Een bus met Palestijnse kinderen en docenten vertrekt voor een schoolreisje naar een speeltuin aan de weg tussen Ramallah en Jeruzalem. Het is noodweer. Onderweg slipt de bus door het water op het wegdek, knalt tegen een vrachtwagen aan, kantelt en vliegt in de brand. Sommige kinderen worden gered, anderen raken zwaargewond, of worden door de vlammen gedood.
Het duurt lang voordat de eerste Palestijnse ambulances arriveren, de brandweer en Israëlische hulpdiensten komen nog later. In de uren daarna proberen de ouders, zowel uit Oost-Jeruzalem als de Westelijke Jordaanoever, uit alle macht te weten te komen of hun kind nog leeft.
De hulpverlening wordt bemoeilijkt door de plaats van het ongeluk, op de drukke Jaba-weg, de ‘weg des doods’ in de volksmond. Deze loopt over de door Israël bezette Westelijke Jordaanoever richting bezet Oost-Jeruzalem, een stadsdeel dat Israël claimt te hebben geannexeerd. De Jaba-weg wordt door Palestijnen gebruikt, maar door Israël gecontroleerd. De gewonden en doden worden naar verschillende ziekenhuizen en mortuaria in de omgeving gebracht.
Het ongeluk en de zoektocht van de ouders vormt het uitgangspunt van een journalistieke vertelling in A day in the life of Abed Salama, een boek over het dagelijks leven onder de Israëlische bezetting. Een van de vermiste kinderen is de vijfjarige Milad. Zijn vader Abed had er nog bijna voor gezorgd dat hij niet meekon op het uitje. De dag tevoren was hij in Jericho, een stad in het oosten van de Westelijke Jordaanoever, voor zaken. De terugweg naar zijn woonplaats Anata voerde langs nederzettingen en een militaire basis, deels gebouwd op land van zijn familie. Hij is maar net op tijd om te betalen voor het schoolreisje – een geluk dat later een ongeluk bleek.
Palestijnse ouders uit de bezette Westelijke Jordaanoever met groene identiteitskaarten, waaronder Abed, mogenJeruzalem niet in. Dat kunnen alleen ouders uit Oost-Jeruzalem die een blauwe identiteitskaart bezitten, waarmee ze het Israëlische Hadassah-ziekenhuis kunnen bereiken, waar een deel van de gewonde en dode kinderen naartoe is gebracht. Ook krijgen zij later, in tegenstelling tot de ouders met groene identiteitskaarten, financiële compensatie van de Israëlische regering. Voor Abed volgt een lange zoektocht naar Milad, met bezoeken aan een ziekenhuis in Ramallah, Israëlische militaire kampen op de Westoever, en dna-testen – sommige kinderen zijn onherkenbaar verbrand.
Is het voorval met de bus in de winter van 2012 een ongeluk, een tragedie? Een incident, verdoemd tot de kantlijn van het nieuws?
Nathan Thrall, die als onderzoeker werkte voor de International Crisis Group en al jaren in Jeruzalem woont, voerde gedurende drie jaar gesprekken met Abed Salama en de andere Palestijnse en Israëlische betrokkenen bij het ongeluk, onder wie de ouders, ambulancemedewerkers en kolonisten. In het A day in the life of Abed Salama verweeft hij op ingenieuze wijze hun perspectieven en levensverhalen. Het resultaat is een zeer gelaagde vertelling van de gebeurtenis en Abed Salama’s zoektocht naar Milad.
Omringd door de muur
In Abeds jeugd is zijn woonplaats Anata nog omgeven door open graanvelden en olijfbomen. Het zijn de jaren van de Eerste Intifada, de grootschalige Palestijnse opstand vanaf 1987 tegen de Israëlische bezetting. Israël sluit alle Palestijnse universiteiten. Abed raakt betrokken bij het Democratisch Front voor de Bevrijding van Palestina en wordt gearresteerd en in de gevangenis gezet.
Hij is verraden door een lid van de Palestijnse Fatah-beweging, die geld heeft ontvangen van de Israëlische autoriteiten voor het doorgeven van zijn naam. Palestijnse bewegingen concurreren met elkaar, en door de Israëlische verdeel- en heerspolitiek werken sommige Palestijnen in dienst van de bezetter. Na zijn vrijlating vindt Abed werk in een Israëlische nederzetting en later bij het Israëlische telecombedrijf Bezeq.
Als de bus verongelukt, in 2012, is het al jaren na de Tweede Intifada. Israël heeft dwars door de bezette Westelijke Jordaanoever een muur gebouwd. Anata is grotendeels afgesloten van Jeruzalem want het is omringd door de muur en – aan beide kanten daarvan – illegale nederzettingen.
