Grote boeken, wie wil er niet mee gezien worden? Of over meepraten? Boeken die een verrassende, originele, meeslepende ‘nieuwe visie’ presenteren op de wereldgeschiedenis vanaf het jaar nul, of op de post-industriële samenleving, op het kapitaal, op de prehistorie of – uiteraard – op de mens? Op elke luchthaven liggen ze hoog opgetast.
Complicatie is wel dat zulke intellectuele blockbusters, of het nu Capital is van Thomas Piketty (816 pagina’s) of Rutger Bregmans De meeste mensen deugen (528), niet alleen groot zijn in hun ambitie, maar meestal ook qua omvang – zo dik! Voor minder dan honderden pagina’s komt geen Groot idee in omloop.
Dat hoort natuurlijk bij het genre – een koffietafel met een Mikro Gids maakt weinig indruk op praatgrage gasten – maar de omvang kan ook hinderen waar het bij een boek uiteindelijk om gaat: dat het wordt gelezen.
Uitgeverij Atlas Contact haakt op dat knagende onbehagen in met een reeks ultrakorte samenvattingen van Grote Boeken. Nuttige remedie voor wie het meesterwerk klaar heeft liggen maar eerst – of achteraf – op het toilet even snel wil lezen waar het eigenlijk over gaat, of wat erover te zeggen valt. Dat zou ook kunnen door boeken minder dik te maken of bij het Grote Boek een uittreksel mee te leveren, maar je hebt dan toch liever twee keer kassa: eerst met de Bijbel, dan met de catechismus.
Na onder meer De kleine Piketty en De kleine Piketty2 is nu bij Atlas Contact De kleine Graeber en Wengrow verschenen, opnieuw geschreven door journalist Wouter van Bergen. Een samenvatting in – nog altijd – 95 pagina’s van de wereldwijde bestseller The Dawn of Everything (Het begin van alles) van antropoloog annex anarchist David Graeber en archeoloog David Wengrow.
Ook voor lezers zonder koffietafel is deze heldere samenvatting in een handomdraai nuttig, want de twee Davids wandelen met zevenmijlslaarzen – en niet altijd in een rechte lijn – dwars door de wereldgeschiedenis en gooien als ware rebellen van alles overhoop. Zowel Hobbes (met zijn oorlog van allen tegen allen) als Rousseau (paradijs van nobele wilden) had ongelijk over de premoderne mensheid. Mensen werkten samen en experimenteerden volgens de Davids volop met politieke macht en sociale organisatie. Een dwingende evolutie valt volgens hen niet te ontdekken; er is altijd een alternatief.
De kleine-formule heeft ook een nadeel: de weergave is goed, maar kritische weging ontbreekt, zodat de beweringen van Graeber en Wengrow nog meer autoriteit krijgen dan ze al hadden. Goed dus om te blijven bedenken dat De kleine Graeber en Wengrow bedoeld is als samenvatting, het soort uittreksel dat bij een examen goed van pas zou komen. Kritiek dient de lezer er zelf bij te verzinnen, bondige samenvattingen van recensies zijn nog niet in omloop. Misschien een idee voor een nog kleinere appendix?