vindt Marike Stellinga .


Illustratie Simon Ruis

Ze „vermoorden” de Amerikaanse auto-industrie en plegen „een moordaanslag” op Amerikaanse banen – presidentskandidaat Donald Trump steekt onversneden tirades af tegen elektrische auto’s. Stekkerauto’s zijn deel geworden van de cultuuroorlog tussen Republikeinen en Democraten. Bijna driekwart van de Republikeinen zegt geen elektrische auto te willen. Terwijl ‘slechts’ een zesde van de Democraten anti-stekkerauto is.

Zo gepolariseerd is autorijden in Nederland gelukkig niet. Al roepen elektrische autorijders niet veel sympathie op bij de rechtse en radicaalrechtse partijen die onderhandelen over een kabinet. Hier verhindert een heel ander politiek obstakel de overgang naar elektrisch rijden: de schatkist. De overheid belast fossiele brandstoffen in allerlei sectoren erg licht, afgezet tegen de klimaatschade die ze veroorzaken (industrie, luchtvaart, landbouw). Maar in één sector wordt zoveel belasting binnengehaald op fossiele brandstoffen, dat het de schatkist serieus pijn doet als we minder verbranden: de auto.

De fossiele autorijder levert de schatkist zo’n 16 miljard euro op. Pakweg de helft daarvan betalen autorijders aan de pomp. Zodra veel meer Nederlanders elektrisch gaan rijden, vallen die inkomsten weg. Dat is op te lossen door te bezuinigen of elders belasting te verhogen, bijvoorbeeld door fossiel rijden zwaarder te belasten of door rekeningrijden voor iedereen (langzaam) in te voeren.

Maar daar houden rechtse partijen ook niet van. Sterker nog, rekeningrijden is voor rechts het politieke equivalent van een groene afvalbak vol maden: je rent er het liefst zo snel mogelijk van weg. Hoewel de VVD inmiddels zegt dat rekeningrijden onvermijdelijk is, moeten de andere drie formerende partijen er niks van hebben.

Deze fossiele schatkistverslaving resulteerde al voordat het kabinet viel in een politieke impasse, en daarna in een doodeerlijke Kamerbrief van demissionair staatssecretaris Vivianne Heijen (CDA). Het kabinet had graag maatregelen genomen om rijden verder te vergroenen, schreef Heijnen, maar elke autorijder die overstapt naar elektrisch, kost de schatkist inkomsten. En die rekening loopt snel op. Ambtenaren schatten dat het in 2030 om een gat van miljarden euro’s gaat.

Daarmee worden de klimaatdoelen voor het wegverkeer níét gehaald. Want nu wordt het bezit van een elektrische auto vanaf 2026 zwaarder belast dan dat van een fossiele auto. Terwijl er juist belastingvoordelen nodig zijn om mensen over de streep te trekken. Stekkerauto’s zijn immers nog steeds duurder. En van de 9 miljoen auto’s in Nederland zijn er nog maar 450.000 elektrisch.

Het opmerkelijke is: de autobranche wil al jaren sneller gaan dan de politiek. Al in 2018 waren alle 23 partijen die namens de mobiliteitssector onderhandelden over het klimaatakkoord, vóór rekeningrijden. Bovag, ANWB, vakbonden, bedrijven. Maar van het kabinet Rutte III (VVD, CDA, D66, CU) mocht er niet over gesproken worden.

Bij de autobelastingen willen kabinetten van twee walletjes eten

Nou kan je denken: leuk dat de vervoersbranche voor rekeningrijden is, maar de hardwerkende burger moet dat betalen. Maar die betaalt júíst als een nieuw kabinet de transitie níét doorzet, zegt voormalig Tweede Kamerlid Pieter Litjens (VVD). Hij houdt namens de mobiliteitssector het klimaatbeleid in de gaten. In 2035 moeten alle nieuwe auto’s in de Europese Unie sowieso uitstootvrij zijn. „Als we nu treuzelen, lopen mensen die niet overstappen over tien jaar tegen hoge kosten aan.” Fossiele brandstoffen worden duurder door Europees klimaatbeleid, zegt Litjens. „Die achterblijvers gaan in de problemen komen, want dat zijn vooral mensen met een kleine beurs die nu geen elektrische auto kunnen kopen.”

Voor het dichten van het fossiele schatkistgat valt te kiezen uit allerlei politieke smaken. Elektrische auto’s hoeven niet eeuwig laag belast te blijven. Rekeningrijden is een manier om het gebruik van stekkerauto’s te belasten. Net als accijnzen nu fossiel rijden belasten. Je kunt ook betogen dat een schoon wagenpark uiteindelijk minder hoeft te worden belast, omdat het minder schadelijke neveneffecten heeft.

Maar dan moet de politiek wel wat kiezen. En daar loopt het telkens stuk. „Nu houdt de boekhouding van de overheid de verandering tegen, terwijl iedereen in de mobiliteitssector denkt: zet nou eens door”, zegt voormalig senator Kees Vendrik (GroenLinks), voorzitter van het Nationaal Klimaatplatform dat „de dialoog moet aanjagen over het klimaatbeleid”. Hij ziet tal van perverse effecten als een nieuw kabinet elektrisch rijden niet aantrekkelijker maakt. „Er komt nu geen tweedehandsmarkt op gang voor elektrische auto’s. Dat maakt elektrisch rijden minder bereikbaar voor mensen met een smalle beurs.” En de elektrificatie van het energiesysteem wordt moeilijker. „In een slim energiesysteem sla je overtollige stroom op in de accu’s van stekkerauto’s.”

Bij de autobelastingen willen kabinetten van twee walletjes eten. Ze willen én minder CO2-uitstoot én evenveel belasting binnenhalen. Dat kan niet samengaan als autorijden óók betaalbaar moet blijven. Bij autobelastingen staat dit trilemma de komende jaren op scherp, schreven ambtenaren van financiën onlangs. Ergens moet het vandaan komen: óf autorijden wordt duurder, óf de belastinginkomsten dalen, óf de uitstoot blijft hoog.

Het heeft wel wat weg van de belasting op sigaretten. De overheid streeft naar een rookvrije toekomst. Maar als dat lukt, doet de misgelopen belasting de overheid pijn. Dat is nou eenmaal het vervelende aan gedragsbelastingen: als politieke dromen uitkomen, eindigt de overheid armer dan ze begon.