De emphatische en meeslepende vertelling van Abed’s leven is verbonden met de beklemmende infrastructuur rond Jeruzalem die feitelijk en scherp wordt neergezet. Thrall brengt gelaagdheid aan in het leven van de betrokkenen en hun rol in de nasleep van het ongeluk. De ongelijke verhoudingen onder de bezetting zijn glashelder, maar de personages worden nooit eendimensionaal omdat hij van ieder van hen het levensverhaal vertelt. Zoals van Dany Tirza, de ‘architect’ van de afscheidingsmuur, of de Israëlische kolonel Saar Tsur. De laatste raakt bevriend met Ibrahim Salama, de neef van Abed en vertegenwoordiger van de gehate maar gevreesde Palestijnse Autoriteit. Tsur opent op Salama’s verzoek wegen op de Westelijke Jordaanoever die zijn afgesloten door het Israëlische leger voor prominente Palestijnen.
Een van de laatste personen die de plaats van het ongeval bereikt is Dubi Weissenstern, een anti-zionistische medewerker van ZAKA, een organisatie gerund door ultraorthodoxe joden die uit respect voor de doden lijken ophalen voor begrafenissen, of stoffelijke overschotten verzamelen bij rampen en aanslagen.
Medewerkers van ZAKA zijn, samen met de Israëlische politie met wie ze nauw samenwerken, vaak de enigen die bewijslast zien op de plaats van een ongeval of aanslag. In tegenstelling tot zijn baas vindt Weissenstern het te moeilijk om families van de doden te informeren, laat staan de families van de verongelukte Palestijnse kinderen; het hadden zijn kinderen kunnen zijn.
En er is de kolonist Livnat Wieder van de oncologieafdeling in het Israëlische Hadassah-ziekenhuis, die wordt ingezet voor de opvang van de Palestijnse ouders. Ze wordt daarbij geholpen door de arts Huda Ibrahim, een ‘1948-Palestijnse’ ofwel een Palestijnse inwoner van Israël, die door Wieder wordt bewonderd om haar empathische vermogen. Palestijnse artsen in het ziekenhuis hebben veel last van racisme, en tegelijkertijd worden zij bekritiseerd vanuit de Palestijnse Autoriteit om hun werk in een zionistische instelling.
De geografie, infrastructuur en bureaucratie van de Israëlische bezetting laat zich moeilijk omschrijven in woorden, laat staan in een kort journalistiek artikel. Door middel van literaire non-fictie – het boek leest als een roman – slaagt Thrall er in om vol empathie, kennis van zaken en oog voor detail de weerslag van de bezetting op het dagelijks leven van mensen te vatten, en op geboorte, liefde en dood.
Abeds geheime jeugdliefde Ghazl woonde in Dahiyat al-Salam, een wijk in Anata die is geannexeerd door Israël, ingelijfd bij Jeruzalem en sindsdien verwaarloosd. In plaats van met Ghazl te trouwen, wat door een familievete onmogelijk wordt gemaakt, treedt hij in een ongelukkig huwelijk met Asmahan. Later laat hij zich van haar scheiden om zich, deels uit opportunisme, te verloven met een vrouw uit Kafr Kanna, vlakbij Nazareth. Omdat ze een ‘1948-Palestijnse’ is hoopt hij via haar ook meer bewegingsvrijheid en volledige toegang tot Jeruzalem te krijgen.
Uiteindelijk trouwt hij met een andere vrouw, Haifa, en mist later de geboorte van zijn eerste zoon, Adam. Zijn vrouw wordt bij een checkpoint tussen Anata en Jeruzalem geweigerd, hoewel de grenspolitie ziet dat zij aan het bevallen is. Bij een tweede checkpoint mag ze door, maar Abed is zijn identiteitskaart vergeten en moet dus eerst terug naar huis. Als hij eindelijk in het ziekenhuis arriveert, is zijn zoon al geboren.
Het persoonlijke is politiek
Thrall laat zien hoe individuele keuzes en de structuur van de bezetting elkaar constant doorkruisen; het persoonlijke is onlosmakelijk met het politieke verbonden. Na het ongeluk zien de ouders van de kinderen vooral hun eigen schuld. ‘Had ik mijn kind maar niet op het schoolreisje moeten sturen in dit noodweer’, is een gedachte die zich aan veel van hen opdringt. Abed vraagt zich af of het ongeluk een straf is voor zijn scheiding van Asmahan.
In Israëlische media wordt het feit dat ambulances de plaats van het ongeluk niet bereiken gewijd aan het feit dat dit op ‘Palestijns territorium ligt’.
Maar de weg ligt in zone C, toestemmingssysteem voor Palestijnen. Aan de hand van één incident weet Thrall een zeer complexe, maar inzichtelijke schets te geven van het leven onder bezetting in Oost-Jeruzalem en op de Westelijke Jordaanoever.