Wie buitensporig veel rijst eet loopt een risico op arseenvergiftiging

‘Goeie Mie’ werd ze wel genoemd. Maria Catharina Swanenburg, die eind negentiende eeuw zieken verzorgde in de arme wijken van Leiden. Veel van hen stierven, maar aanvankelijk had niemand argwaan. Zo kon Mie jarenlang in het geniep begrafenisverzekeringen afsluiten voor haar slachtoffers en na hun overlijden het geld incasseren. Tot er, eind 1883, in één gezin drie mensen tegelijkertijd overleden en een alerte lijkschouwer aan de bel trok. De drie waren vergiftigd, net als tientallen anderen. Het gif? Een poeder dat Mie in grote hoeveelheden kocht bij de plaatselijke drogisterij ‘om wandluis te bestrijden’: arsenicum.

De ‘koning der gifstoffen’ wordt arsenicum – kortweg: arseen – genoemd. Volgens sommige historici werd de geur- en smaakloze (en destijds nog naamloze) stof al in het Romeinse Rijk gebruikt om vijanden uit de weg te ruimen. Rond 1250 werd het in pure vorm gedestilleerd door een Duitse alchemist en filosoof en door de eeuwen heen roerden moordenaars het met graagte door het voedsel van argeloze slachtoffers. Acute arseenvergiftiging begint met braken en diarree en kan binnen een uur tot de dood leiden.

Arsenicum is een metalloïde, die qua eigenschappen tussen de metalen en niet-metalen invalt, maar niettemin tot de zware metalen wordt gerekend. De stof komt voor in de aardkorst in diverse anorganische (niet aan koolstof gebonden) verbindingen en komt zo soms via het grondwater in voedsel terecht. In rijst – en dan vooral in zilvervliesrijst – zit tot wel tien keer zoveel arsenicum als in andere granen. Ook in vis en schelpdieren komt arseen voor, in een organische, veel minder giftige vorm. Een geruststelling voor rijstliefhebbers: in een gevarieerd dieet blijft de arseeninname ver onder de riskante waarden. Wel adviseert het Voedingscentrum om kinderen vanwege hun geringe lichaamsgewicht niet iedere dag rijstproducten te geven. Als er buitensporig veel rijst wordt gegeten, kan er namelijk chronische arseenvergiftiging ontstaan. Daarbij treden onder andere hyperkeratose en hyperpigmentatie op: delen van de huid verharden en verkleuren, en dat kan leiden tot huidkanker.

Schoonheidsproduct

Arsenicum is door de eeuwen heen ook gebruikt door mensen die hun medemens níét naar het leven stonden: zo duikt het als galliumarsenide op in leds en zonnecellen. In het verleden zat anorganisch arseen in bepaalde pesticiden en de verbinding arseentrioxide kreeg de bijnaam ‘rattenkruit’ omdat het tegen knaagdieren werd ingezet. En in de negentiende eeuw gebruikten vrouwen het als schoonheidsproduct: arseenlotions en -pillen moesten zorgen voor de zo gewilde bleke, halfdoorschijnende gelaatskleur. De modegril bleek van korte duur.

Een andere rage vormde arseenhoudende verf of behang, op basis van het door de Zweedse apotheker Carl Wilhelm Scheele ontdekte koperwaterstofarseniet. Dit Scheelesgroen werd een populair pigment (sommige banketbakkers kleurden er gebak mee, maar ook die trend stopte snel).

Ook Napoleon had groen behang, en volgens sommigen leidde dat tot zijn dood: zijn haar bevatte hoge concentraties arsenicum. Er wordt zelfs gespeculeerd dat hij expres met het element vergiftigd is. Maar andere historici werpen tegen dat vrijwel iederéén in die tijd hoge doses arseen in het haar had, en dat zijn dood natuurlijk was.


Lees ook
Napoleons dood: kanker of moord?

Napoleon op zijn sterfbed op het eiland Sint Helena. Lithografie naar een werk van Charles von Steuben.